ECLI:NL:RBHAA:2005:BD7028

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 maart 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103661/HA ZA 04-954
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A.M. van de Rest-van der Heijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij koopovereenkomst door aanwezigheid van herfstvliegen en de gevolgen voor ontbinding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, ging het om een geschil tussen eisers en gedaagden over de aanwezigheid van herfstvliegen in een woning die was gekocht. De eisende partijen, wonende te Oosthuizen, stelden dat de herfstvliegen een ernstige overlast veroorzaakten en dat dit een gebrek in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW vormde. Ze vorderden een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij ze de schade op € 145.000,-- taxeerden. De gedaagde partijen, wonende te Zuidoostbeemster, betwistten de ernst van de overlast en stelden dat deze met een relatief goedkope bestrijding kon worden verminderd.

De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de herfstvliegen op het moment van eigendomsoverdracht vaststond, aangezien de gedaagden geen bewijs hadden geleverd dat dit niet het geval was. De rechtbank besloot dat deskundigen moesten worden ingeschakeld om te onderzoeken of de herfstvliegen volledig bestreden konden worden en welke maatregelen daarvoor nodig waren. Tevens werd er gekeken naar de bouwkundige implicaties en de kosten van de bestrijding.

De rechtbank gaf aan dat de ontbinding van de koopovereenkomst verregaande gevolgen met zich mee kon brengen, ook voor derden, en dat partijen in de gelegenheid werden gesteld om hun standpunten verder toe te lichten tijdens een comparitie. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en verzocht partijen om binnen twee weken hun verhinderingen door te geven voor de zitting.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 103661/HA ZA 04-954
Vonnisdatum: 9 maart 2005
715
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
ENKELVOUDIGE KAMER,
in de zaak van:
1. [Eiser]
2. [Eiseres],
beiden wonende te Oosthuizen,
eisende partij,
advocaat mr. F. Riezenbos te Hoorn,
procureur mr. H. Oomen,
-- tegen --
1. [Gedaagde 1]
2. [Gedaagde 2],
beiden wonende te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster,
gedaagde partij,
advocaat mr. H.H.Q. Abeln te Amsterdam,
procureur mr. R.J. Wiebosch.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] respectievelijk [gedaagden].
1. De verdere loop van het geding
Voor de verdere loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
? Het proces-verbaal van niet-gehouden getuigenverhoor d.d. 25 januari 2005.
2. Verdere beoordeling van het geschil
I. DE HERFSTVLIEGEN
Non conformiteit
2.1 Bij tussenvonnis van 22 december 2005 zijn [gedaagden] in de gelegenheid gesteld tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshandse oordeel van de rechtbank dat de herfstvliegen op het moment van de eigendomsoverdracht medio november 2003 reeds in de woning aanwezig waren. [gedaagden] hebben afgezien van bewijslevering, zodat thans vast staat dat er op het moment van overdracht herfstvliegen in de woning waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook thans in rechte worden vastge-steld dat ten tijde van de overdracht sprake was van ernstige overlast door herfstvlie-gen, hetgeen als een gebrek in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW moet worden aange-merkt.
Ontbinding
2.2 Aan de orde komt vervolgens de vraag of de aanwezigheid van herfstvliegen een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol.
2.3 [eisers] stellen zich op basis van het rapport van de PPD en het rapport van De Best op het standpunt dat de overlast van herfstvliegen vrijwel niet kan worden bestreden. Er zijn aanzienlijke bouwtechnische voorzieningen nodig, waarbij echter niet de garantie kan worden gegeven dat de plaag hiermee wordt verholpen. De woning in de huidige staat inclusief vliegenoverlast is niet verkoopbaar, aldus [eisers] De schade bedraagt volgens [eisers] € 145.000,--.
2.4 [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat de overlast aanzienlijk kan worden verminderd door bestrijding met een lang werkend insecticide. Ter comparitie hebben [gedaagden] aangegeven dat een dergelijke bestrijding voor een bedrag van € 135,-- kan worden verricht en dat, eventueel na een tweede bestrijding, de herfstvliegen defi-nitief wegblijven.
