ECLI:NL:RBHAA:2005:AU3471
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter inzake gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarige in internationale context
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 september 2005 uitspraak gedaan over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter met betrekking tot het gezag en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2002. De man, die alleen de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding en nevenvoorzieningen, waarbij hij stelt dat de vrouw, die zowel de Nederlandse als de Zuid-Afrikaanse nationaliteit bezit, in 2003 met hun kind naar Zuid-Afrika is vertrokken en sindsdien alle contacten met hem heeft verbroken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Zuid-Afrika heeft, en dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd moet verklaren om het verzoek tot regeling van het gezag en de omgang te behandelen, omdat de zaak onvoldoende verbonden is met de rechtssfeer van Nederland.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige afgewezen, omdat de man onvoldoende draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen. De rechtbank heeft eerder in een tussenbeschikking van 12 oktober 2004 geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot de echtelijke woning, die in Nederland is gelegen. De man is nu aangewezen als huurder van de woning, terwijl de verzoeken met betrekking tot het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zijn afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de lange periode dat de vrouw en het kind in Zuid-Afrika verblijven en de cruciale band tussen de minderjarige en zijn moeder. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtbank om zich te onthouden van het nemen van beslissingen die het belang van het kind in gevaar kunnen brengen, gezien de omstandigheden van de zaak.