ECLI:NL:RBHAA:2006:AV5319

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
107079/HA ZA 04-1559
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenbeslag en toekomstige vorderingen in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 15 maart 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Partrust Beheer B.V. en Sanoma Uitgevers B.V. De zaak betreft een derdenbeslag dat door Partrust is gelegd op toekomstige vorderingen van K.H. H. op Sanoma. Partrust had op 13 januari 2003 conservatoir derdenbeslag gelegd onder Sanoma, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter. De vordering van Partrust op H. was voorlopig begroot op € 85.000. Sanoma had op 4 februari 2003 een verklaring derdenbeslag afgelegd, waarin onder andere werd vermeld dat er een rechtsverhouding bestond tussen H. en Sanoma. In de procedure heeft Partrust gesteld dat het beslag ook betrekking had op bedragen die Sanoma na de beslaglegging aan H. verschuldigd zou worden.

De rechtbank oordeelde dat Partrust, gelet op de summierlijke verklaring van Sanoma, aanleiding had kunnen vinden om Sanoma te betrekken in een procedure ex artikel 477a lid 2 Rv. Echter, de termijn om dit te doen was verstreken. Een brief van Sanoma waarin de eerder opgegeven bedragen werden gecorrigeerd, deed de termijn niet opnieuw aanvangen. De rechtbank concludeerde dat Partrust niet in haar vordering kon worden ontvangen, omdat zij niet tijdig had gedagvaard. De vordering van Partrust werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie in het kader van derdenbeslag en de noodzaak voor partijen om adequaat te reageren op verklaringen van derden. De rechtbank heeft de kosten van het geding aan de zijde van Sanoma begroot op € 1.145, inclusief verschotten en salaris voor de procureur.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 107079/HA ZA 04-1559
Vonnisdatum: 15 maart 2006
279
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
ENKELVOUDIGE KAMER,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARTRUST BEHEER B.V.,
gevestigd te Breda,
eisende partij,
advocaat mr. H.M.J. Simonis te Breda,
procureur mr. M. Middeldorp,
-- tegen --
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANOMA UITGEVERS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde partij,
procureur mr. E. Hennis te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Partrust respectievelijk Sanoma.
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het grif-fiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
? Het tussenvonnis van deze rechtbank van 11 mei 2005 en de daarin genoemde stukken;
? Het proces-verbaal van ambtshalve comparitie van partijen van 7 juli 2005 en de daarin genoemde stukken.
2. De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Op 13 januari 2003 heeft Partrust, na daartoe op 9 januari 2003 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, ten laste van K.H. H. conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Sanoma. Bij genoemd verlof is de vordering van Partrust op H., ter verzekering waarvan beslag werd gelegd, met in-begrip van rente en kosten, voorlopig begroot op € 85.000,=.
b. De door Sanoma ingevulde “verklaring derdenbeslag” d.d. 4 februari 2003 houdt onder meer het volgende in:
(…)
op verzoek van de schuldeiser: naam: de besloten vennootschap Partrust Beheer B.V. (…)
ten laste van de schuldenaar: naam: K.H. H. (…)
betreffende een derdenbeslag: gelegd onder de derde-beslagene: Sanoma Uitgevers B.V. (…), van welke derde de ondergetekende verklaart:
(…)
B: (aankruisen indien van toepassing)
o: dat er tussen de derde en de schuldenaar een rechtsverhouding bestaat of bestaan heeft, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de derde had te vor-deren, nu heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen.
Deze rechtsverhouding betreft:
o: een dienstverband (b.v. een arbeidsovereenkomst) waarbij loonbelasting wordt ingehouden
o: een sociale of andere periodieke uitkering
o: een rekening-courant verhouding (bankrekening, spaarrekening of anderszins)
x: enige andere overeenkomst.
(…)
Aan de schuldenaar zijn de volgende bedragen verschuldigd:
Totaal € 3.731,94. Dit betreft 2 facturen d.d. 18-01-’03.
