Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Partijen hebben op 17 september 2004 een huurovereenkomst gesloten met be-trekking tot de kantoorruimte gelegen op de begane grond en eerste verdieping in, alsmede 2 parkeerplaatsen aan de waterzijde bij, het kantoorgebouw aan de Havinghastraat 24 te Alkmaar.
b. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van bijna vijf jaar, ingaande 1 maart 2005 en lopende tot en met 31 december 2009, met een mogelijkheid tot voort-zetting voor een aansluitende perioden van 5 jaar.
c. De huurprijs bedraagt op jaarbasis €43.700,00 exclusief omzetbelasting en bijkomende leveringen en diensten.
d. Per kwartaal dient aan huur inclusief omzetbelasting en het voorschot voor bijkomende leveringen en diensten met de daarover verschuldigde omzetbelasting €13.817,85 door [gedaagden/eisers] te worden voldaan.
e. Artikel 8.1 van de huurovereenkomst luidt als volgt:
“Het verhuurde verkeert in CASCO staat, echter wordt voor rekening en risico van verhuurder opgeleverd met de volgende voorzieningen:
? vloerbedekking over de gehele oppervlakte van het gehuurde, keuze naar kleur door huurder, zulks tot een maximum bedrag van €10,-- per m²;
? wandbedekking door middel van spacpoets;
? systeemplafond met TL-verlichtingsarmaturen;
? “plafondpalen” ten behoeve van de bekabeling;
? dames- en herentoilet op de begane grond en de 1e verdieping;
? pantry op de begane grond;
? nooduitgang.”
f. Ter vergadering van 8 februari 2005 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Alkmaar besloten vrijstelling te verlenen voor het wijzigen van de bestemming “kleine bedrijvigheid” in “kantoren” voor het ge-deelte van het pand Havinghastraat 24 dat niet bij MB Cosmetics in gebruik is.
g. Bij brief van 8 februari 2005 hebben [gedaagden/eisers] het volgende aan [eiseres/verweerster] geschreven:
“(…)
Wij hebben tot op heden geen schriftelijke goedkeuring van de Gemeente Alkmaar mogen ont-vangen. Zoals wij reeds bij brief van 5 januari jl meedeelden, zien wij af van de huurovereenkomst betreffende het pand aan de Havinghastraat 24.
(…)
Wij beschouwen de tussen u en ons kantoor gestelde huurovereenkomst als ontbonden.
(…)”
h. Bij brief van 3 maart 2005 hebben [gedaagden/eisers] onder meer het volgende aan [eiseres/verweerster] geschreven:
“(…).
Wij hebben met elkaar over de oplevering van het pand aan de Havinghastraat 24 gesproken. Gezien het feit dat de vrijstellingsverklaring niet eerder rond is dan 11 maart a.s. kon het pand niet tegen de afgesproken datum van 1 maart 2005 verhuurd worden. Wij hebben met elkaar be-sproken dat wij een minimale termijn van twee maanden nodig hadden om onze verhuizing te kunnen voorbereiden.
Afgesproken is dat wij ons huurcontract daarom op 1 juni a.s. zullen laten ingaan, op voor-waarde dat alle benodigde vergunningen zijn gerealiseerd.
Daarnaast hebben wij gesproken over de afwezigheid van een nooduitgang. Voor ons is niet ac-ceptabel dat er één vluchtweg in het pand is. (…) Daarnaast hebben wij de plaatsing van de nooduitgang contractueel vastgelegd.
(…)
Indien de vergunningen en de nooduitgang niet gerealiseerd kunnen worden, dan behouden wij ons het recht voor om alsnog het huurcontract te ontbinden.
(…)”
i. Bij besluit van 18 maart 2005 heeft het College van Burgemeester en Wethou-ders van de gemeente Alkmaar vervolgens die vrijstelling verleend van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
j. Aan de vrijstelling zijn door de gemeente Alkmaar de volgende voorwaarden verbonden:
“(…)
1. De rookvrije vluchtroutes moeten leiden naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg, zonder dat hierbij deuren moeten worden gepasseerd die met behulp van sleutels of andere “losse” hulpmiddelen zijn te openen. (…).
2. Voordat het gebouw in gebruik wordt genomen dienen de hieronder geëiste brandbeveili-gingsinstallaties te zijn opgeleverd en door de bevoegde brandweerautoriteit te zijn goedge-keurd, te weten:
3. In het gebouw waarin beide vluchtroutes vanaf de toegang van de verblijfsruimte gedeelte-lijk samenvallen, zijn de verkeersruimten waarin de bedoelde vluchtroutes samenvallen, alsmede ruimten van waaruit die vluchtroutes bij brand kunnen worden geblokkeerd, voor-zien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking. (…)
4. In het gebouw dient een ontruimingsalarminstallatie aanwezig te zijn, welke dient te voldoen aan NEN 2575 en het programma van eisen van de Brandweer. (…)
5. Het gebouw moet worden voorzien van vluchtrouteaanduidingen als bedoeld in NEN 8088 (…)
6. De kantoorruimte moet zijn voorzien van een voorziening voor noodstroom, moeten de vluchtrouteaanduidingen zijn voorzien van verlichting en op de noodstroomvoorziening zijn aangesloten. De nood- en transparantverlichting dient te voldoen aan NEN 1838 en het ge-stelde onder hoofdstuk 11 van het boek “Brandbeveiligingsinstallaties” (…)”
k. Bij e-mail bericht van 30 maart 2005 hebben [gedaagden/eisers] het vol-gende aan [eiseres/verweerster] geschreven:
“Bedankt voor je fax met daarin het vrijstellingsbesluit. Graag vernemen wij nog of je de aan het besluit verbonden voorwaarden 1 t/m 6 al gerealiseerd hebt. Tevens vernemen wij zo spoedig mogelijk van jou wat je aan de te naamstelling op het door jou verhuurde gedeelte gaat doen.”
l. Hierop heeft [eiseres/verweerster] het volgende per e-mail bericht van 1 april 2005 aan [gedaagden/eisers] geantwoord:
“Ter bevestiging: de aan het besluit van de gemeente verbonden voorwaarden 1 t/m 6 zijn allen gerealiseerd. Voor wat betreft de vraag over de naamsaanduiding hebben jullie mijn reactie als het goed is ontvangen per fax en per (eerdere) e-mail; het lijkt mij verstandig dat we daar nog even over overleggen en tot een voor ons allen aanvaardbare oplossing komen.”
m. Bij brief van 15 april 2005 heeft de gemachtigde van [eiseres/verweerster] onder meer het volgende aan [gedaagden/eisers] geschreven:
“(…)
- alle vereiste vergunningen waarvoor de verhuurder zou moeten zorgdragen, zijn aanwezig om het huurgenot ingaande 1 juni a.s. te kunnen verschaffen;
- contractueel is een nooduitgang bedongen als extra opleverpunt en die zal er voor 1 juni a.s. zijn. Die nooduitgang zal bestaan uit een tussendeur die de bovenverdiepingen van bei-de zijden van het pand met elkaar verbindt;
- wat een naamsvermelding van cliënte aan buitenzijde betreft, heeft zij u per brief van 8 april jl. bevestigd dat deze per 1 juni a.s. verwijderd zal zijn;
(…)”