ECLI:NL:RBHAA:2005:AU6177

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116726 - KG ZA 05-492
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over aanbestedingsprocedure en uitleg van bestekseisen in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsprocedure, hebben partijen in kort geding een geschil over de uitleg van het bestek. De voorzieningenrechter heeft op 2 november 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Heijmans Infra B.V. en de Gemeente Zaanstad, waarbij ook de Combinatie van Aannemingsmaatschappij VBK Hoorn B.V., Gebr. Beentjes Grond-, Weg- en Waterbouw B.V. en LBU B.V. betrokken was. De Gemeente had een aanbesteding aangekondigd voor de aanleg van persleidingen en gemalen in Zaandam-Oost, waarbij specifieke omzeteisen waren gesteld aan de inschrijvers. Heijmans vorderde een verbod op gunning aan de Combinatie, terwijl de Combinatie op haar beurt een verbod op gunning aan Heijmans verlangde. De voorzieningenrechter oordeelde dat beide vorderingen moesten worden afgewezen, omdat de in het bestek vervatte geschiktheidseisen niet voldeden aan het vereiste van eenduidigheid. De rechter concludeerde dat de onduidelijkheid in de eisen zowel Heijmans als de Combinatie benadeelde, en dat er geen grond was om de Gemeente te verplichten de gunning aan een van de partijen te verlenen. De rechter stelde voor om een heraanbesteding te overwegen, maar aangezien geen van de partijen hierom had verzocht, werd dit niet in het kort geding behandeld. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 116726 / KG ZA 05-492
Vonnis in kort geding van 2 november 2005
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEIJMANS INFRASTRUCTUUR B.V.,
gevestigd te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
eiseres,
procureur mr. R.M. Sluijter,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
gevestigd te Zaandijk, gemeente Zaanstad,
gedaagde,
procureur mr. M.E. Biezenaar,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ VBK HOORN B.V.,
gevestigd te Hoorn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEBR. BEENTJES GROND-, WEG- EN WATERBOUW B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LBU B.V.,
gevestigd te Krommenie,
tussengekomen partij,
advocaat mr. J.M.F. Dingemans te Amsterdam,
procureur mr. H.K. Garvelink.
Partijen zullen hierna Heijmans, de Gemeente en de Combinatie genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit verloop blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Gemeente,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van de Combinatie
- het verleende verlof tot tussenkomst
- de pleitnotities van de Combinatie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente heeft in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 18 mei 2005 de aanbesteding van de ‘Aanleg persleidingen en gemalen Zaandam-Oost’ aangekondigd.
2.2. Het bij deze aanbesteding behorende bestek bevat een paragraaf 4 (‘Inschrijving’) met onder meer de volgende inhoud:
‘(...)
2. De in artikel 10 lid 3 van het UAR-EG 1991 bedoelde eisen zijn:
- in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in de aanleg van persleidingen, hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 3.000.000,-- per jaar.
- in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in de elektromechanische realisatie van rioolgemalen, hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 500.000,-- per jaar.
- In geval van een combinatie van 2 inschrijvers, zullen de inschrijvers gezamenlijk in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in persleidingen en/of gemalen hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 4.375.000,00 per jaar, waarbij door elk van de deelnemers in de combinatie aan minimaal EUR 500.000,00 omzet moet zijn voldaan.
- In geval van een combinatie van 3 inschrijvers, zullen de inschrijvers gezamenlijk in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in persleidingen en/of gemalen hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 5.250.000,00 per jaar,waarbij door elk van de deelnemers in de combinatie aan minimaal EUR 500.000,00 omzeteis moet zijn voldaan.
(...)
- in het bezit zijn van een kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm ISO 9001-“Model voor de kwaliteitsborging bij het ontwerpen, het ontwikkelen, het vervaardigen, het installeren en de nazorg” of de norm ISO 9001-“Model voor de kwaliteitsborging bij het vervaardigen, installeren en de nazorg” of de norm ISO 9002, dat betrekking heeft op de aard van het werk. Dit certificaat moet zijn afgegeven door een certifcaat-instelling, die daartoe is erkend door een nationale accreditatie-instelling (in Nederland: de Raad voor Accreditatie).
