ECLI:NL:RBHAA:2005:AU2029

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/630337-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Flohil
  • mrs. Rosier
  • mrs. Heidinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping ontvankelijkheidsverweer en veroordeling voor poging zware mishandeling en meerdere auto-inbraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 augustus 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en meerdere auto-inbraken. De rechtbank heeft het ontvankelijkheidsverweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat de redelijke termijn voor vervolging was overschreden. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in de vervolging niet uitsluitend aan het openbaar ministerie kon worden toegeschreven, maar ook aan de proceshouding van de verdachte zelf. De verdachte had zich in het verleden uitdrukkelijk onschuldig verklaard en een ander als dader aangewezen, wat de voortgang van het onderzoek had vertraagd. Na de verklaring van de verdachte in mei 2005 werd de vervolging echter weer opgepakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank achtte de subsidiaire poging tot zware mishandeling en de diefstallen bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de Brijderstichting, inclusief een behandeling.

De rechtbank heeft ook beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen, die verband hielden met de bewezen feiten, onttrokken moesten worden aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummers: 15/630337-05, 15/650017-05 en 15/030293-04 (tul)
Uitspraakdatum: 22 augustus 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheidsverweer feit 1
Volgens de verdediging is de in acht te nemen redelijke termijn binnen welke de vervolging en berechting moet plaatsvinden terzake van het steekincident in Amsterdam op 31 juli 1999 verre overschreden. Tussen oktober 1999 en mei 2005 heeft het openbaar ministerie immers niets met het dossier gedaan en heeft verdachte er ook niets meer over gehoord. De officier kan dan ook niet in zijn vervolging worden ontvangen, waaraan niet afdoet de omstandigheid dat de wederopvatting van de vervolging het gevolg is van het feit dat verdachte zich in mei 2005 vrijwillig heeft aangegeven.
De rechtbank ziet dat anders. Uit de dossierstukken blijkt dat de op 31 juli 1999 aangehouden en ingesloten verdachte en nog een andere verdachte op 3 augustus 1999 zijn vrijgelaten en dat het opsporingsonderzoek tegen de verdachten kennelijk na oktober 1999 is gestaakt. De stand van onderzoek destijds was dat beide verdachten elkaar als dader aanwezen en dat flankerend bewijsmateriaal niet zonder meer tot uitsluitsel leidde. Weliswaar hebben tussen, grofweg, 1999 en 2005 geen activiteiten van verdere vervolging plaatsgevonden, maar dat schrijft de rechtbank mede toe aan de proceshouding van verdachte die destijds uitdrukkelijk zijn onschuld stelde en een ander als dader aanwees, hetgeen, naar verdachte thans verklaart, geen weergave van de werkelijkheid was. Vanaf het moment dat verdachte op 4 mei 2005 is gaan verklaren, is de verdere vervolging voortvarend ter hand genomen.
De hier beschreven gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet zo uitzonderlijk dat daarin grond is gelegen het openbaar ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn thans niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging. Wel zal bij bewezenverklaring van het feit die overschrijding een rol kunnen spelen bij het bepalen van de strafmaat.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het openbaar ministerie is ook overigens ontvankelijk in zijn vervolging en er zijn geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat:
1. SUBSIDIAIR:
hij op 31 juli 1999 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de rug van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 4 november 2002 tot en met 5 november 2002 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit een personenauto (merk Peugeot 106) heeft weggenomen kleding en een versterker en 12 cd's en een mobiele telefoon (Nokia), toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- uit een personenauto (merk Volkswagen Polo) heeft weggenomen een autoradio-cd-speler en een gereedschapskist, toebehorende aan [slachtoffer 3],
waarbij verdachte en zijn mededader telkens de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij op 31 december 2004 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Renault Laguna) heeft weggenomen een aktentas (met papieren) en een headset, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4. PRIMAIR:
hij op 30 december 2004 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk Mercedes Sprinter) weg te nemen goederen of geld van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot voornoemde auto te verschaffen en/of die weg te nemen goederen of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een steen het raam van het rechter voorportier heeft ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
(parketnummer 650017-05)
hij op 9 januari 2005 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn, toebehorende aan [slachtoffer 6], heeft beschadigd, immers heeft hij, verdachte, krachtig een (bak)steen tegen genoemd kozijn gegooid;
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair: poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 4, primair: poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Hoofdstraf
De officier van justitie heeft – kort gezegd – ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van eenentwintig maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met aftrek, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Brijderstichting, zoals het moeten ondergaan van een behandeling door de Waag.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder Verslavingszorg, Bureau Haarlem, Regio Zuid, Afdeling Reclassering uitgebrachte rapport van 5 augustus 2005 is gebleken. Met name heeft de rechtbank erop acht geslagen dat uit deze rapportage naar voren komt dat de kans op recidive hoog is, wanneer verdachte alcohol en drugs blijft gebruiken. Ten slotte heeft de rechtbank zich laten leiden door een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor diefstallen, zoals de thans bewezen geachte feiten 2, 3 en 4 (primair).
