ECLI:NL:RBHAA:2006:AV2197
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Dam
- J. van Nunen
- Rechtspraak.nl
Strafrechtelijke beoordeling van het niet aanvragen van tewerkstellingsvergunningen voor Poolse werknemers door een Nederlandse werkgever
In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Haarlem op 21 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die ervan beschuldigd werd vreemdelingen arbeid te laten verrichten zonder de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De tenlastelegging betrof het laten werken van acht Poolse werknemers op 15 december 2004 in IJmuiden, gemeente Velsen, zonder dat hiervoor de benodigde vergunningen waren aangevraagd. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 4000,-, met een boete van € 500,- per overtreding.
De verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.P. Lewandowski, voerde aan dat het niet strafbaar was om de werkzaamheden door een Poolse onderaannemer te laten uitvoeren, omdat dit zou vallen onder de grensoverschrijdende levering van diensten, zoals geregeld in artikel 49 van het EG-verdrag. De economische politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechter oordeelde dat de eis van een tewerkstellingsvergunning voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverlening een niet-proportionele belemmering vormde voor het vrije verkeer van diensten, en dat het feitelijk laten uitvoeren van de werkzaamheden door de Poolse werknemers niet strafbaar was.
De rechter concludeerde dat de verdachte moest worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige benadering van nationale wetgeving en Europese regelgeving, vooral in het kader van het vrije verkeer van diensten binnen de EU. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Wet arbeid vreemdelingen en de toepassing van Europese regels op grensoverschrijdende dienstverlening.