Ingeval van een combinatie van inschrijvers dient de combinatie respectievelijk dienen alle deelnemers in het bezit te zijn van het hiervoor bedoelde kwaliteitssysteemcertificaat.
(...)
3. De in artikel 10 leden 3 en 4 van het UAR-EG 1991 bedoelde gegevens, die door de inschrijver moeten worden overgelegd om in aanmerking te kunnen komen voor de opdracht van het werk, zijn:
(...)
f. In de periode van 3 jaar voor afgaand aan de datum van aanbesteding van dit bestek, tijdig hebben opgeleverd, verleend uitstel daarin begrepen tenminste 2 werken per vakgebied op een vakkundige en regelmatige wijze hebben uitgevoerd op het gebied van:
- persleidingen en boringen in stedelijk gebied;
- elektromechanische installatie van rioolgemalen met een werkdruk tussen 3 en 4 bar.
(...)
i. een door hem gedateerde en gewaarmerkte kopie van het in sub 2 bedoelde kwaliteitssysteemcertificaat of, ingeval van een combinatie van inschrijvers, een gewaarmerkte kopie van het kwaliteitssysteemcertificaat van de combinatie of van alle deelnemers afzonderlijk. Indien afzonderlijke certificaten van de deelnemers in de combinatie worden overgelegd, moeten deze certificaten gezamenlijk overeenkomen met de aard van het werk.
(...)’
2.3. Heijmans heeft op deze aanbesteding ingeschreven. Aannemingsmaatschappij VBK Hoorn B.V. (hierna: VBK), Gebr. Beentjes Grond-, Weg- en Waterbouw B.V. (hierna: Beentjes) en LBU B.V. (hierna: LBU) hebben gezamenlijk als combinatie op de aanbesteding ingeschreven.
2.4. Bij brief d.d. 24 augustus 2005 heeft de Gemeente aan Heijmans bericht dat zij niet aanmerking komt voor gunning van het werk, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarde van de laagste prijs. Verder heeft de Gemeente bericht dat zij voornemens is om het werk aan de Combinatie op te dragen.
2.5. De Combinatie heeft voor EUR 7.400.000,-- ingeschreven. Heijmans is opvolgend inschrijver met een inschrijfsom van EUR 7.600.000,--.
2.6. Bij brief d.d. 7 september 2005 heeft Heijmans aan de Gemeente bericht dat zij betwijfelt of de Combinatie aan de geschiktheidseisen voldoet en heeft zij de Gemeente gesommeerd om haar te informeren welke referentiewerken door de Combinatie zijn ingeroepen.
3. De vordering van Heijmans
3.1. Heijmans vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het de Gemeente – op straffe van een zonder nadere ingebrekestelling aan Heijmans te verbeuren dwangsom van EUR 1.000.000 – zal verbieden om het werk aan een ander dan Heijmans te gunnen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
Aan deze vordering legt Heijmans, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2. In een telefoongesprek op 24 augustus 2005 heeft de Gemeente aan Heijmans medegedeeld dat de Combinatie niet aan de omzeteis van paragraaf 4 lid 2, tweede gedachtestreepje behoeft te voldoen, omdat ten aanzien van een combinatie van drie of meer inschrijvers alleen de omzeteis van het vierde gedachtestreepje geldt. Nu in het vierde gedachtestreepje wordt gesproken over ‘persleidingen en/of gemalen’ zou dit echter betekenen dat een combinatie in aanmerking voor gunning kan komen, zelfs indien niet één van de combinanten in de laatste drie boekjaren een gemiddelde omzet van EUR 500.000,-- heeft gerealiseerd in werken in de ‘elektromechanische realisatie van rioolgemalen’. Een combinatie zou aldus worden bevoordeeld ten opzichte van enkelvoudige inschrijvers, hetgeen in strijd is met de beginselen van aanbestedingsrecht. De omzeteis van het tweede gedachtestreepje moet daarom ook op een combinatie worden toepgepast.
