ECLI:NL:RBHAA:2005:BA1745

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
115312/05-2365
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling grootouders met kleinkinderen

In deze zaak hebben de grootouders een verzoek ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling met hun kleinkinderen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]. De rechtbank heeft op 25 november 2005 uitspraak gedaan. De grootouders zijn ontvankelijk verklaard in hun verzoek voor [naam minderjarige 1], omdat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hen en het kind, wat voldoet aan de eisen van artikel 8 EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voor [naam minderjarige 1] een omgangsregeling moet komen, waarbij de grootouders gedurende de eerste zes maanden eenmaal per drie weken één uur contact hebben, in aanwezigheid van de moeder. Na deze periode kan de omgang worden uitgebreid naar twee uur, al dan niet in aanwezigheid van de moeder. Voor [naam minderjarige 2] zijn de grootouders niet ontvankelijk verklaard, omdat er geen nauwe persoonlijke betrekking is aangetoond. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en hun familie, en dat het herstel van deze contacten in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie-en Jeugdrecht
omgangsregeling
zaak-/rekestnr.: 115312/05-2365
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 25 oktober 2005
in de zaak van:
[namen grootouders],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna mede te noemen: de grootouders,
procureur mr. E.C.H. de Leon,
--tegen--
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna mede te noemen: de moeder
procureur mr. S.I. van der Staal.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 21 juli 2005 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de grootouders;
- het op 16 september 2005 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verweerschrift met bijlagen van de moeder;
en het verhandelde ter terechtzitting op 19 september 2005 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden.
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1 De moeder heeft enige tijd een affectieve relatie gehad met [naam vader], hierna mede te noemen: de vader. Uit deze relatie is op [] 2001 te [plaats] de minderjarige [naam minderjarige 1] geboren en op [] 2003 te [plaats] de minderjarige [naam minderjarige 2]. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2 In 2003 zijn de moeder en de vader, zoon van de grootouders, uit elkaar gegaan. De grootouders hebben sinds 2003 geen contact meer met hun kleinkinderen.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de grootouders strekt tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de grootouders en de kleinkinderen, waarbij zij gerechtigd zijn eens in de drie weken gedurende twee uur contact te hebben met de kleinkinderen. De eerste vier keer zal de omgang desgewenst in aanwezigheid van de moeder plaatsvinden, hierna vindt de omgang buiten aanwezigheid van de moeder plaats.
3.2 De grootouders gronden hun verzoek op de stelling dat een omgangsregeling in het belang is van de kinderen. Zij stellen dat er sprake was van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM voorafgaand aan het uiteengaan van de ouders, daar de contacten, althans in ieder geval met [naam minderjarige 1], langdurig en zeer frequent waren. Zij brengen naar voren dat [naam minderjarige 1] vanaf dat hij zeven weken oud was regelmatig bij hen logeerde, zowel in het weekend als door de weeks en dat de grootmoeder eens in de veertien dagen op donderdag oppaste bij de moeder thuis. De grootouders verklaren dat zij na de geboorte van [naam minderjarige 2] de beide kinderen nog enige malen hebben gezien totdat in 2003 het contact werd verbroken. Zij geven te kennen dat zij regelmatig hebben getracht het contact met de moeder en de kinderen te herstellen, doch zonder resultaat. Naar de mening van de grootouders was het contact met de moeder altijd goed. Zij wijzen er op dat het heel belangrijk en bijzonder is als je eigen kind een kind krijgt en dat zij hun kleinkinderen graag willen zien opgroeien. De grootouders merken op dat zij vermoeden dat de eigenlijke reden van de moeder om hen de omgang met hun kleinkinderen te ontzeggen is gelegen in de problemen die zij met de vader heeft. Derhalve zeggen zij de moeder toe de omgang op de door de moeder te stellen voorwaarden te zullen naleven en de vader op geen enkel moment bij de omgang te zullen betrekken. De grootvader brengt naar voren dat de moeder het thans doet voorkomen alsof de grootouders acht jaar lang een toneelspel hebben gespeeld, hetgeen hij weerspreekt.
