ECLI:NL:RBHAA:2005:AY6184

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 december 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
114598/05-2108
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heijning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlandse echtscheiding en gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 13 december 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding en een verzoek om alleen te worden belast met het gezag over de minderjarigen. De vrouw had een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, nadat de Turkse rechtbank op een eerdere datum de echtscheiding naar Turks recht had uitgesproken. De gemeente Haarlem had echter besloten om deze Turkse echtscheiding niet in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens op te nemen, omdat er volgens de gemeente niet voldaan was aan de eisen van behoorlijke rechtspleging zoals vastgelegd in de Wet Conflictenrecht Echtscheidingen (WCE). De gemeente stelde dat de man, die niet was verschenen en geen verweer had gevoerd, niet op de juiste wijze was opgeroepen om zijn standpunt kenbaar te maken. De vrouw kreeg de gelegenheid om haar zienswijze te geven, maar de man had aangegeven niets met de zaak te maken te willen hebben.

De rechtbank overwoog dat het verzoek tot echtscheiding als onweersproken kon worden toegewezen, aangezien de man geen verweer had gevoerd. Daarnaast had de vrouw verzocht om alleen het gezag over de minderjarigen te krijgen, waarbij zij aanvoerde dat haar huidige partner de biologische vader was van de ene minderjarige en dat de man al drie jaar geen contact had gehad met de andere minderjarige. De rechtbank concludeerde dat het gezamenlijk gezag met de man moeilijk, zo niet onmogelijk, was, gezien de afwezigheid van communicatie en betrokkenheid van de man. De rechtbank besloot dat het gezag over de minderjarigen aan de vrouw toekwam, waarbij de belangen van de kinderen voorop stonden.

