ECLI:NL:RBHAA:2006:AV3418

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
301928 AO VERZ 06-222
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een vergoeding aan de werknemer

In deze zaak verzoekt AAR International Incorporated, vertegenwoordigd door mr. M.D. Ruizeveld, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 1996 in dienst is als Vice President Military Sales Marketing. AAR stelt dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige verwijten, waaronder het verstrengelen van zakelijke en privébelangen en het niet volledig openhartig zijn over zijn rol in een constructie van indirecte commissiebetalingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 februari 2006, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. [verweerder] heeft de beschuldigingen betwist en verzoekt zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een vergoeding van € 192.150,00.

De kantonrechter oordeelt dat AAR niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de ernstige verwijten en dat er geen sprake is geweest van behoorlijke hoor en wederhoor. De kantonrechter concludeert dat de schorsing van [verweerder] onterecht was en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd is op basis van de door AAR aangevoerde redenen. De kantonrechter kent [verweerder] de verzochte vergoeding toe, omdat de omstandigheden van de zaak dit rechtvaardigen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 april 2006, en AAR wordt veroordeeld tot betaling van de vergoeding aan [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 301928/ AO VERZ 06-222
datum uitspraak: 3 maart 2006
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de vennootschap naar het recht van de staat Illinois (VS)
AAR INTERNATIONAL INCORPORATED
tevens h.o.d.n. AAR Component Services Amsterdam
te Chicago
verzoekster
hierna: AAR
gemachtigde: mr. M.D. Ruizeveld
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. T.G. Martens
De procedure
Op 13 februari 2006 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van AAR. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 17 februari 2006, tegelijk met de behandeling van de vordering in kort geding van [verweerder] (zaaknummer 300113). Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van AAR heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht
De kantonrechter acht zich bevoegd van het geschil kennis te nemen, omdat [verweerder] in Nederland woonachtig is.
Voorts hebben partijen in hun arbeidsovereenkomst gekozen voor toepassing van Nederlands recht.
De feiten
AAR heeft een vestiging in Hoofddorp, handelend onder de naam AAR Aircraft Component Services Amsterdam. Haar onderneming houdt zich onder meer bezig met het reviseren en repareren van vliegtuigen en andere vliegtuigcomponenten ten behoeve van de civiele en militaire luchtvaart.
[verweerder], 49 jaar oud, is sinds 1 oktober 1996 bij AAR in dienst tegen een salaris van laatstelijk € 7.269,-- bruto per maand exclusief 8 % vakantiebijslag, 7 % eindejaarsuitkering en andere emolumenten. Sinds 1 juni 2000 is [verweerder] Vice President Military Sales Marketing.
Zijn taken en verantwoordelijkheden omvatten onder meer het managen van de handelsagenten in de diverse landen en het goed en correct laten functioneren van de sales department.
Door de slechte bedrijfseconomische situatie is AAR genoodzaakt haar bedrijf te reorganiseren. In het afgelopen jaar is het aantal medewerkers op de afdeling Military Sales and Marketing teruggebracht van vier naar praktisch één, [verweerder]. In het kader van de reorganisatie wordt de omvang van het management teruggebracht. AAR heeft [verweerder] meegedeeld dat de functie die [verweerder] vervult zal komen te vervallen.
De handelsagenten in het buitenland zijn voor AAR werkzaam op basis van een Foreign Representative Agreement. De samenwerking met dergelijke locale handelsagenten vindt over het algemeen plaats voor de duur van een jaar, waarbij tussentijds op verzoek van het hoofdkantoor wordt beoordeeld of de samenwerking al dan niet zal worden voortgezet.
De handelsagent in Thailand is Comtek, waarvan de heer [xxx] directeur/eigenaar is. AAR heeft op advies van [verweerder] en na diens nauw overleg met zijn direct leidinggevende Van Vugt en de afdeling Corporate Legal besloten om de samenwerking met Comtek niet voort te zetten, omdat dat agentschap onvoldoende opleverde voor AAR. [verweerder] heeft [xxx] persoonlijk van deze beslissing op de hoogte gesteld.