(…)
c. Bij vonnis van 17 maart 2004 heeft de rechtbank Rotterdam de vordering van Par-trust, tot verzekering waarvan het conservatoir derdenbeslag was gelegd, toegewe-zen, in dier voege dat H. is veroordeeld tot betaling aan Partrust van € 67.768,85, te vermeerderen met rente en kosten.
d. Voormeld vonnis is op 15 april 2004 betekend aan Sanoma en op 19 mei 2004 aan H.. H. heeft aan het vonnis geen gevolg gegeven.
e. Bij brief van 17 juni 2004 heeft Partrust aan Sanoma laten weten:
(…)
Wellicht ten overvloede wijs ik u erop dat beslag is gelegd op (en ik citeer uit het verlof van de Voorzieningenrechter d.d. 7 januari 2003):
“de gelden, de geldswaarden of goederen die de besloten vennootschap Sanoma Uitgevers B.V., gevestigd en kantoorhoudende aan de Kapellenlaan 65 te Hoofddorp (…) voor gere-questreerde onder zich hebben danwel aan gerequestreerde verschuldigd zijn danwel in de toe-komst verschuldigd zijn uit hoofde van een ten tijde van de beslaglegging bestaande rechtsver-houding”.
Dit betekent dat de geldsommen die u thans verplicht bent te voldoen, niet beperkt zijn tot de bedragen die u ten tijde van het beslag op 13 januari 2003 aan de heer H. verschuldigd was. Ook nadien verschuldigde bedragen, mits verschuldigd uit hoofde van een ten tijde van het be-slag bestaande rechtsverhouding, vallen daaronder.
f. Bij brief van 25 juni 2004 heeft Sanoma aan Partrust laten weten:
Inmiddels heb ik het dossier nog eens goed bestudeerd en kom tot de ontdekking dat het be-drag, te weten € 3.731,94 dat onze administratie heeft ingevuld op de verklaring derdenbeslag niet correct is. Op het moment van het derdenbeslag stonden er nog twee facturen open ten be-hoeve van werkzaamheden die K.H. voor het tijdschrift Story heeft verricht. Het bedrag van deze facturen bedraagt in totaal € 2.325,00 (€ 1.718,82 en € 605,18). Onze administratie heeft per abuis de verkeerde facturen opgeteld, onze excuses daarvoor. (…)
Ik heb nogmaals overleg gevoerd met een aantal deurwaarderskantoren en onze advocaat. De-ze personen zijn eveneens van mening dat het derdenbeslag slechts rust op de gelden die Sanoma Uitgevers BV onder zich had op het moment van het derdenbeslag, te weten op 4 fe-bruari 2003 (datum afgifte verklaring derdenbeslag). Het derdenbeslag betreft derhalve geen toekomstige gelden, ondanks het feit dat daarom wel is verzocht bij de rechter.
g. Sanoma heeft ter voldoening aan haar verplichtingen als derde-beslagene aan
Partrust een bedrag van € 2.325,= betaald.
3. De vordering
3.1 Partrust vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Sanoma zal veroordelen:
I. een schriftelijke en door Sanoma ondertekende gerechtelijke verklaring af te leggen, met inachtneming van hetgeen Partrust in de dagvaarding heeft gesteld, van hetgeen Sanoma van de heer H. onder zich heeft en/of aan de heer H. ver-schuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van de heer H. zal verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan de heer H. ver-schuldigd zal worden;
II. nadat die verklaring door Sanoma zal zijn afgelegd en door de rechtbank te Haarlem zal zijn bepaald hetgeen gedaagde onder zich heeft en/of aan de heer H. verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van de heer H. zal verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan de heer H. verschuldigd zal worden –tot het ter tenuitvoerlegging af- en overdragen van zodanige gelden en/of goederen, voor zover deze het totale bedrag dat Partrust in gevolge voormeld vonnis van de heer H. te vorderen heeft niet overtreffen
III. tot betaling van de kosten in dit geding.
3.2 Ter onderbouwing van haar vordering voert Partrust aan dat het onder Sanoma gelegde beslag, blijkens de bewoordingen van het verleende verlof, mede omvat de bedragen die Sanoma sedert de beslaglegging aan H. verschuldigd is geworden (of nog zal worden) wegens door Sanoma van H. afgenomen artikelen. Partrust stelt zich op het standpunt dat al deze vorderingen voortvloeien uit een “ten tijde van de be-slaglegging reeds bestaande rechtsverhouding”, als bedoeld in het verleende verlof.
4. Het verweer
4.1 Sanoma heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Sanoma heeft als (primair) verweer aangevoerd dat, nu de dagvaarding niet binnen de termijn van artikel 477a lid 2 Rv is uitgebracht, de bevoegdheid van Partrust om de door Sanoma afgelegde “verklaring derdenbeslag” van 4 februari 2003 te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen, is vervallen.