De rechtbank sprak de echtscheiding uit en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van behoorlijke rechtspleging in internationale echtscheidingszaken en de bescherming van de belangen van minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie-en Jeugdrecht
echtscheiding
zaak-/rekestnr.: 114598/05-2108
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 13 december 2005
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur mr. R.F. Meijer,
-- tegen --
[naam man],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de man.
Verloop van de procedure
Bij verzoekschrift is door de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend, alsmede een verzoek om alleen te worden belast met het gezag over de minderjarigen.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is geen verweerschrift in-gediend.
Hierna is de zitting bepaald; deze heeft 15 november 2005 plaatsgevonden.
Beoordeling:
Ten aanzien van de rechtsmacht
Door de omstandigheid dat beide partijen de Nederlandse en de Turkse nationaliteit bezitten, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag wordt ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding in bevestigende zin beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Met betrekking tot de nevenvoorziening ten aanzien van de minderjarigen komt de rechtbank rechtsmacht toe daar de rechtbank bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding.
Ten aanzien van het toepasselijk recht
Aangezien door de vrouw een onweersproken keuze voor het Nederlandse recht is gedaan wordt dat recht toegepast op het verzoek tot echtscheiding.
Op de nevenvoorziening met betrekking tot de minderjarigen is het Nederlandse recht van toe-pas-sing, nu aannemelijk is geworden dat de minderja-ri-gen hun gewone verblijfplaats in Neder-land hebben.
Ten aanzien van het verzochte
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding naar Nederlands recht uit te spreken. Zij heeft verklaard ervan te hebben afgezien om tegen onderstaande beslissing van de gemeente in beroep te gaan. Zij stelt ervoor te hebben gekozen om onderhavig verzoek in te dienen.
Bij uitspraak van de rechtbank van [plaats], Turkije d.d. [datum] is de echtscheiding naar Turks recht uitgesproken. De afdeling burgerzaken van de gemeente Haarlem heeft bij haar besluit d.d. [datum] aan de vrouw medegedeeld dat de gemeente het voornemen heeft om de Turkse echtscheiding niet in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens op te nemen. De gemeente heeft deze beslissing uitvoerig gemotiveerd. Zij stelt dat artikel 2 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Echtscheidingen (WCE) voor erkenning van een buitenlandse echtscheiding eist dat in de buitenlandse echtscheidingsprocedure van een behoorlijke rechtspleging sprake moet zijn geweest. Maatstaf hierbij is het Nederlandse procesrecht. De buitenlandse procedure moet voldoen aan wat wij in Nederland als beginselen van behoorlijke rechtspleging beschouwen, zoals een tijdige en doelmatige oproeping, eerbiediging van het recht op hoor en wederhoor en een behoorlijk onderzoek naar de standpunten van beide partijen. Mocht een buitenlandse echtscheiding niet aan de in voornoemd artikel gestelde voorwaarden voldoen, dan is erkenning ingevolge artikel 2 lid 2 WCE alsnog mogelijk indien duidelijk blijkt dat de wederpartij in de buitenlandse procedure zich uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft neergelegd bij de ontbinding van het huwelijk. De gemeente stelt dat, nu de man niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd, gecontroleerd dient te worden of de man wel zó tijdig en op zodanige wijze is opgeroepen, dat hij in staat was verweer te voeren. De gemeente is, aangezien de vrouw dat liever niet wilde, vervolgens zelf in contact getreden met de man. Deze heeft aangegeven niet in te stemmen met de Turkse echtscheiding en heeft hieromtrent volgens de gemeente een schriftelijke verklaring opgesteld. De gemeente concludeert dat er derhalve geen instemmingsverklaring is waardoor de erkenning van de echtscheiding alsnog tot stand kan worden gebracht. De vrouw kreeg een termijn aangezegd waarbinnen zij haar zienswijze kenbaar kon maken.
Gebleken is dat het onderhavige verzoek tot echtscheiding aan de man op de juiste wijze is betekend en dat de man door de rechtbank behoorlijk is opgeroepen voor de zitting. De procureur van de vrouw heeft daarnaast nog verklaard dat de man telefonisch contact met hem heeft opgenomen en dat deze verklaard heeft niets met de hele zaak te maken te willen hebben.
Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek tot echtscheiding, kan dit verzoek als onweersproken worden toegewezen.
Voorts heeft de vrouw verzocht om alleen te worden belast met het gezag over de minderjarigen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet de man, maar haar huidige partner met wie zij samenwoont, de biologische vader is van de minderjarige [naam minderjarige 1). Inmiddels heeft zij ook een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap van deze minderjarige bij deze rechtbank.
Voor wat betreft de minderjarige [naam minderjarige 2], van wie de man wel de vader is, heeft de vrouw verklaard dat de man reeds drie jaar niet naar het kind heeft omgekeken en nooit iets voor hem heeft betaald. De vrouw heeft voorts gesteld dat [naam minderjarige 2] samen met [naam minderjarige 1] opgroeit in het gezin van haar huidige partner en haar en dat het in het belang van de beide kinderen is dat zij in dezelfde situatie komen te verkeren.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De man heeft de stellingen van de vrouw niet weersproken. Uit de processuele houding van de man blijkt niet dat hij zich betrokken voelt bij de dagelijkse gang van zaken aangaande de minderjarigen en dat hij invulling wenst te geven aan het ouderlijk gezag. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het feit, dat er reeds geruime tijd geen enkele communicatie tussen partijen is, het uitoefenen van het gezamenlijk gezag uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk. Nu zich ten aanzien van de minderjarigen situaties kunnen voordoen waarin snel toestemming van de gezagsdragende ouder(s) vereist is, is het voldoende aannemelijk dat er voor de minderjarigen ongewenste problemen kunnen ontstaan, nu gebleken is dat de man niet of nauwelijks reageert op officiële stukken of oproepen. Nog afgezien van het feit dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man niet de biologische vader is van [naam minderjarige 1] en de man, indien het verzoek van de vrouw tot ontkenning wordt toegewezen, in ieder geval al geen gezag meer zal hebben over deze minderjarige, zal het verzoek van de vrouw gelet op het vorenstaande worden toegewezen, nu niet gebleken is dat dit niet in het belang van die minderjarigen is.
Beslissing
De rechtbank:
Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen [in] 1998 te [woonplaats], Turkije met elkaar gehuwd.
Bepaalt dat het gezag over de minderjarigen [achternaam]:
- [naam minderjarige 2], geboren [in] 2002 te Haarlem;
- [naam minderjarige 1], geboren [in] 2005 te Haarlem;
toekomt aan de vrouw, wonende aan [adres]
Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uit-voerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Heijning-Huydecoper en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 13 december 2005, in tegenwoordigheid van drs. F.J. Taconis als griffier.