ECLI:NL:RBHAA:2005:AU0689

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
265852
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen en gezondheidsklachten van vennoten

In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem op 10 augustus 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de vennoten van de vennootschap onder firma Drogisterij [Naam] V.O.F. [Eiseres] had een arbeidsovereenkomst met de gedaagden, die deze overeenkomst opzegden met toestemming van het CWI, vanwege teruglopende omzetten en gezondheidsklachten van de vennoten. [Eiseres] vorderde een schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was. De rechter overwoog dat gedaagden voldoende hadden aangetoond dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk was vanwege bedrijfseconomische redenen en dat er geen financiële compensatie voor [eiseres] was getroffen. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de werkgever bij beëindiging van het dienstverband zwaarder wogen dan de gevolgen voor [eiseres].

De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De rechter benadrukte dat [eiseres] niet had aangetoond dat gedaagden louter uit eigen belang hadden gehandeld en dat er geen bewijs was voor de stelling dat het ontslag kennelijk onredelijk was. De rechter concludeerde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de leeftijd en werkervaring van [eiseres], niet zodanig waren dat het ontslag als kennelijk onredelijk moest worden beschouwd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor werkgevers om bij ontslagprocedures zorgvuldig te handelen en de belangen van zowel werkgever als werknemer in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 265852
datum vonnis: 10 augustus 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
[eiseres],
te [plaatsnaam],
EISERES,
hierna: [eiseres],
gemachtigde mr. B.P. van Luyn,
--tegen--
de vereffenaars van de vennootschap onder firma Drogisterij [Naam] V.O.F., tevens zijnde de voormalige vennoten [gedaagden],
beiden wonende te [plaatsnaam],
GEDAAGDEN,
hierna: de vennootschap onder firma, respectievelijk [gedaagden],
gemachtigde mr. G.F.H. Velthuizen.
1. Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 17 februari 2005, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewezen en op 27 april 2005 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 24 mei 2005 gehouden comparitie van partijen en de bij die gelegenheid door partijen in het geding gebrachte stukken, waaronder pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres],
- de akte uitlating productie van [eiseres].
2. De vordering
2.1 [eiseres] vordert dat de rechtbank, sector kanton, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van €23.073,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van €749,62, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag bruto per maand, zulks voor iedere maand met ingang van 1 januari 2005 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
3. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen percentage voor de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het genoemde salaris;
4. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het genoemde salaris vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
5. gedaagden zal veroordelen in de proceskosten.
2.2 [eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grond-slag gelegd:
[eiseres] is van mening dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Hoewel het [gedaagden] vrij staat om te stoppen met werken, betekent dat niet dat het ontslag niet kennelijk onredelijk kan zijn. Onder de gegeven omstandigheden is dat wel het geval en had de pijn voor [eiseres] in ieder geval enigszins verzacht moeten worden. De omstandigheden waarom het hier in het bijzonder gaat, zijn gelegen in de persoon van [eiseres] en in de motieven van gedaagden om de arbeidsovereenkomst tot een einde te laten komen.
[eiseres] is van zekere leeftijd, heeft geen courante opleiding en heeft 19 jaar lang naar beste kunnen bijgedragen aan de rentabiliteit van de onderneming.
Het te hanteren criterium is of gedaagden zonder enige compensatie aan [eiseres] in alle redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen. Daarbij dienen de belangen van partijen tegenover elkaar te worden afgezet.
[eiseres] verzoekt een vergoeding conform (of analoog aan) de kantonrechtersformule met een correctiefactor 1,5 hetgeen neerkomt op een vergoeding van €23.073,32 bruto.
Naast de vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag wordt loon gevorderd. Na december 2004 is geen salaris meer ontvangen. Aanspraak wordt gemaakt op doorbetaling van salaris vermeerderd met de wettelijke verhoging voor zover achterstallig.
[eiseres] maakt aanspraak op wettelijke rente vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2005 tot de dag der voldoening.
3. Het verweer
Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiseres], geboren op [1964], is sedert 1986 deels ook in deeltijd in dienstbetrekking werkzaam geweest bij gedaagden, laatstelijk in de functie van verkoopster tegen een bruto salaris van €749,62 per maand, exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten.
b. Gedaagden hebben een collectieve ontslagaanvraag ingediend bij het CWI in verband met gezondheidsklachten van de beide vennoten en in verband met bedrijfseconomische redenen.
c. [eiseres] heeft verweer gevoerd tegen die ontslagaanvraag.
d. Op 29 oktober 2004 heeft het CWI aan gedaagden toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen.