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Een wildplasser, die zich aangesproken voelde door opmerkingen over zijn gedrag van de zijde van een groep terrasbezoekers, heeft uit een belendend café een groep medestanders gehaald, waarna tussen beide groepen onenigheid is ontstaan. Daarbij heeft verdachte, behorend bij de groep van de wildplasser, het slachtoffer, een Canadese toerist, met een vlindermes in de rug gestoken, volgens eigen zeggen om zijn broer te beschermen. Het slachtoffer heeft daarbij een snijwond met een diepte van ongeveer 2 centimeter in het midden van de rug naast de elfde wervel opgelopen. Daarbij zijn geen vitale delen van het lichaam geraakt, maar de snijwond zat ongeveer slechts 3 centimeter onder de long.
Dergelijke misdrijven hebben, naast lichamelijke gevolgen, bij de slachtoffers daarvan vaak langdurig ernstige psychische gevolgen en brengen in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft verdachte – onder andere samen met een ander – meerdere auto-inbraken op zijn geweten.
Auto-inbraken zijn ergerlijke en vaak gepleegde feiten die niet alleen schade en hinder toebrengen aan de gedupeerden maar ook, gelet op de verzekeringsclaims van de gedupeerden, een financiële belasting vormen voor de hele maatschappij.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft, mede gelet op de omstandigheid dat in het onderhavige geval ten aanzien van feit 1 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd. Van belang daarbij is ook dat verdachte door zijn bekennende verklaring in feit 1 blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelwijze – iemand met een mes steken en een ander daarvan onterecht beschuldigen – in te zien.
De gedeeltelijke voorwaardelijkheid van de straf dient er tevens toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Brijder Verslavingszorg, Bureau Haarlem, Regio Zuid, Afdeling Reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat zij door middel van de bewezen geachte feiten zijn verkregen, met behulp daarvan het feit 1 (subsidiair) is begaan dan wel het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en zij kunnen dienen tot het plegen van soortgelijke feiten.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 16 juli 2004 heeft de Politierechter te Haarlem betrokkene ter zake van diefstal, meermalen gepleegd, en poging tot diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk. Ten aanzien van dat voorwaardelijk deel is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van Justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Gelast zal mitsdien worden, gelet op artikel 14g van het wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 14g, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 63, 302, 310, 311, 350.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1. primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (zegge: vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (zegge: vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Brijder Verslavingszorg, Bureau Haarlem, Regio Zuid, Afdeling Reclassering, thans in de persoon van M. Muurling, ook als zulks inhoudt behandeling door de Waag.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 5.00 STK Videoband Kl: zwart
GOLD MEDAL VHS
pornografische videobanden, GM462 Slave Girl
- 1.00 STK Hakmes Kl: zilver
ROSENBAUM
zogenaamd slagersmes
- 1.00 STK Mes
VLINDERMES
goudkleurige handvaten, bebloed
- 1.00 STK Kleding Kl: wit
T-Shirt
met bloed
Wijst toe de vordering van de officier van justitie opgelegd in de zaak met parketnummer 15/030293-04 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf, groot 1 (zegge: één) maand, opgelegd bij vonnis van de Politierechter d.d. 16 juli 2004.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Flohil, voorzitter,
mrs. Rosier en Heidinga, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Dijkstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2005.
Mrs. Heidinga en Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.