ECLI:NL:RBHAA:2005:AT9196

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
274449
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na vechtpartij tussen medewerkers

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 30 juni 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een medewerkster bij Pharmachemie B.V. De medewerkster was op staande voet ontslagen na een incident in het bedrijfsrestaurant, waarbij zij een obscene gebaar maakte naar een collega, wat leidde tot een vechtpartij. De kantonrechter oordeelde dat de medewerkster, die 18 jaar in dienst was, niet gelijkgesteld kon worden aan de andere medewerker die slechts twee jaar in dienst was en eerder was gewaarschuwd voor vergelijkbaar gedrag. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever, Pharmachemie, niet hoefde te dulden dat werknemers zich ongepast gedroegen, maar dat het ontslag op staande voet in dit geval niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter vond dat een minder ingrijpende maatregel, zoals een berisping, meer op zijn plaats zou zijn geweest. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, met de overweging dat er onvoldoende gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 274449
datum uitspraak: 30 juni 2005
Beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap Pharmachemie B.V.,
te Haarlem,
verzoekster,
hierna: Pharmachemie,
gemachtigde mr. M.J. Jager,
--tegen--
[verweerster],
te [woonplaats],
verweerster,
hierna: [verweerster],
gemachtigde mr. M.M.C. Roos.
1. De procedure
1.1 Op 24 mei 2005 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Pharmachemie, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor het geval mocht blijken dat deze niet reeds is geëindigd. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 juni 2005. Op deze zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht. De gemachtigde van Pharmachemie heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is verhandeld.
1.3 Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.4 De inhoud van de stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [verweerster] is 39 jaar oud. Zij is sedert 1 juni 1987 bij Pharmachemie in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De huidige functie van [verweerster] is administratief medewerkster D tegen een salaris van thans €1.721,52 bruto per maand, exclusief emolumenten.
b. Binnen Pharmachemie is een beleid ontwikkeld ten aanzien van de omgangs-vormen die werknemers onderling in acht moeten nemen. In het kader van dat beleid is een Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen opgesteld.
c. Die Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen bevat onder meer de volgende mogelijke maatregelen bij gegrond bevinding van een klacht:
- schriftelijke berisping
- schriftelijke berisping met daaraan verbonden gevolgen voor de beoordeling
- een eenmalige stopzetting van de periodieke verhoging
- een tijdelijke schorsing
- overplaatsing
- ontslag.
d. Op 28 april 2005 heeft in het bedrijfsrestaurant van Pharmachemie een incident plaatsgevonden tussen [verweerster] en een andere werknemer van Pharma-chemie, te weten: [medewerker].
e. [verweerster] heeft toen naar [medewerker] haar middelvinger opgestoken waarna beiden over en weer met koffie hebben gegooid. Over wat er precies is voorge-vallen, met name over de vraag wie van beiden fysiek geweld heeft gebruikt, lopen de verklaringen van beiden en van de getuigen uiteen.
f. Bij brief van 29 april 2005 heeft Pharmachemie aan [verweerster] meege-deeld dat zij met ingang van 29 april 2005 tot en met 2 mei 2005 geschorst was en haar werkzaamheden niet mocht verrichten.
g. Vervolgens heeft Pharmachemie [verweerster] met ingang van 3 mei 2005 op staande voet ontslagen en dit haar bij brief van gelijke datum meegedeeld.
h. [medewerker] is eveneens op staande voet ontslagen. In het kader van een afzonderlijke procedure hebben Pharmachemie en [medewerker] een regeling getroffen ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [medewerker] was ongeveer twee jaar in dienst bij Pharmachemie en was eerder, te weten: in november 2004, mondeling gewaarschuwd wegens het maken van obscene gebaren.
3. Het verzoek
Pharmachemie verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het dienstverband tussen partijen nog mocht blijken te bestaan. Pharmachemie baseert het verzoek primair op een dringende reden en subsidiair op veranderingen in de omstan-digheden.
4. Het verweer
[verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een vergoeding van €41.830,99 bruto.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. Daarvan is in dit geval geen sprake.
5.2 Omtrent de vraag of zich gewichtige redenen voordoen die tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden, wordt het volgende overwogen.
De kantonrechter stelt voorop dat Pharmachemie niet hoeft te dulden dat werknemers zich gedragen zoals [verweerster] en [medewerker] dit hebben gedaan in het bedrijfsrestau-rant op 28 april 2005. Pharmachemie stelt zich daarom terecht op het standpunt dat zij daartegen moet optreden.
Met [verweerster] is de kantonrechter evenwel van oordeel dat, indien het ontslag op staande voet rechtens ongeldig is, ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten opzichte van [verweerster] een te ingrijpend middel is om duidelijk te maken dat het ten toon gespreide gedrag onacceptabel is. Gesteld noch gebleken is dat [verweerster] gedurende het dienstverband van 18 jaar eerder voor dergelijk gedrag is gewaarschuwd. Dat was bij [medewerker] wel het geval. [verweerster] en [medewerker] kunnen daarom niet over één kam worden geschoren. Een berisping of een andere minder ver gaande maatsregel die de Klachtenprocedure noemt had in het geval van [verweerster] meer voor de hand gelegen. Indien deze maatregel binnen het bedrijf van Pharmachemie kenbaar zou worden gemaakt, kan hetzelfde doel worden bereikt als met een ontslag, te weten: dat het de werknemers bij Pharmachemie duidelijk moet zijn dat tegen gedrag als waarvan hier sprake is wordt opgetreden.
Gelet op de relatief korte tijd die sedert het ontslag op staande voet is verstreken, is de kantonrechter van oordeel dat het mogelijk moet zijn [verweerster] weer aan het werk te stellen. Dat collega’s van [verweerster] niet meer met haar zouden willen werken is op geen enkele manier aannemelijk geworden.
5.3 Al het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter tot de conclusie dat thans geen, althans onvoldoende gewichtige redenen bestaan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
5.4 Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompen-seerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
Wijst het verzoek af.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.