3.3. Op basis van de door de Combinatie ingeroepen referentieprojecten, moet worden geconcludeerd dat zij op vier punten niet aan de gestelde geschiktheidseisen voldoet:
(i) geen van de deelnemers aan de Combinatie voldoet aan de omzeteis van het tweede gedachtestreepje: in de afgelopen drie boekjaren een gemiddelde omzet van EUR 500.000,-- in de realisatie van elektromechanische rioolgemalen hebben behaald;
(ii) LBU voldoet niet aan de omzeteis van het vierdegedachtestreepje: zij heeft in de afgelopen drie boekjaren niet een omzet van gemiddeld EUR 500.00 per jaar in persleidingen en/of rioolgemalen behaald;
(iii) de Combinatie als geheel voldoet niet aan de omzeteis van het vierde gedachtestreepje: zij heeft in de afgelopen drie boekjaren niet een omzet van gemiddeld EUR 500.000 per jaar in persleidingen en/of rioolgemalen behaald;
(iv) een of meer deelnemers aan de Combinatie voldoen niet aan de certificeringseis van paragraaf 4 lid 2, zesde gedachtestreepje: niet iedere deelnemer is in het bezit van een kwaliteitssysteemcertificaat op basis van ISO 9001 of ISO 9002, dat specifiek ziet op de in het bestek omschreven werkzaamheden.
3.4. De conclusie dat de Combinatie niet voldoet aan de geschiktheidseisen, brengt met zich dat de Gemeente het werk niet aan deze inschrijver mag gunnen. Nu Heijmans met de op één na laagste aaneemsom heeft ingeschreven, dient de Gemeente het werk daarom aan haar te gunnen, aldus - nog steeds - Heijmans.
4. De vordering van de Combinatie
4.1. De Combinatie vordert dat de voorzieningenrechter de Gemeente zal verbieden de aanbesteding van het werk aan Heijmans te gunnen, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare boete van EUR 500.000, met veroordeling van Heijmans en/of de Gemeente in de proceskosten.
4.2. De Combinatie legt aan deze vordering in de eerste plaats ten grondslag dat de Gemeente terecht heeft geoordeeld dat zij aan de omzet- en certificeringseisen van het bestek voldoet. Voorts betoogt de Combinatie dat indien dat de door Heijmans aan de omzeteisen gegeven uitleg juist zou zijn, moet worden geconcludeerd dat Heijmans zelf niet voor gunning in aanmerking komt. Om aan de omzeteis te voldoen zou Heijmans in dat geval een beroep moeten kunnen doen op de omzet van haar moeder(s) en/of zusterondernemingen. Dat is echter slechts toegestaan in het geval dat ook daadwerkelijk tezamen met andere concernonderdelen wordt ingeschreven dan wel aanstonds uit de inschrijving blijkt dat deze ervaring daadwerkelijk ten dienste staat, hetgeen bij omzetervaring per definitie niet het geval kan zijn. Volgens de Combinatie heeft zij om die reden ook een zelfstandig belang bij het voorkomen dat het werk aan Heijmans wordt opgedragen.
5. Het verweer
5.1. De Gemeente betoogt dat zij op goede gronden voornemens is om het werk aan de Combinatie te gunnen. Hiertoe voert zij, samengevat, het volgende aan.
5.2. Ten aanzien van een combinatie met drie deelnemers heeft de Gemeente bedoeld om als omzeteis te stellen dat over de afgelopen drie boekjaren gemiddeld per jaar:
- de deelnemers gezamenlijk een omzet van EUR 5.250.000,-- met persleidingen en/of gemalen hebben behaald;
- de deelnemers ieder een omzet van EUR 500.000,-- met persleidingen en/of gemalen hebben behaald;
- een van de deelnemers een omzet van EUR 500.000,-- met persleidingen heeft behaald en een van de deelnemers een omzet van EUR 500.000,-- met de elektromechanische realisatie van gemalen heeft behaald.