e. Gedaagden hebben de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd met ingang met 1 januari 2005.
f. [Gedaagden] zijn van hun 40 jaar durende werkzame leven gedurende ongeveer 30 jaar zelfstandig ondernemers geweest in de twee door de vennootschap onder firma gedreven ondernemingen te Santpoort-Zuid en Bennebroek.
g. De omzetcijfers van de vennootschap onder firma geven sedert 2002 een dalend verloop.
h. [Gedaagden] hebben te kampen met gezondheidsproblemen.
i. In augustus 2003 hebben gedaagden de vestiging in Santpoort-Zuid wegens teruglopende omzetten en de aanwezige gezondheidsproblemen moeten sluiten.
j. Gedaagden hebben voor de vestiging in Bennebroek vergeefs een overnamekandidaat gezocht teneinde de arbeidsplaats voor [eiseres] te kunnen laten voorbestaan.
k. Bij brief van 1 maart 2005 heeft FaCo Diensten B.V. het volgende aan gedaagden bericht:
“(…)
Uw ABC drogisterij heeft zeker een jaar te koop gestaan maar bleek onverkoopbaar en wel om de volgende redenen:
- de verkoopvloeroppervlakte was zeer beperkt/te beperkt voor een volledige drogisterij met overlevingskansen
- een deel van de omzet zou na verkoop wegvallen daar de depositaire merken (…) hun contracten zouden beëindigen
- de winkelstrip heeft te weinig aanzuigende werking op de consument in Bennnebroek
- de prijs van het onroerend goed in Bennebroek te hoog is om er rendabel een drogisterij in te kunnen exploiteren
- er gezien de verouderde staat van het interieur fors in nieuw geinvesteerd zou moeten worden
- de dalende omzet, een ontwikkeling waar al enige jaren sprake van was
- de mogelijke wijziging van de WOG waardoor de geneesmiddelen wellicht in de toekomst vrij verkocht mogen gaan worden.
Door zowel FaCo als uw persoon zijn er diverse pogingen ondernomen om de drogisterij te verkopen, wij hebben diverse malen in ons blad Factueel geadverteerd, maar helaas zonder resultaat. Naar mijn mening zijn alle mogelijke inspanningen getroost, maar helaas zonder resultaat.”
l. [eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van de door gedaagden aangeboden bemiddeling om elders een betrekking te vinden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Met betrekking tot de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is overweegt de kantonrechter het volgende.
Gelet op de stellingen van [eiseres] moet worden beoordeeld of het ontslag, mede in aanmerking genomen de voor [eiseres] getroffen voorzieningen en de voor [eiseres] bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging.
Tussen partijen staat vast dat gedaagden geen financiële voorziening voor [eiseres] hebben getroffen.
Uit de hierboven genoemde vaststaande feiten volgt dat gedaagden tot bedrijfsbeëindiging hebben moeten besluiten op grond van teruglopende omzetten en gezondheidsklachten van de beide vennoten.
[eiseres] heeft één en ander, gelet op de door gedaagden in het geding gebrachte producties, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Met name is geen steun te vinden voor haar stelling dat gedaagden louter uit eigen belang hebben gehandeld. Gelet op de relatief geringe opbrengst na fiscale afrekening na de bedrijfsstaking kan niet gezegd worden dat gedaagden slechts hebben gehandeld om voor zichzelf een pensioenvoorziening te creëren.
Als onvoldoende weersproken heeft de kantonrechter ook als vaststaand aangenomen dat gedaagden hebben getracht een overnamekandidaat te zoeken, maar dat zij daarin niet zijn geslaagd. De brief van FaCo Diensten B.V. van 1 maart 2005 laat geen twijfel bestaan over de overlevingskansen van een drogisterij op de locatie van gedaagden. Ook daaruit blijkt dus de bedrijfseconomische noodzaak om tot beëindiging over te gaan.
Uit het vorenstaande blijkt het belang van gedaagden bij beëindiging van het dienstverband met [eiseres].
Dit belang van gedaagden afzettend tegen de gevolgen van de opzegging voor [eiseres] komt de kantonrechter tot de conclusie dat geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Door [eiseres] is immers niet, althans onvoldoende weersproken dat gedaagden hebben aangeboden te bemiddelen bij het vinden van een dienstbetrekking elders, maar dat [eiseres] daar niet op is ingegaan. Voorts staat vast dat gedaagden zich hebben ingespannen een overnamekandidaat te zoeken. Het dienstverband van [eiseres] is in absolute jaren lang te noemen, maar dat is relatief omdat zij in deeltijd heeft gewerkt. Voorts vormt naar het oordeel van de kantonrechter de leeftijd van [eiseres] in combinatie met haar ervaringen als verkoopster in een drogisterij geen zodanige belemmering bij het vinden van een andere betrekking dat om die reden het ontslag als kennelijk moet worden beschouwd.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde vergoeding zal worden afgewezen.
5.2 De vorderingen onder 2., 3. en 4. moeten reeds worden afgewezen omdat [eiseres] op geen enkele wijze heeft gesteld waar die vordering op is gebaseerd en waarom zij meent dat de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2005 tot een einde is gekomen. Er is immers opgezegd per 1 januari 2005, zodat, los van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is, de arbeidsovereenkomst in ieder geval per 1 januari 2005 tot een einde is gekomen.
5.3 Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.4 [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld.
6. De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op €820,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 10 augustus 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.