ECLI:NL:RBHAA:2005:AU3476
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van het recht op omgang met minderjarigen na ernstige geweldsdelicten
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 augustus 2005 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de beschikking van 13 december 2004, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld, herzien. De aanleiding voor deze herziening was de ernstige geweldsdelicten die de vader had gepleegd tegen de moeder van de kinderen, waaronder een poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader kennelijk ongeschikt is tot omgang met zijn kinderen, omdat zijn gewelddadige gedrag niet alleen de moeder, maar ook de kinderen ernstige, onomkeerbare schade heeft toegebracht. De rechtbank oordeelde dat een omgangsregeling in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de omgangsregeling te beëindigen en het recht op omgang voor de vader te ontzeggen, toegewezen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De vader had in zijn verweer aangegeven dat hij geen gevaar voor de kinderen zou zijn en dat de omgang met hen niet in de weg zou staan door de slechte verstandhouding met de moeder. Echter, de rechtbank heeft deze argumenten verworpen en benadrukt dat de veiligheid en het welzijn van de kinderen voorop staan. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de minderjarigen, die beschermd moeten worden tegen de gevolgen van het gewelddadige gedrag van hun vader.