ECLI:NL:RBHAA:2005:AW2418

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
111842-HA RK 05-44
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.A. Coyajee-Kappers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van signalering in het Schengen Informatie Systeem door het Koninkrijk Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 december 2005 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin verzoekster, L., het Koninkrijk Spanje heeft aangesproken. L. verzocht de rechtbank om de signalering in het Schengen Informatie Systeem (SIS) te verwijderen, die door Spanje was geplaatst in verband met een uitleveringsverzoek. De signalering was gebaseerd op verdenkingen van betrokkenheid bij drugsgerelateerde feiten uit 1993. L. was in 1993 in Spanje aangehouden, maar na zes weken voorlopige hechtenis was zij vrijgelaten wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. Na haar terugkeer naar Nederland in 1994, werd zij in 1996 door de rechtbank in Tarragona als voortvluchtig verklaard. Ondanks herhaalde verzoeken om uitlevering heeft Spanje nooit de benodigde documenten overlegd, waardoor de rechtbank concludeerde dat de signalering niet langer het nagestreefde doel van uitlevering diende. De rechtbank oordeelde dat de signalering onrechtmatig was, omdat deze de bewegingsvrijheid van L. ernstig beperkte en er geen intentie van Spanje was om daadwerkelijk tot uitlevering over te gaan. De rechtbank heeft het verzoek van L. toegewezen en Spanje bevolen de signalering uit het SIS te verwijderen. Tevens werd de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking aan het College bescherming persoonsgegevens te zenden.