5.2 Partrust heeft hiertegen ingebracht dat haar pas uit de brief van Sanoma van 25 juni 2004 is duidelijk geworden dat Sanoma van mening was dat het beslag slechts rust op de gelden, die zij onder zich had op het moment dat het derdenbeslag werd gelegd. Volgens Partrust is met de ontvangst van de brief van 25 juni 2004, welke in haar vi-sie is te beschouwen als nadere verklaring, een nieuwe termijn van twee maanden gaan lopen, zodat de dagvaarding tijdig is uitgebracht.
5.3 Niet in geschil is dat Partrust in de door haar tegen H. aangespannen procedure een executoriale titel heeft verkregen, welke -doordat het betreffende vonnis uitvoerbaar bij voorraad was verklaard- voor tenuitvoerlegging vatbaar was. Deze executoriale ti-tel is op 15 april 2004 aan Sanoma en op 19 mei 2004 aan H. betekend. Op grond van het bepaalde in artikel 704 lid 1 Rv is het conservatoire beslag derhalve op 19 mei 2004 overgegaan in een executoriaal beslag. Partrust had Sanoma vervolgens, over-eenkomstig het bepaalde in artikel 477a lid 2 Rv, binnen twee maanden na 19 mei 2004 moeten dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan haar als executant zou blijken toe te komen. Partrust heeft Sanoma echter pas op 24 augustus 2004 gedag-vaard. Haar bevoegdheid om de door Sanoma afgelegde “verklaring derdenbeslag” van 4 februari 2003 te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen, was toen, gelet op artt. 723 jo 477a lid 2 Rv., al vervallen.
5.4 Anders dan Partrust is de rechtbank van oordeel dat de brief van Sanoma van 25 juni 2004 geen nieuwe termijn van twee maanden heeft doen aanvangen. Weliswaar heeft Sanoma in die brief het bedrag, vermeld in haar “verklaring derdenbeslag”, naar bene-den toe aangepast, maar deze aanpassing is door Partrust geaccepteerd en speelt in dit verband (dus) verder geen rol.
5.5 Anders dan Partrust lijkt te betogen, is voor het overige geen sprake van herroeping door Sanoma van haar verklaring. Voor zover Partrust heeft gesteld dat Sanoma in haar verklaring melding maakte van één overeenkomst voor alle aan H. verstrekte op-drachten, terwijl ze dat in haar brief van 25 juni 2004 en latere correspondentie niet meer deed, ontbeert die stelling feitelijke grondslag. Sanoma heeft in haar “verklaring derdenbeslag” niet meer en niet minder vermeld dan dat de rechtsverhouding uit hoof-de waarvan H. iets van haar te vorderen had “enige andere overeenkomst” betrof. Over de aard van die overeenkomst heeft zij zich verder niet uitgelaten.
5.6 De rechtbank merkt op dat de door Sanoma in haar “verklaring derdenbeslag” verstrekte informatie zeer summier is. Juist daarin had Partrust echter aanleiding kun-nen vinden Sanoma, al dan niet na het inwinnen van nadere inlichtingen, te betrekken in een procedure ex artikel 477a lid 2 Rv. Partrust had in die procedure aanvulling kunnen eisen van de verklaring, in die zin dat Sanoma zich zou uitlaten over de bedra-gen die zij sedert de beslaglegging aan H. verschuldigd is geworden. In dat kader had dan aan de orde kunnen komen of Sanoma deze bedragen aan H. verschuldigd was “uit hoofde van een ten tijde van de beslaglegging bestaande rechtsverhouding” als bedoeld in het verlof van de Voorzieningenrechter van 7 januari 2003. Met Sanoma is de rechtbank van oordeel dat die discussie niet thuis hoort in een nieuwe procedure ex artikel 477a lid 2 Rv naar aanleiding van de brief van Sanoma van 25 juni 2004.
5.7 Geheel los van het voorgaande overweegt de rechtbank nog dat de onder 5.3 genoem-de termijn van twee maanden na 19 mei 2004 nog niet was verlopen toen Partrust de brief van Sanoma van 25 juni 2004 ontving. Partrust had na kennisname van die brief dus nog binnen de oorspronkelijke termijn een dagvaarding kunnen uitbrengen en aanvulling kunnen eisen. Dat zij (ook) dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening.
5.8 Uit het voorgaande volgt dat Partrust niet in haar vordering kan worden ontvangen, zodat deze zal worden afgewezen. Partrust zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1 Wijst af het gevorderde.
6.2 Veroordeelt Partrust in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Sanoma begroot op € 241,-- aan verschotten en € 904,-- aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart dit vonnis, wat betreft het onder 6.2 bepaalde, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Warmerdam, lid van voormelde kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 15 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.