ECLI:NL:RBHAA:2006:AV5266

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119737 - HA RK 05-126
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens uit het Register herkenningsdienst van de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 maart 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens van verzoeker E. uit het Register herkenningsdienst van de Koninklijke Marechaussee. E. was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, maar zijn gegevens stonden nog geregistreerd, wat zijn carrièremogelijkheden bij de Koninklijke Marechaussee negatief beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de registratie van E.'s gegevens niet langer het doel van het register diende, nu hij niet meer als verdachte kon worden aangemerkt. De beheerder van het register had eerder het verzoek tot verwijdering afgewezen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank stelde vast dat de gegevens van E. niet meer noodzakelijk waren voor het doel van het register, en dat de persoonlijke omstandigheden van E. een reden vormden om zijn gegevens te verwijderen. De rechtbank heeft de beheerder dan ook bevolen om de gegevens van E. uit het register te verwijderen, en heeft een afschrift van de beschikking gezonden aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 119737 / HA RK 05-126
Beschikking van 16 maart 2006
in de zaak van
I. E.,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. M.A. Tilstra,
tegen
DE COMMANDANT DER KONINKLIJKE MARECHAUSSEE,
IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEHEERDER VAN HET REGISTER HERKENNINGSDIENST VAN DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE,
wonende te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. A.D. van Linge.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als E. en de beheerder.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 9 december 2005 ter griffie ingekomen verzoekschrift, met bijlagen;
- de op 23 februari 2005 ter griffie ingekomen stukken van verweerder;
- de pleitnota van mr. Tilstra voornoemd;
- de mondelinge behandeling.
2. De beoordeling
2.1. Het verzoek strekt ertoe dat de beheerder op de voet van artikel 23 Wet politieregisters wordt bevolen de gegevens van E. uit het register Herkenningsdienst van de Koninklijke Marechaussee te verwijderen. E., die werkzaam is bij de Koninklijke Marechaussee, stelt hiertoe - kort samengevat - dat registratie van zijn gegevens niet langer voldoet aan het doel waartoe het register dient, nu E. van hem ten laste gelegde feiten is vrijgesproken door de Militaire Kamer van de rechtbank Arnhem, sector strafrecht en nu E. door de registratie wordt geschaad in zijn carrièremogelijkheden.
2.2. De beheerder heeft bij besluit d.d. 23 november 2005 een verzoek d.d. 27 oktober 2005 van E., tot verwijdering van zijn gegevens uit voormeld register, afgewezen. Nu het onderhavige verzoek is ingediend op 9 december 2005 kan verzoeker, gelet op het bepaalde in artikel 23 lid 2 Wet politieregisters, in zijn verzoek worden ontvangen.
2.3. De beheerder stelt dat hij niet de gegevens van E. niet uit het register behoeft te verwijderen omdat:
- de gegevens zijn rechtmatig verkregen;
- E. is vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs;
- in het register is vermeld dat E. is vrijgesproken;
- niet gebleken is dat E. onterecht als verdachte is aangemerkt;
- niet elke verdenking tegen E. is komen te vervallen;
- de gegevens zijn nodig voor het doel van het register, te weten de verificatie van namen van verdachten van misdrijven en het kunnen vaststellen van de mate van recidive;
- de persoonlijke omstandigheden van E. vormen geen reden om anders te beslissen.
2.4. Artikel 2 lid 1 van het Privacyreglement politieregister herkenningsdienst Koninklijke marechaussee (hierna: het privacyreglement) luidt, voorzover thans van belang:
“Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 6 van de Politiewet 1993 binnen de Koninklijke marechaussee mogelijk te maken voor zover het betreft:
a. (...)
b. de verificatie van namen van verdachten van misdrijven;
c. het vaststellen van de mate van recidive verdachten van misdrijven;
d. (...)”
Artikel 8 lid 1 van het privacyreglement luidt:
“De gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register en zodra mogelijk vernietigd.”
