RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2005
de vereniging Woongroep Samen Zelfstandig,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Deuling, werkzaam bij Kennemer Juristen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder,
derde partij,
de besloten vennootschap HBB Vastgoed,
gevestigd te Heemstede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft verweerder de mede door eiseres ingediende zienswijzen ongegrond verklaard en aan de derde partij op grond van artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) een vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 april 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 november 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 1 november 2004, van de Commissie beroep- en bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 22 december 2004 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2005, alwaar namens eiseres mr. Deuling, voornoemd, <namen>, secretaris respectievelijk voorzitter van de vereniging Woongroep Samen Zelfstandig, zijn verschenen. Namens verweerder is J. Hartmans, werkzaam bij de gemeente Haarlem, verschenen. Namens de derde partij is mr. T. ter Brugge, advocaat te Amsterdam, verschenen.
2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.2 De derde partij heeft op 20 december 2002 een bouwvergunning aangevraagd voor het bouwen van een parkeergarage, een kinderdagverblijf en 49 appartementen op het perceel , <locatie> te <plaats> (hierna: het perceel).
2.3 Eiseres is een vereniging genaamd “woongroep van ouderen “Samen Zelfstandig”” die – zo blijkt uit artikel 2 van de statuten – het volgende ten doel heeft:
“1. Het tot stand brengen en in standhouden van een woongemeenschap in een woongebouw van actieve nog zelfredzame ouderen vanaf plus minus vijftig jaar. De woongemeenschap heeft als basis de algemene humanistische levensvisie.
De leden dienen bereid te zijn in vriendschappelijke sfeer elkaar als goede buren wederzijds terzijde te staan en gezamenlijk zorg voor elkaars welzijn te dragen.
Bij tijdelijke ziekte en hulpbehoevendheid zullen de leden elkaar terzijde staan, als aanvulling op de hulp van professionele instanties.
Dit alles met behoud van privacy en met de bedoeling zolang mogelijk zelfstandig te blijven.
De wens om met medebewoners activiteiten te ondernemen dient bij elke bewoner aanwezig te zijn.
De woongemeenschap staat open voor alle samenlevingsvormen. Voor het goed functioneren van de woongemeenschap wordt het van belang geacht een open contact met de maatschappij te onderhouden.
2. Het voeren van het beheer over de gemeenschappelijke ruimten in en bij het woongebouw, waar de leden der woongemeenschap woonachtig zijn.
3. Alles te bevorderen, wat voor het bereiken van het doel nuttig kan zijn.”
2.4 Eiseres heeft het woongebouw waarin haar leden woonachtig zijn niet in eigendom. Het wooncomplex bestaat grofweg uit drie appartementengebouwen en een gemeenschappelijke tuin en is gesitueerd naast het perceel.
2.5 Bij besluit van 25 maart 2004 heeft verweerder de mede door eiseres ingediende zienswijzen ongegrond verklaard en aan de derde partij op grond van artikel 19, tweede lid, WRO een vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend.
2.6 Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt welk bezwaar bij besluit van 26 november 2004 ongegrond is verklaard. Hiertegen richt zich het onderhavige beroep.
2.7 De rechtbank overweegt als volgt.
2.8 Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, juncto artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.9 De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiseres belanghebbende in de zin van voormeld artikel 1:2 Awb is bij het bestreden besluit.
2.10 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende in voormelde zin is, aangezien het woongebouw waarin haar leden woonachtig zijn, direct naast het perceel waar de bouwvergunning op ziet, gesitueerd is. Bovendien blijkt uit de statuten dat zij tot doel heeft zorg te dragen voor de huisvesting van haar leden, aldus eiseres.
2.11 De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb kan worden aangemerkt, nu haar belang niet rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken is. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.12 Allereerst stelt de rechtbank vast – nu dit tussen partijen niet in geschil is – dat eiseres geen eigenaar is van het wooncomplex dat gesitueerd is naast het perceel waar de bouwvergunning op ziet en eiseres derhalve niet in die hoedanigheid een rechtstreeks belang bij het bestreden besluit kan hebben.
2.13 Voorts blijkt uit artikel 2, tweede lid, van haar statuten, dat eiseres zich ten doel stelt het voeren van het beheer over de gemeenschappelijke ruimten in en bij het woongebouw, waar de leden der woongemeenschap woonachtig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank valt het opkomen tegen een voor een aangrenzend perceel verleende bouwvergunning, niet onder het vorenomschreven doel van het voeren van het beheer over de gemeenschappelijke ruimten in en bij het woongebouw. Het voeren van het beheer ziet immers op interne aangelegenheden die de min of meer dagelijkse gang van zaken betreffen. Nu de overige leden van artikel 2 van de statuten evenmin zien op belangenbehartiging als in het onderhavig geding aan de orde, kan eiseres evenmin aan haar statuten een rechtstreeks belang bij het bestreden besluit ontlenen.
2.14 Ten slotte volgt uit artikel 1:2, derde lid, Awb dat ten aanzien van rechtspersonen mede als hun belangen worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een algemeen belang en evenmin van een collectief belang, nu het door eiseres aangevoerde belang - zoals hiervoor onder 2.10 weergegeven - niet los kan worden gezien van het belang van de individuele leden. Bovendien vertoont de behartiging van het door eiseres gestelde belang geen trekken van behartiging van boven-individuele belangen (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2000, LJN AA5092, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
2.15 Gelet op het vorenoverwogene kan eiseres niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb, zodat zij geen bezwaar kon maken. Verweerder had gelet hierop het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Verweerder heeft dit niet onderkend. Doende hetgeen verweerder zou behoren te doen zal de rechtbank de bestreden beslissing op bezwaar van 26 november 2004 vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.16 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder in het onderhavige geding.
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 26 november 2004;
3.3 verklaart het bezwaar van eiseres tegen het besluit van verweerder van 25 maart 2004 niet-ontvankelijk;
3.4 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.5 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, te betalen door de gemeente Haarlem aan eiseres;
3.6 gelast dat de gemeente Haarlem het door eiseres betaalde griffierecht van € 136,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, rechter van de enkelvoudige kamer, en op 5 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Keizer, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.