ECLI:NL:RBHAA:2005:AW2424

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116656-HA RK 05-96
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.A. Coyajee-Kappers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van signalering in het Schengen Informatie Systeem door het Koninkrijk Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 december 2005 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van verzoeker P. tegen het Koninkrijk Spanje. Het verzoek van P. betreft de verwijdering van zijn signalering in het Schengen Informatie Systeem (SIS), die voortvloeit uit een uitleveringsverzoek van Spanje. P. werd in 1993 in Spanje aangehouden op verdenking van drugsgerelateerde feiten, maar na zes weken voorlopige hechtenis werd hij vrijgelaten wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. Na zijn terugkeer naar Nederland in 1994 werd hij in 1996 door de rechtbank in Tarragona als voortvluchtig verklaard, wat leidde tot een signalering in het SIS. P. heeft sindsdien herhaaldelijk geprobeerd om de signalering te laten verwijderen, maar zonder succes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Spaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie en dat de signalering niet langer noodzakelijk is voor het nagestreefde doel van uitlevering. De rechtbank oordeelt dat de signalering onrechtmatig is en beveelt het Koninkrijk Spanje om deze te verwijderen. De rechtbank wijst het verzoek om een verklaring voor recht af, omdat de procedure zich daar niet voor leent. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknr/rekestnr: 116656/HA RK 05-96
Datum beschikking: 6 december 2005
RECHTBANK TE HAARLEM
BESCHIKKING VAN DE ENKELVOUDIGE KAMER CIVIELE ZAKEN
in de zaak van:
J.S.P.,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
-- tegen --
het Koninkrijk SPANJE,
verweerder.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als P. respectievelijk het Koninkrijk Spanje.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
? het op 31 augustus 2005 ter griffie ingekomen verzoekschrift, met negen produc-ties;
? de op 3 oktober 2005 per fax ontvangen vier producties van P..
1.2 De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 november 2005 in aanwezigheid van P..
1.3 Conform het bepaalde in de artikelen 14 en 5 van de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (EbetV) is de terzake het in deze procedure verzochte verantwoordelijke autoriteit van het Koninkrijk Spanje schriftelijk, per post met ontvangstbewijs opgeroepen om te verschijnen ter mondelinge behandeling. Namens het Koninkrijk Spanje is niemand verschenen.
1.4 Als belanghebbende is opgeroepen te verschijnen de officier van justitie te Haarlem. Namens deze is ter mondelinge behandeling verschenen mr. M.T.E. Ford-Claasen, coördinator team bijzondere zaken IRC van het parket van de Officier van Justitie.
2. Het verzoek
2.1 Het verzoek strekt ertoe dat de recht-bank bij beschikking:
a. voor recht verklaart dat het voortduren van de signalering van P. in het Schengen Informatie Systeem (hierna: SIS) door het Koninkrijk Spanje tot aanhouding ter fine van uitlevering op basis van de verdenking van strafbare feiten uit 1993 on-rechtmatig is;
b. te bevelen dat het Koninkrijk Spanje de signalering van P. verwijdert.
2.2 Aan het verzoek legt P. – samengevat en voorzover van belang – het volgende ten grondslag.
2.2.1 In 1993 is P. aangehouden te Salou, Spanje, op verdenking van betrokkenheid bij drugsgerelateerde feiten. In voorafgaand politieonderzoek werden 7000 pillen met MDEA aangetroffen.
Nadat P. 6 weken in voorlopige hechtenis had gezeten is deze geschorst wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. P. diende in Spanje verdere vervolging af te wach-ten en diende zich tweewekelijks te melden bij de rechtbank in Tarragona. Eind juli 1994 is P. teruggekeerd naar Nederland.
Op 22 februari 1996 is P. door de rechtbank in Tarragona ‘rebeldia’ verklaard, het-geen betekent dat hij vanaf die datum als voortvluchtig wordt beschouwd.
Op 4 september 1996 heeft de rechtbank van Tarragona een uitleveringsverzoek doen uitgaan. Dit heeft geleid tot een signalering door Spanje in het SIS, op basis van arti-kel 95 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO).
Op 7 november 1996 is verzoeker op basis van de SIS-signalering aangehouden op Schiphol. Op 3 december 1996 is de uitleveringsbewaring geschorst. De rechtbank Haarlem heeft op 8 december 1997 het uitleveringsverzoek van Spanje als ingetrok-ken beschouwd en de geschorste uitleveringsbewaring opgeheven.
In de daarop volgende jaren is op herhaalde brieven aan de rechtbank te Tarragona en het Ministerie van Justitie te Madrid geen reactie ontvangen.
Op 6 april 1999 heeft de rechtbank te Tarragona laten weten het uitleveringsverzoek niet in te trekken.
Op 29 december 2004 is P. opnieuw aangehouden te Schiphol, dit maal op basis van een Europees Aanhoudingsbevel dat middels het SIS door het Koninkrijk Spanje werd uitgevaardigd.
Bij brief d.d. 31 januari 2005 heeft P. bij de data protection officer van het KLPD een verzoek ingediend tot verwijdering van de registratie in het SIS. De data protection of-ficer heeft een verzoek tot correctie ingediend bij het Koninkrijk Spanje, waarop geen reactie is ontvangen. Recentelijk heeft de data protection officer aan P. bevestigd dat de signalering nog altijd voortduurt.
In maart 2005 is door het IRC van het parket te Amsterdam een Europees Aanhou-dingsbevel ontvangen. Dit verzoek is nog niet in behandeling genomen. Aan de recht-bank te Tarragona is eerst nadere informatie gevraagd omtrent het lange tijdsverloop sinds 1993. Op 29 augustus 2005 was nog geen nadere informatie van het Koninkrijk Spanje ontvangen.