De samenwerking vertegenwoordigde voor Comtek een aanzienlijke bron van inkomsten. [xxx] heeft tussen kerst en Nieuwjaar [verweerder] gebeld en gedreigd een brief aan [verweerder] te sturen waarin [verweerder] van allerlei onoirbare zaken zou worden beticht, als de opzegging niet onmiddellijk ongedaan zou worden gemaakt. Deze dreigende aanpak heeft [verweerder] aan zijn leidinggevende doorgegeven en in overleg met deze heeft [verweerder] namens AAR voet bij stuk gehouden. [xxx] heeft op 29 december 2005 een dergelijke brief gestuurd aan AAR. In die brief stelt [xxx] (samengevat) onder meer het volgende:
* [verweerder] heeft Comtek medio 2004 gevraagd ten behoeve van zijn Thaise vriendin retourtickets Bangkok-Frankfurt te boeken, te betalen en af te leveren. Ook heeft [verweerder] Comtek gevraagd zijn vriendin een voorschot van US$ 300 te betalen. Aan dat verzoek heeft Comtek gevolg gegeven. Zowel de tickets als het voorschot zijn uiteindelijk terugbetaald.
* [verweerder] zou Comtek diverse malen hebben verzocht een officier van de RTAF mee te laten delen in de commissie die Comtek als handelsagent van AAR ontvangt. Comtek zou op dit verzoek niet zijn ingegaan omdat dit als “bribery” (omkoping) moet worden aangemerkt. Ook zou [verweerder] Comtek hebben verzocht om een nieuwe onderneming te starten waarbij die officier als agent AAR zou vertegenwoordigen.
Op 5 januari 2006 werd [verweerder] uitdrukkelijk verzocht naar het kantoor te komen van de heer [yyy], de general manager van AAR voor Nederland en New York. Vanuit Chicago belde de heer [zzz]], hoofd van Corporate Legal van AAR, en gedurende een uur vond een telefonische conferentie plaats waarbij verder betrokken waren [yyy] en [mevrouw] [zzz]], eveneens werkzaam op de afdeling Corporate Legal in Chicago. Aanleiding voor dit vraaggesprek was de brief van [xxx]. [verweerder] was niet bekend met deze brief en hij heeft deze toen evenmin ter inzage gekregen. [verweerder] ontkende betrokkenheid bij het gestelde commissieverzoek en oprichting van een nieuwe onderneming. Wel erkende hij dat hij Comtek had verzocht tickets en een voorschort te regelen voor zijn Thaise vriendin.
Meteen na dit gesprek werd [verweerder] door [yyy] naar zijn computer begeleid. Zijn gehele e-mail correspondentie inzake Thailand over een periode van vier jaar is direct doorgestuurd naar de afdeling Corporate Lega. [verweerder] mocht geen handelingen meer verrichten op zijn laptopcomputer, die [verweerder] op het bedrijf moest achterlaten.
Op 6 januari 2006 is [verweerder] tijdens een gesprek met [yyy], het hoofd personeelszaken [aaa] en general manager [bbb] te kennen gegeven dat AAR een CWI-procedure in gang had gezet met betrekking tot beëindiging van zijn dienstverband in verband met de reorganisatie. [verweerder] kreeg tijdens dat gesprek te horen dat hij werd vrijgesteld van werkzaamheden.
Bij brief van 6 januari 2006 van [yyy] is [verweerder] meegedeeld dat hij werd geschorst met behoud van salaris, hangende het onderzoek naar de juistheid van de ernstige beschuldigingen van Comtek. In die brief werd [verweerder] meegedeeld dat indien de uitkomst van het onderzoek daartoe aanleiding zou geven, een ontslag op staande voet zou volgen. In dat geval zou [verweerder] niet langer aanspraak kunnen maken op het Sociaal Plan.
[verweerder] en zijn raadsman zijn uitgenodigd voor een gesprek inclusief conference call met Chicago op 26 januari 2006. Twee uur tevoren kreeg [verweerder] een kopie van de brief van [xxx].
[verweerder] heeft AAR gesommeerd hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden, maar AAR heeft daaraan geen gevolg gegeven.
Het verzoek
AAR verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt AAR – samengevat – het volgende.
Deze kwestie staat los van de CWI-procedure; deze samenloop betreft een ongelukkig toeval.
AAR heeft in haar onderzoek en beoordeling wel degelijk mee laten wegen dat de brief van [xxx] uit rancune kon zijn geschreven. Omdat één van de daarin vervatte beschuldigingen waar was, heeft zij het onderzoek doorgezet en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitgevoerd. Om de kwestie zo vertrouwelijk mogelijk te behandelen heeft [zzz]] het onderzoek in hoofdzaak zelf verricht, waardoor dat wat langer heeft geduurd. AAR heeft het beginsel van hoor en wederhoor correct toegepast. De uitkomst van het onderzoek, waarbij onder meer een aantal e-mails tegen het licht zijn gehouden, was dat de handelwijze van [verweerder] onacceptabel was.
De verwijten die AAR [verweerder] maakt zijn:
1) [verweerder] heeft gehandeld in strijd met de door AAR gehanteerde en [verweerder] bekende Code of Ethics doordat hij, zijnde vice president, inzake de tickets en voorschot zakelijke en privé belangen heeft laten verstrengelen.
