ECLI:NL:RBHAA:2005:AU6014

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030006-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. J. Flohil
  • mr. A. Mateman
  • mr. J. Donders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs en schending van verdedigingsbelang in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 7 november 2005, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare bewijsmiddelen te eenzijdig waren en dat het verdedigingsbelang van de verdachte ernstig was geschaad. De verdachte had van meet af aan ontkend op de aangeefster te zijn ingereden en had consistent verklaard dat hij niet schuldig was aan de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster en haar omgeving, gezien de slechte verstandhouding met de verdachte, niet als volwaardig bewijs konden worden aangemerkt zonder kritische toetsing.

De rechtbank stelde vast dat het belang van de waarheidsvinding niet meer gediend kon worden door getuigen bijna twee jaar na de feiten te horen. De kans dat nieuwe details aan het licht zouden komen, werd als te laag ingeschat. Bovendien was er geen bewijs dat de politie onderzoek had gedaan naar andere mogelijke getuigen. De rechtbank vond dat de verdachte onherstelbaar tekort was gedaan in zijn recht om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank besloot daarom tot vrijspraak en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak op een openbare zitting hebben behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/030006-04
Uitspraakdatum: 7 november 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 160 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en een taakstraf van 240 uren bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De rechtbank daarentegen, acht niet overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag dan wel poging zware mishandeling en overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte leefde al enige tijd voor het gebeuren op 31 december 2003 in onmin met de familie van de latere aangeefster. Het relaas van aangeefster als zou verdachte bewust, maar zonder succes op haar zijn ingereden omdat zij op het laatste moment werd weggetrokken, vindt steun in verklaringen van familieleden en enige vrienden van (de familie van) aangeefster. Andere eventuele getuigen die iets over de toedracht zouden hebben kunnen meedelen, zijn niet gehoord. Overigens is ook niet gebleken dat de politie zelf onderzoek naar mogelijke getuigen heeft ingesteld. De enige getuigenverklaring die enigszins onafhankelijk genoemd kan worden, is die van getuige [getuige]. Echter, zijn waarneming betreft niet het bijna aangereden worden van aangeefster.
Bij die stand van zaken had de verdediging uitdrukkelijk belang bij het doen horen door de rechter-commissaris van de getuigen die zich over verdachtes rijgedrag belastend hadden uitgelaten. De raadsvrouw heeft daarop dan ook bij herhaling aangedrongen bij de officier van justitie en de rechter-commissaris. Van het horen van de betrokken getuigen door de rechter-commissaris is niets terechtgekomen: na het intrekken van de dagvaarding op 25 maart 2004 tot aan de in persoon op 3 oktober 2005 uitgereikte nieuwe dagvaarding is er geen actie ondernomen, terwijl hiervan de verdediging geen verwijt valt te maken. Eerst ter terechtzitting heeft de officier doen weten zich niet (langer) te verzetten tegen de inwilliging van het verzoek van de verdediging en is deze accoord gegaan met aanhouding van de zaak te dien einde.
De rechtbank is van oordeel dat aan het belang van de waarheidsvinding, waaronder zowel valt het inhoudelijk toetsen van de verklaringen, als de controle op de betrouwbaarheid van de getuigen, geen recht meer kan worden gedaan door de getuigen thans nog – bijna twee jaren na dato – te doen horen. De kans dat niet eerder bekende details eensklaps nieuw licht op de zaak zullen werpen, wordt te laag geschat, terwijl van het verband van familie en vrienden geen voor verdachte ontlastende werking zal uitgaan. Dat betekent dat verdachte onherstelbaar tekort is gedaan is in zijn recht om zich tegen het tenlastegelegde te verdedigen.
Omdat enerzijds verdachte van meet af aan heeft ontkent op aangeefster te zijn ingereden en daaromtrent consequent heeft verklaard, en anderzijds de verklaringen vanuit de kring van aangeefster, bezien in het licht van de slechte verstandhouding met verdachte, zonder kritische toets niet als volwaardig bewijs kan gelden, ontbreekt het de rechtbank aan overtuiging dat het tenlastegelegde bewezen is. Vrijspraak moet dus volgen.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Flohil, voorzitter,
mrs. Mateman en Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Ket,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2005.
mr. Ket is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.