4 Het verweer tevens zelfstandig verzoek
4.1 De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat er thans geen sprake meer is van family life tussen de grootouders en [naam minderjarige 1] en dat er met betrekking tot [naam minderjarige 2] nooit sprake is geweest van family life, zodat de grootouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. De moeder brengt naar voren dat in het verleden [naam minderjarige 1] naar haar mening veel te vaak een weekend bij de grootouders doorbracht. Zij heeft hier onder druk van de vader mee ingestemd. De moeder geeft te kennen dat zij aanvankelijk na de scheiding wel contact met de grootouders wilde, maar dat de situatie op dit moment zo is dat de communicatie tussen haar en de grootouders al geruime tijd ernstig verstoord is. Voorts is zij van oordeel is dat er geen contact moet zijn tussen de vader en de kinderen en het derhalve niet in het belang is van de kinderen om een omgangsregeling met de grootouders vast te stellen. De moeder merkt op dat, ook al is de vader niet bij de omgang aanwezig, de grootouders niet in staat zullen zijn om hem geheel buiten de omgangsregeling te houden. Er zal toch over hem gesproken worden. Dit zal volgens haar veel spanningen bij de kinderen oproepen. De moeder verzoekt de rechtbank de grootouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen.
5 Beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
5.1 Grootouders die een omgangsregeling met hun kleinkind verzoeken kunnen slechts ontvankelijk zijn in hun verzoek, indien zij voldoende concrete omstandigheden stellen voor het bestaan van family life als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen hen en hun kleinkind. Hierbij komt het aan op de vraag of uit de gestelde feiten voortvloeit dat tussen de grootouders en kleinkind een zo nauwe persoonlijke betrekking bestaat dat voor een onderzoek naar de eventuele gerechtvaardigheid van een omgangsregeling plaats is.
De grootouders hebben onweersproken gesteld dat voorafgaand aan het verbreken van de relatie tussen de vader en de moeder er sprake was van family life tussen de grootouders en [naam minderjarige 1]. De rechtbank acht de enkele omstandigheid dat de grootouders (thans) geen contact meer hebben met [naam minderjarige 1] onvoldoende om te concluderen dat er geen sprake meer zou zijn van family life, nu niet is gebleken van andere, zwaarwegende, feiten en omstandigheden (vgl. HR 26 november 1999, NJ 2000, 85). Zij is derhalve van oordeel dat er sprake is van een zodanige nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en [naam minderjarige 1] dat zij voor wat betreft hun verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met [naam minderjarige 1] ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Met betrekking tot [naam minderjarige 2] overweegt de rechtbank dat haar niet is gebleken dat er een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en de grootouders heeft bestaan, zodat de grootouders niet ontvankelijk zijn in hun verzoek tot een omgangsregeling met [naam minderjarige 2].
Ten aanzien van het omgangsrecht ten gronde
5.2 Ter zitting is gebleken dat de moeder vooralsnog niets van contactherstel tussen de grootouders en [naam minderjarige 1] wil weten, omdat zij – kort gezegd – geen contact meer wenst tussen de vader en zijn kinderen en derhalve ook niet tussen de grootouders en de kinderen. Nu de door de moeder aangevoerde reden gelegen is in de belemmering van de relatie tussen de vader en de kinderen en niet direct gelegen is in de relatie tussen de grootouders en de kinderen, acht de rechtbank het in het belang van [naam minderjarige 1] om een omgangsregeling vast te stellen. Niet betwist is immers dat voorheen de contacten tussen de grootouders en [naam minderjarige 1] veelvuldig waren en de relatie hecht. De rechtbank hecht er aan dat het contact tussen de kinderen en hun familie wordt hersteld daar het in het belang is van hun ontwikkeling dat zij de familie van zowel moederszijde als vaderszijde leren kennen.
5.3 Gelet op de grote tijdsduur dat er geen contact is geweest tussen de grootouders en [naam minderjarige 1] en mede gelet op zijn nog jonge leeftijd acht de rechtbank termen aanwezig om gedurende de eerste zes maanden een omgangsregeling van eens in de drie weken één uur vast te stellen, waarbij zij er van uit gaat dat de moeder [naam minderjarige 1] naar een door haar vast te stellen ontmoetingsplaats zal brengen, alwaar de omgang zal plaatsvinden. Na afloop van dit half jaar zal het contact worden uitgebreid naar eens in de drie weken twee uur omgang, al dan niet in aanwezigheid van de moeder.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Stelt de volgende regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast:
De grootouders en de minderjarige [naam minderjarige 1] zijn gerechtigd op een door de moeder vast te stellen ontmoetingsplaats omgang met elkaar te hebben als volgt:
- gedurende een periode van zes maanden: éénmaal per drie weken gedurende één uur, in aanwezigheid van de moeder;
- na zes maanden: éénmaal per drie weken gedurende twee uur, al dan niet in aanwezigheid van de moeder, waarbij de moeder de minderjarige naar de ontmoetingsplaats brengt.
6.2 Verklaart de grootouders niet-ontvankelijk in hun verzoek met betrekking tot de minderjarige [naam minderjarige 2].
6.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 25 oktober 2005, in tegenwoordigheid van mr. K. Hoogkamer als griffier.