2) [verweerder] heeft niet de volledige waarheid gesproken over zijn leidende rol in de constructie waarbij een indirecte commissiebetaling aan de luchtmachtofficier Mongkol Promated zou plaatsvinden, dat als “bribery”moet worden aangemerkt. Verder is het omgerijmd dat [verweerder] het achteraf wil doen voorkomen als wettelijk toegestaan in Thailand. Hij wist dat hij dit niet mocht doen.
3) Ook ten aanzien van het verkrijgen van informatie met betrekking tot biedingen van concurrenten heeft [verweerder] gehandeld in strijd met de Code of Ethics door met dergelijke concurrentie vervalsende praktijken in te laten.
AAR acht deze feiten zo ernstig dat er geen enkele basis is voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De positie van [verweerder] is onhoudbaar geworden. [verweerder] heeft AAR een dringende reden gegeven voor beëindiging van de overeenkomst. Omdat [verweerder] de ontbinding aan zichzelf te wijten heeft en zijn gedragingen in zijn risicosfeer vallen, is er geen plaats voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder].
Het verweer en het tegenverzoek
[verweerder] verzet zich tegen het ontbindingsverzoek van AAR vanwege de door AAR aangevoerde dringende reden. [verweerder] concludeert echter eveneens tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar dan wegens veranderingen in de omstandigheden en onder toekenning aan hem van een vergoeding van € 192.150,00.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
AAR is met de schorsing op ongeoorloofde en onrechtmatige wijze vooruit gelopen op het door haar gewenste reorganisatieontslag. Er was geen noodzaak tot op non-actiefstelling van [verweerder], omdat zijn werkzaamheden niet zijn vervallen maar door anderen zo goed en zo kwaad als het kan overgenomen.
Ook het onderzoek vormde voor AAR reden voor de schorsing, maar wat dat betreft heeft AAR evenmin voldoende rekening gehouden met de specifieke situatie van [verweerder]. [zzz]], die het onderzoek zou doen, heeft [verweerder] verteld dat het onderzoek wel een paar weken zou gaan duren omdat “hij ook nog wel anders toe doen had”. AAR heeft [verweerder] ruim 14 dagen laten “bungelen” alvorens hem alsnog om nadere informatie werd gevraagd op 26 januari 2006. Deze handelwijze is in strijd met goed werkgeverschap. Daarbij komt dat AAR [verweerder] onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op de aantijgingen. Op 5 januari 2005, tijdens het onaangekondigde gesprek met conference call uit Chicago, is hem niet duidelijk gemaakt wat hem nu exact werd verweten.
Pas kort voor het gesprek van 26 januari 2006 kreeg hij een kopie van de rancuneuze brief van [xxx].
Het onderzoek en de telefoongesprekken zijn in het kader van “powerplay” op een intimiderende wijze gevoerd. AAR heeft geprobeerd [verweerder] te “pakken” door hem allerlei strikvragen te stellen over de inhoud van bepaalde e-mails of de exacte data waarop zaken zouden zijn besproken. AAR heeft [verweerder] geconfronteerd met bepaalde e-mails uit Thailand, terwijl de reacties daarop van [verweerder], die ook in de gecontroleerde mailcorrespondentie aanwezig waren, daar niet bij betrokken werden. [verweerder] was de toegang ontnomen tot het systeem van AAR waarin de e-mails zijn opgeslagen, zodat hij in zijn verweer bemoeilijkt werd en de door AAR aangehaalde e-mails niet in hun context kon bekijken. Van normale hoor en wederhoor is noch op 5 januari noch op 26 januari 2006 sprake geweest.
Daarnaast zijn de onder 2 en 3 genoemde beschuldigingen ongegrond. [verweerder] heeft niets van doen gehad met de gestelde kwalijke praktijken. Hij heeft niet meer gedaan dan [xxx] destijds adviseren om Mongkol in te schakelen, omdat Comtek niet over alle benodigde technische kennis beschikt die in de markt van de militaire luchtvaart nodig is.
Verder is er sprake van een schemergebied in deze “lean and mean business”, waarbij ook de Luchtmacht van Thailand zelf concurrenten in die markt tegen elkaar uitspeelt om zodoende de laagste prijs te kunnen bedingen voor de producten die zij wil aanschaffen. Voor zover haar werknemers eens over de schreef gaan, volstaat AAR met een berisping.