Hoewel deze omzeteis niet duidelijk in het bestek is geformuleerd is dit de enige logische uitleg van de tekst, mede gelet op de eisen die aan een enkelvoudige inschrijver worden gesteld en de ervaringseisen die in paragraaf 2 lid 3 onder f worden gesteld. Voorts zijn in het bestek de woorden “gemalen” en “rioolgemalen” door elkaar gebruikt, terwijl telkens “gemalen” wordt bedoeld. Hierbij is van belang dat de Gemeente oorspronkelijke omzet- en ervaringseisen met betrekking tot elektromechanische rioolgemalen met een werkdruk van 3 tot 4 bar heeft willen stellen. De Gemeente heeft van het stellen van deze eis afgezien, omdat slechts weinig aannemers ervaring met elektromechanische rioolgemalen met een werkdruk van 3 tot 4 bar hebben en de groep van potentiële inschrijvers daarom te zeer zou worden beperkt. Omdat de elektromechanische werking van water- en rioolgemalen dezelfde is, heeft de Gemeente besloten om wat betreft omzet en ervaring te vragen naar elektromechanische “gemalen”. De (definitieve) tekst van het bestek is op dit punt echter niet consequent aangepast.
5.3. Bij de beoordeling van de inschrijvingen heeft de Gemeente de omzet- en ervaringseisen in de hiervoor weergegeven zin uitgelegd. Heijmans noch de Combinatie zijn door de bedoelde onduidelijkheid en verschrijving in de tekst benadeeld, aangezien het bestek ten opzichte van iedere inschrijver op dezelfde wijze is uitgelegd. Op basis van deze uitleg heeft de Gemeente terecht geconcludeerd dat de Combinatie aan de omzeteis voldoet, aldus - nog steeds - de Gemeente.
6. De beoordeling
6.1. In dit kort geding vordert Heijmans een verbod tot gunning aan een ander dan haarzelf, terwijl de Combinatie op haar beurt een verbod tot gunning aan Heijmans verlangt. Bij de beoordeling van deze vorderingen moet worden vooropgesteld dat voor het treffen van een voorziening die strekt tot een verbod tot gunning in hoge mate waarschijnlijk dient te zijn dat de bodemrechter, indien geadiëerd, zodanige gunning onrechtmatig zal oordelen.
6.2. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het geschil zich toespitst op de vraag hoe de in het bestek neergelegde omzet- en certificeringseisen ten aanzien van een combinatie (met drie deelnemers) moeten worden uitgelegd. Bij deze uitleg is van belang dat een bestek eenzijdig door de aanbestedende dienst wordt opgesteld en jegens alle inschrijvers op in beginsel uniforme wijze dient te worden toegepast. Doorslaggevend is daarom de in het bestek tot uitdrukking gebrachte bedoeling van de aanbestedende dienst die moet worden afgeleid uit de in dit stuk gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven en in het licht van de gehele inhoud van het bestek en een eventueel daarop gegeven toelichting. Ten aanzien van de punten waarop de uitleg van het bestek omstreden is, wordt aan de hand van deze maatstaf als volgt overwogen.
