ECLI:NL:RBHAA:2005:AU5598

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/601062-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Flohil
  • mrs. Rosier
  • Pott Hofstede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met fatale afloop in verkeersongeluk

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 1 november 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 mei 2004 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk. De verdachte, bestuurder van een motorrijtuig, reed met een snelheid van ongeveer 116 km/u op de N205, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 70 km/u was. Hij negeerde een rood verkeerslicht en botste frontaal op een motorrijder die met groen licht de kruising opreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, wat leidde tot de dood van de motorrijder. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 240 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat het rijgedrag van de verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar bracht, maar ook fatale gevolgen had voor een medeverkeersdeelnemer. De uitspraak benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/601062-04
Uitspraakdatum: 1 november 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2005 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primaire tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 8 mei 2004 in de gemeente Haarlemmermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N205 (Drie Merenweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, immers heeft hij, verdachte, naderende de kruising van deze weg met de N201, gereden over eerder genoemde weg met een snelheid van ongeveer 116 km/uur, een hogere dan de ter plaatse toegestane en middels een bord A1 van Bijlage I van het reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven snelheid van 70 km/uur (aangegeven ongeveer 300 meter voor die kruising of splitsing), en vervolgens is hij, verdachte, met eerder genoemde snelheid, een in zijn rijrichting roodlicht uitstralend verkeerslicht negerend, genoemde kruising opgereden, terwijl een hem tegemoet komende motorrijder, nadat het verkeerslicht in de rijrichting van die motorrijder groen licht was gaan uitstralen, links afslaand die kruising opreed, en vervolgens heeft hij, verdachte, niet zijn snelheid zodanig geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarna en waardoor een aanrijding ontstond tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die motorrijder, waardoor die motorrijder, [slachtoffer], werd gedood.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
De officier van justitie heeft een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 240 uur geëist, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden waarvan 6 in voorwaardelijke vorm met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast wordt een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij – nabestaande van het slachtoffer – gevorderd.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte reed op de heldere en droge avond van 8 mei 2004 vanuit de richting van Nieuw-Vennep als – ter plaatse bekende – bestuurder in een onverzekerde Range Rover over de als snelweg ingerichte Provinciale weg N205 in de richting van Vijfhuizen. Hij naderde de afslag met de verbindingsweg naar Hoofddorp met een snelheid van ongeveer 116 km/u, hoewel de maximumsnelheid zo' n 300 meter vóór de zich bij die afslag bevindende stoplichten blijkens borden van 100 km/u was teruggebracht tot 70 km/u. Vast van plan de inmiddels van groen op oranje gesprongen verkeerslichten te passeren voordat deze rood zouden worden, gaf verdachte gas bij. Verdachte negeerde aldus niet alleen bewust de waarschuwing van zijn als bijrijdster aanwezige vriendin om zulks niet te doen, maar sloeg evenmin acht op de inmiddels in zijn zichtveld verschenen motorrijder. Op grond van het technisch onderzoek naar de werking van de verkeerslichten en de impact van het ongeval, alsmede gelet op de verklaringen van enkele getuigen, houdt de rechtbank het ervoor, dat verdachte door rood is gereden en vervolgens de met groen verkeerslicht optrekkende motorrijder frontaal heeft geraakt, met alle desastreuze gevolgen van dien.
Anders dan de officier van justitie merkt de rechtbank, gezien het voorgaande, het rijgedrag van verdachte aan als roekeloos. Immers, hij pleegde tot twee maal toe een snelheidsovertreding, heeft de betekenis van een oranje verkeerslicht – stoppen als dat nog kan – miskend, is door rood gereden en heeft niet gelet op weggedrag van andere verkeersdeelnemers.
Deze roekeloosheid heeft geleid tot de dood van een medeweggebruiker, van wie de nabestaanden nog elke dag worden geconfronteerd met de consequenties van het keuzepatroon van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier gevorderde straf dan ook geen recht doet aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit en de daaruit voortvloeiende gevolgen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Tevens is de rechtbank op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur in een voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst andermaal dergelijk verkeersgedrag te tonen.
Tenslotte ziet de rechtbank in het vorenoverwogene aanleiding verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de hierna te noemen duur, met dien verstande dat ook hier een deel van de ontzeggingsduur in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van in totaal € 9.125,57 (kosten begrafenis, burgerlijke stand, notaris en – rekening houdend met afschrijving – motor, motorhelm en kleding) eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige (inkomensderving) niet in haar vordering ontvangen, daar deze post niet eenvoudig is vast te stellen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 9.125,57.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd is geweest op de duur van voornoemde straf geheel in mindering wordt gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 9.125,57 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer 345813006, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 9.125,57, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 182 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Flohil, voorzitter,
mrs. Rosier en Pott Hofstede, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Oomen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2005.