Dat [verweerder] Comtek in 2004 had gevraagd om tickets te regelen en een voorschot voor zijn Thaise vriendin is een stommiteit geweest, maar hij had slechts binnen zijn zakelijk netwerk om een “vriendendienst” gevraagd en hij heeft de kosten gewoon aan Comtek terugbetaald, dus een gunst was het niet en chantabel was [verweerder] evenmin. [xxx] heeft deze zaak pas opgeblazen toen hem duidelijk werd dat AAR niet met zijn onderneming verder wilde. Dat AAR hem voor deze onverstandige handelwijze op de vingers tikt is goed te begrijpen, maar een reden om hem de toegang tot het werk te ontzeggen en zelfs de arbeidsovereenkomst te beëindigen is dit niet.
[verweerder] is inmiddels tot het voortschrijdend inzicht gekomen dat terugkeer bij AAR niet wenselijk is en daarom verzoekt hij nu zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Vanwege de onbehoorlijke handelwijze van AAR is er alle reden om [verweerder] een vergoeding naar billijkheid toe te kennen.
De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Omdat beide partijen ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoeken vanwege voldoende gewichtige redenen, is het verzoek in zoverre toewijsbaar.
Beoordeeld moet nu worden of aan [verweerder] in redelijkheid een vergoeding toekomt. In dat verband is het volgende van belang.
Van de drie verwijten die AAR [verweerder] maakt, is de eerste door [verweerder] toegegeven en ook heeft hij erkend dat hij daarmee een fout heeft gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat verwijt echter van onvoldoende gewicht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een vertrouwensbreuk te rechtvaardigen.
Dat verwijt gevoegd bij de andere twee verwijten zou daarvoor wel voldoende zijn, maar die andere verwijten zijn door [verweerder] gemotiveerd betwist, welk verweer hij heeft gestaafd met producties. Uit die producties komt onder meer naar voren dat AAR zelf niet afkerig was om gebruik te maken van kennis over offertes van concurrenten in deze krappe markt. Dat [verweerder], zoals AAR stelt, over de schreef was gegaan, is niet gebleken.
Ook het verwijt ter zake van het niet de volledige waarheid spreken over een constructie van indirecte commissiebetaling aan Mongkol heeft AAR tegenover het gemotiveerde verweer van [verweerder] onvoldoende hard kunnen maken.
Het verwijt van AAR dat [verweerder] niet eerder volledige openheid van zaken heeft gegeven doet verder merkwaardig aan, daar waar het juist AAR is geweest die [verweerder] in zijn verweer heeft bemoeilijkt. De kantonrechter is van oordeel dat er van behoorlijke hoor en wederhoor geen sprake is geweest. Het gesprek op 5 januari 2006 vond immers zonder vooraankondiging plaats, zonder dat [verweerder] inzage had gekregen in de brief van [xxx], laat staan dat hij zich daarop had kunnen voorbereiden. Door [verweerder] zo lang in het ongewisse te laten over de precieze aantijgingen en pas een paar uur voor het gesprek op 26 januari 2006 een kopie te geven van de brief, heeft AAR onbehoorlijk gehandeld. Door [verweerder] de toegang te ontnemen tot het systeem waarin de e-mails waren opgeslagen en hem een door AAR gemaakte selectie van emails voor te houden waarop [verweerder] moest reageren, heeft AAR [verweerder] in zijn mogelijkheden tot weerwoord beperkt, waarmee het beginsel van hoor en wederhoor evenmin recht is gedaan. In deze procedure heeft [verweerder] dat weerwoord wel kunnen geven, en al heeft dat AAR niet overtuigd, dat is wel het geval wat de kantonrechter betreft. Dat [verweerder], gelet op de incorrecte handelwijze van AAR in deze kwestie, zelf geen toekomst meer ziet in de samenwerking met AAR, is te begrijpen.
Dat AAR tegelijkertijd de CWI-procedure tegen [verweerder] heeft geëntameerd, heeft de verhoudingen evenmin goed gedaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter komt [verweerder] onder deze omstandigheden de vergoeding toe die door hem wordt verzocht, waarbij de kantonrechter de per jaar verschillende bonussen als structureel deel van het salaris van [verweerder] bij dat salaris heeft opgeteld.
AAR heeft geen vergoeding aangeboden en de door [verweerder] verzochte vergoeding is gelijk aan de vergoeding die hem wordt toegekend. Indien AAR haar verzoek zou intrekken, dan blijft in ieder geval het verzoek van [verweerder] overeind met de daarop uitgesproken ontbinding. Onder die omstandigheden is het niet zinvol te achten AAR in de gelegenheid te stellen haar verzoek in te trekken.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 april 2006;
kent aan [verweerder] ten laste van AAR een vergoeding toe van € 192.150,00 bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
veroordeelt voor zover nodig AAR tot betaling van die vergoeding;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.