6.3. Anders dan Heijmans in haar dagvaarding had aangenomen, zijn partijen het in deze procedure erover eens dat in geval van een combinatie met drie deelnemers niet kan worden volstaan met de omzeteis van ‘in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in persleidingen en/of gemalen hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 5.250.000,00 per jaar, waarbij door elk van de deelnemers in de combinatie aan minimaal EUR 500.000,-- omzeteis moet zijn voldaan’, zoals in paragraaf 4, lid 2, vierde gedachtestreepje van het bestek is geformuleerd. In discussie is echter de vraag welke (aanvullende) omzeteis ingevolge het bestek voor een combinatie heeft te gelden. In dat verband kan Heijmans op voorhand niet worden gevolgd in haar betoog dat de eis van paragraaf 4, lid 2, tweede gedachtestreepje (‘in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in de elektromechanische realisatie van rioolgemalen hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 500.000,-- per jaar’) onverkort van toepassing is op de afzonderlijke deelnemers aan een combinatie. Dat de Gemeente deze eis heeft willen stellen valt niet uit de tekst van paragraaf 4 lid 2 op te maken. Waar de omzeteisen van het derde en vierde gedachtestreepje zich uitdrukkelijk richten tot een combinatie van twee respectievelijk drie inschrijvers wordt in het eerste en tweede gedachtestreepje niet vermeld op welke inschrijvers zij van toepassing zijn. Nu de omzeteis van het eerste gedachtestreepje (‘in de laatste 3 boekjaren een gemiddelde omzet aan werken in de aanleg van persleidingen, hebben bereikt gelijk aan of groter dan EUR 3.000.000,-- per jaar’) niet voor combinanten geldt, ligt het weinig voor de hand dat de eis van het tweede gedachtestreepje wel voor combinanten zou gelden. Bovendien zou de door Heijmans bepleitte uitleg op gespannen voet staan met het in het aanbestedingsrecht aanvaarde beginsel dat een aanbestedende dienst niet van alle individuele deelnemers aan een combinatie mag verlangen dat deze aan alle geschiktheidseisen voldoen die ten aanzien van enkelvoudige inschrijvers worden gesteld.
6.4. Anderzijds kan de stelling van de Gemeente dat zij in geval van een combinatie met drie leden als (aanvullende) omzeteis heeft willen stellen dat één van de combinanten een gemiddelde jaaromzet van EUR 500.000,-- met persleidingen heeft behaald en dat één van de combinanten diezelfde omzet met de elektromechanische realisatie van gemalen heeft behaald, evenmin op de bewoordingen van het bestek worden teruggevoerd. De Gemeente heeft althans niet concreet toegelicht waarom de tekst van het bestek, op zichzelf en in samenhang bezien, tot deze uitleg zou nopen. De conclusie van het voorgaande kan vooralsnog dan ook geen andere zijn dan dat het bestek geen uitsluitsel geeft over de vraag welke (aanvullende) omzeteisen op een combinatie met drie leden van toepassing zijn.
6.5. Een volgend omstreden punt van uitleg is de vraag of, zoals Heijmans heeft betoogd, in paragraaf 4 met ‘persleidingen’ uitsluitend wordt gedoeld op persleidingen ten behoeve van rioleringen, hetgeen zou meebrengen dat door de Combinatie ingeroepen referentieprojecten inzake gas- en waterleidingen niet relevant zijn voor de omzeteisen. Bij deze uitleg is allereerst van betekenis dat gesteld noch gebleken is dat het begrip ‘persleidingen’ in het bestek naar doel of werking is gespecificeerd. Voorts heeft de Gemeente onweersproken gesteld dat alle persleidingen wat betreft systeem, techniek en materialen hetzelfde zijn, ongeacht of hiermee water, gas of rioolwater wordt vervoerd. Met dit een en ander strookt een uitleg van het bestek waarbij de Gemeente met ‘persleidingen’ naar omzet en ervaring met diverse soort persleidingen en niet alleen rioolpersleidingen heeft gevraagd. Voorshands wordt de door Heijmans op dit punt verdedigde uitleg dan ook verworpen.