Op 1 oktober 2005 is P. wederom aangehouden te Schiphol naar aanleiding van de signalering in het SIS en na enkele uren in vrijheid gesteld..
2.2.2 Op grond van bovenvermeld feitencomplex ontbeert de handhaving van de signalering in het SIS volgens P. een door de SUO toegestaan doel, zodat die signalering on-rechtmatig is. De registratie in het SIS beperkt P. sinds 1996 in zijn bewegingsvrijheid aangezien hij bij grensoverschrijdingen in elk van de landen van de Overeenkomst-sluitende Partijen opnieuw aangehouden zal worden. Naast de onzekerheid van de voortdurende dreiging van aanhouding of uitlevering is P., die inmiddels twee kinde-ren heeft en werkzaam is als zelfstandig jurist, ernstig beperkt in zijn carrièremoge-lijkheden aangezien het voor hem niet mogelijk is naar het buitenland te reizen. Daar-naast is sprake van strijd met bepalingen van het Kaderbesluit Europees Aanhou-dingsbevel en van strijd met artikel 6 EVRM, aldus P..
3. De Beoordeling
3.1 Op grond van artikel 111 lid 1 SUO heeft eenieder het recht op het grondgebied van elk der overeenkomstsluitende partijen bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie een beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering, in het bij-zonder met het oog op verbetering, verwijdering, kennisneming of schadevergoeding. Naar Nederlands recht is op grond van artikel 23 lid 1 en lid 6 van de Wet politiere-gisters op het verzoek de verzoekschriftprocedure van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toepasselijk. Krachtens artikel 262 Rv is de rechtbank Haarlem bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.2 Op grond van artikel 23 lid 3 Wet politieregisters kan een betrokkene, indien de beheerder niet aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 20 of 22 van de Wet politie-registers - waaronder de rechtbank een verzoek als het onderhavige begrijpt - voldoet, zich binnen de in artikel 23 lid 2 Wet politieregisters gestelde termijn van vier weken na ontvangst van het antwoord van de beheerder, althans binnen vier weken na afloop van de aan de beheerder gestelde termijn, tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek de beheerder te bevelen alsnog aan dat verzoek te voldoen.
3.3 Nu de bevoegde autoriteiten in Spanje niet hebben gereageerd op het verzoek van P., althans op het verzoek van het KLPD, kan niet worden vastgesteld wanneer de be-heerder het verzoek tot verwijdering heeft ontvangen. Derhalve evenmin worden vast-gesteld of het onderhavige verzoek in overeenstemming met de onder 3.2 genoemde termijnen is ingediend. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank een omstandig-heid die niet voor risico van P. behoort te komen, gelet op de kennelijk weigerachtige houding van de Spaanse autoriteiten ten aanzien van het beantwoorden van herhaal-delijk door P. en door Nederlandse autoriteiten ingediende verzoeken. Mitsdien is de rechtbank van oordeel dat P. in zijn verzoek kan worden ontvangen.
3.4 Als uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek dient het bepaalde in artikel 112 SUO, dat voor de signalering van personen opgenomen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.
3.5 Uit een door P. overgelegde brief van de officier van justitie te Amsterdam, gericht aan “Juzgado de 1e Instantie Uno de Tarragona” blijkt dat aan onder meer het met be-trekking tot P. uitgevaardigde Europese Aanhoudingsbevel terzake de feiten die heb-ben geleid tot de onderhavige signalering geen gevolg zal worden gegeven, nu de daartoe benodigde aanvullende informatie, ondanks herhaalde verzoeken, door Spanje niet is verstrekt.
3.6 Op grond van de door P. gestelde en niet weersproken feiten staat vast dat P. herhaal-delijk is aangehouden in verband met zijn signalering in het SIS. Die aanhoudingen hebben kennelijk, en gelet op de hiervoor onder 3.5 bedoelde brief van de officier van justitie te Amsterdam, niet geleid tot verwezenlijking van het met de signalering nage-streefde doel, te weten de uitlevering van P. aan het Koninkrijk Spanje. Dat de signa-lering in verband met dat doel nog langer noodzakelijk is, is gesteld noch gebleken. Reeds op grond hiervan is het verzochte bevel tot verwijdering van de signalering toewijsbaar.
3.7 Wellicht ten overvloede wordt verwezen naar artikel 111 lid 2 SUO, waar is bepaald dat de Overeenkomstsluitende Partijen zich ertoe verbinden wederzijds de onherroe-pelijke beslissingen van de in artikel 111 lid 1 SUO bedoelde rechters ten uitvoer te leggen.
3.8 De verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu een verzoekschriftpro-cedure als de onderhavige procedure zich gelet op de bewoordingen van artikel 3:302 Burgerlijk Wetboek niet leent voor het uitspreken van een verklaring voor recht.
3.9 De griffier zal worden bevolen om een afschrift van deze beslissing aan het College bescherming persoonsgegevens te zenden, conform het bepaalde in artikel 23 lid 8 Wet politieregisters.
4. De Beslissing
De rechtbank:
4.1 Wijst het verzoek toe.
4.2 Beveelt de Overeenkomstsluitende Partij Spanje de signalering van P. uit het SIS te verwijderen.
4.3 Beveelt de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan het College bescherming persoonsgegevens.
4.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Coyajee-Kappers, lid van voormelde ka-mer, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2005, in het bijzijn van de grif-fier.