ECLI:NL:RBHAA:2005:AU6014
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. J. Flohil
- mr. A. Mateman
- mr. J. Donders
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs en schending van verdedigingsbelang in strafzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 7 november 2005, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare bewijsmiddelen te eenzijdig waren en dat het verdedigingsbelang van de verdachte ernstig was geschaad. De verdachte had van meet af aan ontkend op de aangeefster te zijn ingereden en had consistent verklaard dat hij niet schuldig was aan de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster en haar omgeving, gezien de slechte verstandhouding met de verdachte, niet als volwaardig bewijs konden worden aangemerkt zonder kritische toetsing.
De rechtbank stelde vast dat het belang van de waarheidsvinding niet meer gediend kon worden door getuigen bijna twee jaar na de feiten te horen. De kans dat nieuwe details aan het licht zouden komen, werd als te laag ingeschat. Bovendien was er geen bewijs dat de politie onderzoek had gedaan naar andere mogelijke getuigen. De rechtbank vond dat de verdachte onherstelbaar tekort was gedaan in zijn recht om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank besloot daarom tot vrijspraak en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak op een openbare zitting hebben behandeld.