6.6. Partijen twisten verder over de vraag of in het bestek met ‘gemalen’ uitsluitend wordt gedoeld op rioolgemalen. Heijmans heeft betoogd dat waar in paragraaf 4, lid 2, derde en vierde gedachtestreepje wordt gesproken van ‘gemalen’, daarmee alleen naar omzet uit de realisatie van (elektromechanische) rioolgemalen wordt gevraagd. Daartoe heeft zij er op gewezen dat in de omzeteis van het tweede gedachtestreepje sprake is van ‘werken in de elektromechanische realisatie van rioolgemalen’ en dat in de ervaringseis van paragraaf 4, lid 3, onder f, wordt gesproken van ‘elektromechanische installatie van rioolgemalen met een werkdruk tussen 3 en 4 bar’. Daarnaast heeft Heijmans ter zitting gesteld dat watergemalen en rioolgemalen in technisch opzicht wezenlijk van elkaar verschillen, met name omdat rioolgemalen gebruik maken van persdruk en in de regel (met behulp van telemetrie) in een netwerk aan elkaar zijn gekoppeld, terwijl dat bij watergemalen doorgaans niet het geval is. Heijmans heeft tevens benadrukt dat indien uitsluitend wordt gekeken naar de omzet die de Combinatie uit de realisatie van elektromechanische rioolgemalen heeft behaald, zij niet aan de omzeteisen van het bestek voldoet. Tegenover dit betoog heeft de Gemeente gesteld dat de woorden ‘gemalen’ en ‘rioolgemalen’ in het bestek ten gevolge van een voor Heijmans kenbare verschrijving door elkaar zijn gebruikt en dat zij ter zake de omzet- en ervaringseisen heeft willen vragen naar (elektromechanische) gemalen, ongeacht welk type, en niet exclusief naar rioolgemalen. Ook heeft de Gemeente gesteld dat water- en rioolgemalen bouwkundig noch in hun elektromechanische werking van elkaar verschillen en dat daarom de realisatie van beide typen gemalen relevant is voor de omzet- en ervaringseisen. Met betrekking tot dit geschilpunt wordt in de eerste plaats overwogen dat aan de tekst van het bestek geen beslissende argumenten zijn te ontlenen voor het antwoord op de vraag naar welk(e) type(n) gemalen de Gemeente in paragraaf heeft willen vragen: in paragraaf 4, lid 2, derde en vierde gedachtestreepje wordt gesproken van ‘gemalen’ terwijl in paragraaf 4, lid 2, tweede gedachtestreepje en lid 3, onder f, wordt gesproken van ‘rioolgemalen’. Of er in technisch opzicht al dan niet sprake is van relevante verschillen tussen riool- en watergemalen, valt op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd niet te beantwoorden, zodat dit aspect evenmin aan een voorkeur voor een bepaalde uitleg kan bijdragen. Daarom moet ook ten aanzien van dit punt vooralsnog worden geoordeeld dat het bestek geen uitsluitsel geeft over de juiste uitleg. Het betoog van de Gemeente dat hier sprake was van een voor Heijmans kenbare verschrijving maar zij niettemin de mogelijkheid om hierover vragen te stellen onbenut heeft gelaten, doet dit oordeel niet anders uitvallen. Op de kenbaarheid van deze verschrijving valt immers het nodige af te dingen nu de Gemeente heeft aangegeven dat deze verschrijving haar onopgemerkt was gebleven, terwijl het bovendien niet aangaat dat de Gemeente zich met een beroep op een (mogelijke) omissie van haar wederpartij vrijpleit van een onduidelijkheid die zij door een eigen omissie in het leven heeft geroepen. De Combinatie heeft nog betoogd dat uit een door haar in het geding gebrachte terbeschikkingsstellings- verklaring blijkt dat haar onderaannemers in ieder geval voldoende ervaring hebben in de realisatie van elektromechanische rioolgemalen. Dit betoog moet echter worden gepasseerd nu vaststaat dat deze terbeschikkingstellingsverklaring niet bij de aanbesteding aan de Gemeente is overgelegd.