2.5 Aangezien de beoordeling van dit geschilpunt van belang is voor de hiervoor onder 2.2. aan de orde zijnde vraag zal de rechtbank zich thans hieromtrent laten voorlichten door één of meer deskundigen. De rechtbank is voornemens de volgende vragen (in concept) aan de deskundige voor te leggen:
Aan de ongediertebestrijdingdeskundige:
I. Kan de herfstvlieg volledig bestreden en/of geweerd worden?
II. Zo ja,
a. Welke maatregelen dienen dan getroffen te worden?
b. Hebben deze maatregelen ook bouwkundige implicaties?
c. Wat zijn de kosten van die maatregelen?
III Zo nee,
a. Welke maatregelen kunnen getroffen worden om de overlast te verminderen?
b. Hebben deze maatregelen ook bouwkundige implicaties
c. Wat is het effect van die maatregelen?
d. Wat zijn de kosten van die maatregelen?
Met betrekking tot de eventuele bouwkundige implicaties en de kosten daarvan kan de ongediertebestrijdingdeskundige zich laten voorlichten door een bouwkundige.
Aan de makelaar-taxateur:
IV. Indien de herfstvlieg niet volledig bestreden kan worden,
a. wat was de waarde van de woning ten tijde van de koop, gegeven de aanwezigheid van herfstvliegen? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag het rapport van de ongediertebestrijdingdeskundige betrekken.
Aan alle deskundigen:
V. Zijn er uit uw onderzoek overigens nog feiten of omstandigheden gebleken die naar uw deskundig oordeel voor de beantwoording van de onder 2.2. aan de orde ge-stelde vraag van belang kunnen zijn?
2.6 Voorts zijn naar het oordeel van de rechtbank, bij de vraag of een gehele ontbinding rechtvaardigd is, nog andere omstandigheden van belang, zoals het feit dat het in het onderhavige geval een onroerend goed transactie betreft. Het geheel ontbinden van een dergelijke koopovereenkomst brengt verregaande consequenties met zich, moge-lijk ook voor derden. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich daarover bij na te melden comparitie, dan wel bij akte, nader uit te laten.
2.7 Met het oog op voormelde deskundigenonderzoeken zal de rechtbank een comparitie van partijen gelasten teneinde het overleg te voeren als bedoeld in artikel 194 lid 2 Rv. De rechtbank verzoekt partijen tevoren met elkaar te overleggen teneinde te bezien of zij een eensluidend voorstel kunnen doen omtrent de persoon (en aantal) van de hier-voor bedoelde deskundigen. Voorts verzoekt de rechtbank partijen zich erover te be-raden of zij zich kunnen verenigen met de hiervoor geformuleerde vragen. Indien par-tijen wijzigingen of aanvullingen op voormelde vraagstelling voorstellen, dienen zij dat te doen in de vorm van concrete tekstvoorstellen (bij voorkeur na onderling over-leg) die uiterlijk twee weken voorafgaand aan de comparitie aan de rechtbank en de wederpartij dienen te worden toegezonden.
2.8 Uitsluitend ingeval partijen in onderling overleg tot een eensluidend oordeel komen over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen, behoeft de te gelasten comparitie geen doorgang te vinden en zal de rechtbank direct bij tussen-vonnis overgaan tot benoeming van de gewenste deskundige(n) en formulering van de te stellen vragen. In dat geval zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten als bedoeld in r.o. 2.6.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 Bepaalt dat partijen in persoon, (rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd door een goed geïnformeerde gemachtigde), vergezeld van hun raadslieden, tot het doel als hiervoor omschreven, zullen verschijnen voor onderstaand lid van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 81 te Haarlem, op een door deze in overleg met de procureurs van partijen te bepalen dag en uur.
3.2 Verzoekt partijen om binnen twee weken na heden, op de wijze als in bijlage B. 1 van het Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken staat aangegeven, aan de rechtbank op te geven de verhinderdata aan eigen zijde in de komende vier maanden. Indien van een partij deze opgaaf niet binnen deze termijn is ontvangen, gaat de rechtbank er van uit dat aan de zijde van die partij geen verhinderingen be-staan. De uiteindelijk bepaalde zittingsdatum wordt in de personele en ruimtelijke roosters van de rechtbank verwerkt en wordt niet meer gewijzigd.
3.3 Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van de Rest-van der Heijden, lid van voor-melde kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 maart 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.