2.2.2 Op grond van bovenvermeld feitencomplex ontbeert de handhaving van de signalering in het SIS volgens P. een door de SUO toegestaan doel, zodat die signalering on-rechtmatig is. De registratie in het SIS beperkt P. sinds 1996 in zijn bewegingsvrijheid aangezien hij bij grensoverschrijdingen in elk van de landen van de Overeenkomst-sluitende Partijen opnieuw aangehouden zal worden. Naast de onzekerheid van de voortdurende dreiging van aanhouding of uitlevering is P., die inmiddels twee kinde-ren heeft en werkzaam is als zelfstandig jurist, ernstig beperkt in zijn carrièremoge-lijkheden aangezien het voor hem niet mogelijk is naar het buitenland te reizen. Daar-naast is sprake van strijd met bepalingen van het Kaderbesluit Europees Aanhou-dingsbevel en van strijd met artikel 6 EVRM, aldus P..
3. De Beoordeling
3.1 Op grond van artikel 111 lid 1 SUO heeft eenieder het recht op het grondgebied van elk der overeenkomstsluitende partijen bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie een beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering, in het bij-zonder met het oog op verbetering, verwijdering, kennisneming of schadevergoeding. Naar Nederlands recht is op grond van artikel 23 lid 1 en lid 6 van de Wet politiere-gisters op het verzoek de verzoekschriftprocedure van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toepasselijk. Krachtens artikel 262 Rv is de rechtbank Haarlem bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.2 Op grond van artikel 23 lid 3 Wet politieregisters kan een betrokkene, indien de beheerder niet aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 20 of 22 van de Wet politie-registers - waaronder de rechtbank een verzoek als het onderhavige begrijpt - voldoet, zich binnen de in artikel 23 lid 2 Wet politieregisters gestelde termijn van vier weken na ontvangst van het antwoord van de beheerder, althans binnen vier weken na afloop van de aan de beheerder gestelde termijn, tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek de beheerder te bevelen alsnog aan dat verzoek te voldoen.
3.3 Nu de bevoegde autoriteiten in Spanje niet hebben gereageerd op het verzoek van P., althans op het verzoek van het KLPD, kan niet worden vastgesteld wanneer de be-heerder het verzoek tot verwijdering heeft ontvangen. Derhalve evenmin worden vast-gesteld of het onderhavige verzoek in overeenstemming met de onder 3.2 genoemde termijnen is ingediend. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank een omstandig-heid die niet voor risico van P. behoort te komen, gelet op de kennelijk weigerachtige houding van de Spaanse autoriteiten ten aanzien van het beantwoorden van herhaal-delijk door P. en door Nederlandse autoriteiten ingediende verzoeken. Mitsdien is de rechtbank van oordeel dat P. in zijn verzoek kan worden ontvangen.
3.4 Als uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek dient het bepaalde in artikel 112 SUO, dat voor de signalering van personen opgenomen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.
3.5 Uit een door P. overgelegde brief van de officier van justitie te Amsterdam, gericht aan “Juzgado de 1e Instantie Uno de Tarragona” blijkt dat aan onder meer het met be-trekking tot P. uitgevaardigde Europese Aanhoudingsbevel terzake de feiten die heb-ben geleid tot de onderhavige signalering geen gevolg zal worden gegeven, nu de daartoe benodigde aanvullende informatie, ondanks herhaalde verzoeken, door Spanje niet is verstrekt.
3.6 Op grond van de door P. gestelde en niet weersproken feiten staat vast dat P. herhaal-delijk is aangehouden in verband met zijn signalering in het SIS. Die aanhoudingen hebben kennelijk, en gelet op de hiervoor onder 3.5 bedoelde brief van de officier van justitie te Amsterdam, niet geleid tot verwezenlijking van het met de signalering nage-streefde doel, te weten de uitlevering van P. aan het Koninkrijk Spanje. Dat de signa-lering in verband met dat doel nog langer noodzakelijk is, is gesteld noch gebleken. Reeds op grond hiervan is het verzochte bevel tot verwijdering van de signalering toewijsbaar.
3.7 Wellicht ten overvloede wordt verwezen naar artikel 111 lid 2 SUO, waar is bepaald dat de Overeenkomstsluitende Partijen zich ertoe verbinden wederzijds de onherroe-pelijke beslissingen van de in artikel 111 lid 1 SUO bedoelde rechters ten uitvoer te leggen.
3.8 De verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu een verzoekschriftpro-cedure als de onderhavige procedure zich gelet op de bewoordingen van artikel 3:302 Burgerlijk Wetboek niet leent voor het uitspreken van een verklaring voor recht.
3.9 De griffier zal worden bevolen om een afschrift van deze beslissing aan het College bescherming persoonsgegevens te zenden, conform het bepaalde in artikel 23 lid 8 Wet politieregisters.
4. De Beslissing
De rechtbank:
4.1 Wijst het verzoek toe.
4.2 Beveelt de Overeenkomstsluitende Partij Spanje de signalering van P. uit het SIS te verwijderen.
4.3 Beveelt de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan het College bescherming persoonsgegevens.
4.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Coyajee-Kappers, lid van voormelde ka-mer, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2005, in het bijzijn van de grif-fier.