RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2005
[eiser) wonende te [woonplaats],
eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.I. Hiemstra, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
Bij besluit van 19 januari 2005 heeft verweerder bouwvergunning geweigerd voor het vergroten van een dakopbouw op de woning, plaatselijk bekend [adres] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een ver-weerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 december 2005, alwaar eiser is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan (zijnde een vergro-ting van de bestaande dakopbouw aan de voorzijde van de woning, welke zich zal uitstrekken over de gehele breedte van de voorgevel) regulier bouwvergunning-plichtig is, dat eisers bouwaanvraag als zodanig dient te worden behandeld en dat derhalve ook de voor een reguliere bouwaanvraag geldende beslistermijn neergelegd in artikel 46, eerste lid en onder b, van de Woningwet, van toepassing is. Het primaire besluit is genomen binnen de wettelijke beslistermijn van 12 weken na ontvangst van de aanvraag, zodat er geen sprake is van een verlening van de bouwvergunning van rechtswege. Verweerder heeft de bouwvergunning geweigerd omdat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
2.2 Eiser heeft deze standpunten gemotiveerd bestreden.
2.3 De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Eiser heeft allereerst aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn uitdrukkelijke aanvraag om een lichte bouwvergunning heeft gewijzigd in een aanvraag om een reguliere bouwvergunning. Daarbij heeft hij tevens aangegeven dat er van rechtswege een bouwvergunning is verleend, nu er niet binnen zes weken na ontvangst van de bouwaanvraag is beslist. Deze grief slaagt.
2.5 Gezien de bouwaanvraag is er door eiser expliciet een bouwvergunning voor een lichte bouwvergunning gevraagd.
2.6 Ingevolge artikel 46, vierde lid, juncto artikel 46, eerste lid, aanhef en onder a., Woningwet is een lichte bouwvergunning van rechtswege verleend indien niet binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag is beslist. Ingevolge artikel 46, derde lid, Woningwet is het vorenstaande niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk, voor het bouwen waarvan slechts bouwvergunning kan worden verleend, nadat vrijstelling is verleend als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.7 Niet is gebleken dat voor het bouwplan van eiser een vrijstelling benodigd is als be-doeld in artikel 46, derde lid, Woningwet.
2.8 Vast staat dat de bouwaanvraag op 28 oktober 2004 bij verweerder is binnengekomen, zodat verweerder uiterlijk 9 december 2004 bevoegd was daarop een beslissing te nemen alvorens met toepassing van artikel 46, vierde lid, Woningwet van rechtswege een lichte bouwvergunning is verleend.
2.9 Nu verweerder pas op 19 januari 2005 - en dus na 9 december 2004 - op de bouw-aanvraag van eiser heeft beslist, volgt de rechtbank de conclusie van eiser dat er op zijn bouwaanvraag van rechtswege een bouwvergunning is verleend.
2.10 Het vorenstaande impliceert dat verweerder bij het primaire besluit van 19 januari 2005 ten onrechte een beslissing heeft genomen op de bouwaanvraag van eiser, nu daar immers per 10 december 2004 reeds van rechtswege op was beslist.
2.11 Door verweerder is dienaangaande het standpunt ingenomen dat er op neerkomt dat, nu eiser voor het gewenste bouwwerk ten onrechte een lichte bouwvergunning heeft aangevraagd, verweerder bevoegd was de bouwaanvraag af te handelen als ware een reguliere bouwvergunning aangevraagd. Daarvan uitgaande zou er geen fatale beslistermijn zijn overschreden en is er geen bouwvergunning verleend. De rechtbank acht deze benadering onjuist.
2.12 Gelet op de expliciete bouwaanvraag voor een lichte bouwvergunning en gelet op het duidelijke restrictief toe te passen wettelijk stelsel, zoals hiervoor is aangegeven, is er volgens de rechtbank geen aanknopingspunt te vinden voor de redenering dat er niet op 10 december 2004 een lichte bouwvergunning is verleend. Daarnaast acht de rechtbank geen mogelijkheid aanwezig voor een conversie van de duidelijke bouw-aanvraag, zonder daar de aanvrager bij te betrekken. Het enkele feit dat het bouwplan regulier bouwvergunningplichtig is, doet aan het vorenstaande niet af, nu verweerder binnen de wettelijke termijn dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
2.13 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder bij het door eiser bestreden besluit het primaire weigeringsbesluit van 19 januari 2005 ten onrechte in stand gelaten nu ver-weerder ter zake niet meer bevoegd was om op eisers bouwaanvraag te beslissen. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
2.14 De overige door eiser aangevoerde grieven behoeven geen verdere bespreking meer.
2.15 Nu verweerder niet meer bevoegd was om op de in geding zijnde bouwaanvraag te beslissen, kan een nieuw te nemen beslissing op het bezwaar van eiser alleen maar een herroeping van het besluit van 19 januari 2005 inhouden. De rechtbank ziet daarin aanleiding, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht, ter zake zelf in de zaak te voorzien.
2.16 Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Wel zal worden bepaald dat aan eiser het griffierecht wordt vergoed.
3.1 verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 13 mei 2005;
3.2 herroept het besluit van 19 januari 2005;
3.3 bepaalt dat de beslissing als vermeld onder 3.2 in de plaats komt van het vernietigde besluit;
3.4 gelast dat de gemeente Zaanstad het door eiser betaalde griffierecht van € 138,00 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, rechter, en op 15 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.