6.7. Een laatste omstreden punt van uitleg betreft de uitleg van de certificeringseis van paragraaf 4, lid 2, zesde gedachtestreepje: ‘in het bezit zijn van een kwaliteitssysteem- certificaat op basis van de norm ISO 9001 -“Model voor de kwaliteitsborging bij het ontwerpen, het ontwikkelen, het vervaardigen, het installeren en de nazorg” of de norm ISO 9001-“Model voor de kwaliteitsborging bij het vervaardigen, installeren en de nazorg” of de norm ISO 9002, dat betrekking heeft op de aard van het werk. (...) Ingeval van een combinatie van inschrijvers dient de combinatie respectievelijk dienen alle deelnemers in het bezit te zijn van het hiervoor bedoelde kwaliteitscertificaat.’ Naar de stelling van Heijmans volgt uit de zinsnede ‘dat betrekking heeft op de aard van het werk’ dat alle combinanten dienen te beschikken over een ISO-certificaat dat specifiek ziet op de in het bestek omschreven werkzaamheden en dat uit de door de Gemeente in het geding gebrachte certificaten van de Combinatie blijkt dat Beentjes niet aan deze eis voldoet. Deze uitleg kan vooralsnog echter niet als juist worden aanvaard. Hierbij is van belang dat in paragraaf 4, lid 3, sub i van het bestek onder meer is bepaald ‘Indien afzonderlijke certificaten van de deelnemers in de combinatie worden overgelegd, moeten deze certificaten gezamenlijk overeenkomen met de aard van het werk’. Gelet op deze bepaling moet de eis van paragraaf 4, lid 2, zesde gedachtestreepje ‘Ingeval van een combinatie van inschrijvers dient de combinatie respectievelijk dienen alle deelnemers in het bezit te zijn van het hiervoor bedoelde kwaliteitssysteemcertificaat’ aldus worden uitgelegd dat deze niet refereert aan de daaraan voorafgaande zinsnede ‘dat betrekking heeft op de aard van het werk’. Zodanige uitleg van de certificeringseis ligt ook voor de hand nu het doel van het vormen van een combinatie er (mede) in is gelegen dat kleinere aanbieders elkaars ervaring en deskundigheid bundelen teneinde op die manier te kunnen meedingen naar opdrachten die buiten de actieradius van de afzonderlijke aanbieders vallen. Gesteld noch gebleken is dat de Combinatie als geheel niet aan de certificeringseis in laatstbedoelde zin voldoet, zodat het betoog van Heijmans ook op dit punt faalt.
6.8. Op grond van het voorgaande moet vooralsnog worden geconcludeerd dat de in het bestek vervatte geschiktheidseisen op een tweetal punten niet voldoen aan het vereiste van eenduidigheid, namelijk voor wat betreft de (aanvullende) omzeteisen die ten aanzien van een combinatie met drie deelnemers gelden alsmede de vraag of de omzeteisen op alleen rioolgemalen of gemalen in het algemeen zien. De in dit kort geding opgeworpen vraag of de Gemeente terecht heeft geoordeeld dat de Combinatie aan de geschiktheidseisen voldoet kan daarom op voorhand in ontkennende noch bevestigende zin worden beantwoord. In het licht van de hiervoor onder 6.1 bedoelde beoordelingsmaatstaf, heeft dit tot gevolg dat zowel de door Heijmans gevraagde voorziening als de door de Combinatie gevraagde voorziening moeten worden geweigerd.
6.9. Gegeven de hiervoor getrokken conclusie zou het in de rede liggen om tot een heraanbesteding over te gaan. Een heraanbesteding ligt te meer in de rede nu het niet denkbeeldig is dat potentiële aanbieders van inschrijving hebben afgezien, omdat zij op basis van de in het bestek geformuleerde geschiktheidseis - met name die van paragraaf 4 lid 2, tweede gedachtestreepje - hebben gemeend niet aan deze eis te kunnen voldoen. Nu echter door geen van partijen een tot heraanbesteding strekkende voorziening is gevraagd, kan deze voorziening in dit kort geding niet worden getroffen.
6.10. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
7.1. weigert de door Heijmans gevraagde voorziening,
7.2. weigert de door de Combinatie gevraagde voorziening,
7.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2005.?