Uitspraak

Zaaknr/rekestnr: 111842/HA RK 05-44
Datum beschikking: 6 december 2005
RECHTBANK TE HAARLEM
BESCHIKKING VAN DE ENKELVOUDIGE KAMER CIVIELE ZAKEN
in de zaak van:
I. DE L.,
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
-- tegen --
het Koninkrijk SPANJE,
verweerder.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als L. respectievelijk Spanje.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
? het op 24 februari 2005 ter griffie ingekomen verzoekschrift, met zeven produc-ties.
1.2 De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 november 2005 in aanwezigheid van L..
1.3 Conform het bepaalde in de artikelen 14 en 5 van de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (EbetV) is de terzake het in deze procedure verzochte verantwoordelijke autoriteit van Spanje schriftelijk, per post met ontvangstbewijs opgeroepen om te verschijnen ter mondelinge behandeling. Namens Spanje is niemand verschenen.
1.4 Als belanghebbende is opgeroepen te verschijnen de officier van justitie te Haarlem. Namens deze is ter mondelinge behandeling verschenen mr. M.T.E. Ford-Claasen, coördinator team bijzondere zaken IRC van het parket van de Officier van Justitie.
2. Het verzoek
2.1 Het verzoek strekt ertoe dat de recht-bank bij beschikking:
a. voor recht verklaart dat het voortduren van de signalering van L. in het Schengen Informatie Systeem (hierna: SIS) door Spanje tot aanhouding ter fine van uitleve-ring op basis van de verdenking van strafbare feiten uit 1993 onrechtmatig is;
b. te bevelen dat Spanje de signalering van L. verwijdert.
2.2 Aan het verzoek legt L. – samengevat en voorzover van belang – het volgende ten grondslag.
2.2.1 In 1993 is L. aangehouden te Salou, Spanje, op verdenking van betrokkenheid bij drugsgerelateerde feiten. In voorafgaand politieonderzoek werden 7000 pillen met MDEA aangetroffen.
Nadat L. 6 weken in voorlopige hechtenis had gezeten is deze geschorst wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. L. diende in Spanje verdere vervolging af te wach-ten en diende zich tweewekelijks te melden bij de rechtbank in Tarragona. Eind juli 1994 is L. teruggekeerd naar Nederland.
Op 22 februari 1996 is L. door de rechtbank in Tarragona ‘rebeldia’ verklaard, het-geen betekent dat zij vanaf die datum als voortvluchtig wordt beschouwd.
Op 4 september 1996 heeft de rechtbank van Tarragona een uitleveringsverzoek doen uitgaan. Dit heeft geleid tot een signalering door Spanje in het SIS, op basis van arti-kel 95 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO).
In november 1996 heeft L. zich na een oproep bij de politie te Enkhuizen gemeld ter vaststelling van haar verblijfplaats op basis van artikel 95 lid 5 SUO.
In de daarop volgende jaren is op herhaalde brieven aan de rechtbank te Tarragona en het Ministerie van Justitie te Madrid geen reactie ontvangen.
Op 6 april 1999 heeft de rechtbank te Tarragona laten weten het uitleveringsverzoek niet in te trekken.
Naar aanleiding van een oproep d.d. 16 oktober 2002 heeft L. zich op 22 oktober 2002 gemeld bij de Officier van Justitie te Haarlem, waarbij aan L. is meegedeeld dat een uitleveringsprocedure aanhangig was. Aan Spanje is verzocht de voor de uitlevering benodigde documenten en een officieel uitleveringsverzoek te overleggen. Ondanks herhaalde verzoeken is geen uitleveringsverzoek ontvangen.
Bij brief d.d. 26 december 2003 heeft L. bij de KLPD een verzoek ingediend tot ver-wijdering van de registratie in het SIS. Bij Spanje is een verzoek ingediend tot correc-tie. Ondanks verschillende rappellen is hierop niet gereageerd vanuit Spanje.
Op 29 maart 2004 heeft L. een klacht over de signalering in het SIS ingediend bij het College bescherming persoonsgegevens (CBP).
Op 29 december 2004 is L. te Schiphol opnieuw aangehouden op basis van een Euro-pees Aanhoudingsbevel dat door Spanje uitgevaardigd werd.
Bij brief d.d. 31 januari 2005 heeft het CBP laten weten dat zij van mening is dat geen sprake is van een onrechtmatige signalering.
2.2.2 Op grond van bovenvermeld feitencomplex ontbeert de handhaving van de signalering in het SIS volgens L. een door de SUO toegestaan doel, zodat die signalering on-rechtmatig is.
De registratie in het SIS beperkt L. sinds 1996 in haar bewegingsvrijheid aangezien zij bij grensoverschrijdingen in elk van de Overeenkomstsluitende Partijen opnieuw aan-gehouden zal worden. Naast de onzekerheid van de voortdurende dreiging van aan-houding of uitlevering is L., die inmiddels twee kinderen heeft en werkzaam is bij een luchtvaartmaatschappij, ernstig beperkt in haar carrièremogelijkheden aangezien het voor haar niet mogelijk is naar het buitenland te reizen. Daarnaast is sprake van strijd met bepalingen van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel en van strijd met artikel 6 EVRM, aldus L..
3. De Beoordeling
3.1 Op grond van artikel 111 lid 1 SUO heeft eenieder het recht op het grondgebied van elk der overeenkomstsluitende partijen bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie een beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering, in het bij-zonder met het oog op verbetering, verwijdering, kennisneming of schadevergoeding. Naar Nederlands recht is op grond van artikel 23 lid 1 en lid 6 van de Wet politiere-gisters op het verzoek de verzoekschriftprocedure van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toepasselijk. Krachtens artikel 262 Rv is de rechtbank Haarlem bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.2 Op grond van artikel 23 lid 3 Wet politieregisters kan een betrokkene, indien de beheerder niet aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 20 of 22 van de Wet politie-registers - waaronder de rechtbank een verzoek als het onderhavige begrijpt - voldoet, zich ook binnen de in artikel 23 lid 2 Wet politieregisters gestelde termijn van vier weken tot het CBP wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn ge-schil met de beheerder. In dat geval kan het verzoekschrift als bedoeld in artikel 23 lid 1 Wet politieregisters nog worden ingediend nadat de betrokkene van het CBP bericht heeft ontvangen dat zij de behandeling van de zaak heeft gestaakt, doch uiterlijk tot vier weken na dat tijdstip.
3.3 In het onderhavige geval is een bericht als bedoeld in art. 23 lid 3 Wet politieregisters door het CBP verzonden op 31 januari 2005. Het verzoekschrift is ter griffie van de rechtbank ingekomen op 24 februari 2005. Derhalve is het verzoek ingediend binnen de in artikel 23 lid 3 Wet politieregisters bepaalde termijn en kan L. in het verzoek worden ontvangen.
3.4 Als uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek dient het bepaalde in artikel 112 SUO, dat voor de signalering van personen opgenomen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.
3.5 In zijn brief d.d. 31 januari 2005 heeft het CBP onder meer gemeld dat zij uit de ter beschikking staande stukken heeft opgemaakt dat de Nederlandse justitiële autoritei-ten meermalen bij de Spaanse autoriteiten de benodigde documenten voor de ver-zochte uitlevering hebben opgevraagd, maar de gevraagde stukken nooit hebben ont-vangen en dat in 2002 het Ministerie van Justitie het dossier heeft gesloten omdat geen stukken uit Spanje waren ontvangen.
3.6 Ter mondelinge behandeling is namens de Officier van Justitie de stelling van L. bevestigd dat ondanks herhaalde verzoeken aan de Spaanse autoriteiten nimmer een uitleveringsverzoek met betrekking tot L. is ontvangen.
3.7 Gelet op deze niet weersproken feiten is de rechtbank van oordeel dat de signalering van L. in het SIS niet langer het met een dergelijke signalering nagestreefde doel, te weten de uitlevering van L. aan Spanje, dient. Spanje heeft kennelijk niet de bedoeling de uitlevering van L. daadwerkelijk te bewerkstelligen. Reeds op grond hiervan is het verzochte bevel tot verwijdering van de signalering toewijsbaar.
3.8 Wellicht ten overvloede wordt verwezen naar artikel 111 lid 2 SUO, waar is bepaald dat de Overeenkomstsluitende Partijen zich ertoe verbinden wederzijds de onherroe-pelijke beslissingen van de in artikel 111 lid 1 SUO bedoelde rechters ten uitvoer te leggen.
3.9 De verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu een verzoekschriftpro-cedure als de onderhavige procedure zich gelet op de bewoordingen van artikel 3:302 Burgerlijk Wetboek niet leent voor het uitspreken van een verklaring voor recht.
3.10 De griffier zal worden bevolen om een afschrift van deze beslissing aan het CBP te zenden, conform het bepaalde in artikel 23 lid 8 Wet politieregisters.
4. De Beslissing
De rechtbank:
4.1 Wijst het verzoek toe.
4.2 Beveelt de overeenkomstsluitende Partij Spanje de signalering van L. uit het SIS te verwijderen.
4.3 Beveelt de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan het College bescherming persoonsgegevens.
4.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Coyajee-Kappers, lid van voormelde ka-mer, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2005, in het bijzijn van de grif-fier.