2.5. Op grond van artikel 27 Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt vóórdat de vervolging is aangevangen als verdachte aangemerkt degene te wiens aanzien een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit en daarna degene tegen wie de vervolging is gericht. Daaruit volgt dat wanneer de vervolging door een onherroepelijk vonnis van de rechter is geëindigd, aan de status van verdachte een einde komt.
Tussen partijen staat vast dat E. is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde en dat het aanvankelijk tegen die vrijspraak door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep is ingetrokken. Aldus is van vervolging van E. niet langer sprake en kan E. niet meer als verdachte worden aangemerkt. Nu vaststaat dat E. is vrijgesproken, kan ingevolge het wettelijk systeem, zoals hiervoor besproken, geen andere conclusie worden getrokken dan dat E. niet meer als verdachte kan worden aangemerkt.
Het verweer van de beheerder dat uit voornoemd vonnis niet blijkt dat E. ten onrechte als verdachte is aangemerkt, terwijl het openbaar ministerie ook niet in een eerder stadium de zaak tegen E. heeft geseponeerd omdat iedere grond voor verdenking tegen E. was vervallen, wordt verworpen. Ingevolge artikel 352 Sv kan de rechtbank slechts tot vrijspraak komen indien zij niet bewezen acht dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. En weliswaar kan er voldoende grond zijn geweest (voor het openbaar ministerie) om een verdachte te vervolgen, maar het is de rechtbank die uiteindelijk beslist of deze gronden leiden tot veroordeling of vrijspraak.
Dat E. verdacht wordt van andere feiten dan de feiten die tot de hier bedoelde strafzaak hebben geleid, is gesteld noch gebleken. Waarop de gestelde verdenkingen zijn gebaseerd is niet onderbouwd. Aldus valt niet in te zien dat de beheerder, niettegenstaande een onherroepelijke vrijspraak door de bevoegde rechter, E. als verdachte blijft aanmerken.
De stelling van de beheerder dat E. bij zijn verzoek geen belang heeft omdat in het register de vrijspraak is aangetekend, doet hieraan niet af. E. heeft immers onweersproken gesteld dat bij raadpleging van het register niet aanstonds blijkt van de vrijspraak, terwijl overigens het enkele feit dat hij daarin is opgenomen, al nadelig voor hem kan zijn, bijvoorbeeld indien hij voor bepaalde functies bij de marechaussee in aanmerking wil komen.
2.6. Nu E. niet als verdachte (meer) kan en mag worden aangemerkt zijn de gegevens van E. niet meer nodig voor het door de beheerder gestelde doel van registratie zoals weergegeven onder 2.3.
2.7. De overige door de beheerder gestelde gronden rechtvaardigen, gelet op de onder 2.4 weergegeven regels, niet dat E.’ gegevens geregistreerd blijven.
2.8. Bovendien heeft E. gesteld en heeft de beheerder niet weersproken, dat E. is afgewezen voor een functie bij de Koninklijke Marechaussee waarnaar hij gesolliciteerd had, op de grond dat hij in het register vermeld staat. Aldus is het belang van E. bij verwijdering van zijn gegevens uit het register evident.
2.9. Het verzoek is dus toewijsbaar.
2.10. Ten overvloede wordt overwogen dat het voorgaande in lijn is met het door de beheerder over gelegde advies van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) d.d. 6 december 2004 aan de rechtbank Utrecht (kenmerk z2004-1392), terzake een met het onderhavige verzoek min of meer te vergelijken zaak. Het advies van het CBP in die zaak luidt immers, voorzover thans van belang, dat bij een negatieve beantwoording van de vraag of verzoeker nog als verdachte kan worden aangemerkt, het verzoek tot verwijdering gegrond voorkomt.
3. De beslissing
De rechtbank,
3.1. beveelt de beheerder de gegevens van E. uit het register Herkenningsdienst van de Koninklijke Marechaussee te verwijderen,
3.2. beveelt de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan het CBP.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2006.?