ECLI:NL:RBHAA:2006:AV6520

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-2446 WVG
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.S. Korteweg-Wiers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tegemoetkoming in kosten voor woningaanpassing op basis van de Verordening voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 maart 2006 uitspraak gedaan over het verzoek van eiseres om een tegemoetkoming in de kosten voor een woningaanpassing op basis van de Verordening voorzieningen gehandicapten. Eiseres, die rolstoelgebonden is, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, maar deze aanvraag werd door het College van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de verhuizing naar een geschikte woning de goedkoopste en meest adequate oplossing is. Eiseres had aangegeven bereid te zijn om te verhuizen, mits er een geschikte woning beschikbaar zou komen binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat het besluit van verweerder om de aanvraag af te wijzen zorgvuldig tot stand was gekomen, ondanks de bezwaren van eiseres over de termijn en de geschiktheid van de aangeboden woningen. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor verbouwing van de huidige woning aanzienlijk hoger zouden zijn dan het normbedrag dat door verweerder wordt gehanteerd. Bovendien was er geen toestemming van de verhuurder voor de gewenste verbouwing, wat de keuze voor verhuizing verder onderbouwde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

reg. nr: Awb 05 - 2446 WVG
uitspraakdatum: 15 maart 2006
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam,
-- tegen --
het College van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft verweerder het verzoek van eiseres om in het kader van de Verordening voorzieningen gehandicapten Haarlemmermeer 2002 (de Verordening) een tegemoetkoming in de kosten voor een woonvoorziening te ontvangen, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 16 februari 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 juni 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 oktober 2005, alwaar eiseres is verschenen bij mr. Vermaat, voornoemd en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M.E. van Dijk, medewerkster Bezwaar en beroep bij verweerders gemeente.
Ter zitting is de behandeling geschorst teneinde de mogelijkheden van mediation te onderzoeken. Nadat verweerder te kennen heeft gegeven hiertoe toch geen mogelijkheden te zien is partijen toestemming gevraagd uitspraak te doen zonder verdere voorafgaande behandeling ter zitting. Na deze toestemming te hebben verkregen is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Eiseres, rolstoelgebonden, heeft op 11 november 2004 een (nieuwe) aanvraag ingediend om op grond van de Verordening Voorzieningen gehandicapten Gemeente Haarlemmermeer in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor een woonvoorziening. Bij besluit van 3 februari 2005 heeft verweerder op die aanvraag afwijzend beslist, onder verwijzing naar de over de woonsituatie van eiseres mede in het kader van voorgaande procedures uitgebrachte rapportages.
2.2. De AWB-commissie van verweerders gemeente heeft eerder het bezwaar van eiseres van 10 december 2002 tegen verweerders afwijzing van een woonvoorziening (woningvergroting/aanbouw van twee slaapkamers) van 8 oktober 2002 behandeld. Tijdens de behandeling heeft eiseres toegelicht dat haar oudste dochter in staat kan worden geacht de slaapkamer op de eerste verdieping te gebruiken en dat zijzelf en haar jongste dochter dat niet meer kunnen en daarom de nieuwe aanvraag voor een aanbouw slechts wordt gevraagd voor haarzelf en haar jongste dochter. Een en ander heeft ertoe geleid dat eiseres haar bezwaarschriften heeft ingetrokken en dat verweerder - bij monde van de heer P.P. Prooij - heeft toegezegd een nieuwe aanvraag, die betrekking heeft op de slaapkamerunit voor uitsluitend eiseres en haar jongste dochter, in behandeling te nemen. Tevens is afgesproken dat een andere medisch adviseur dan Argonaut, zal worden ingeschakeld.
2.3. In december 2004 is door ir. B.F.W.M. van den Eijnde, bouwkundig-ergonoom, gerapporteerd omtrent een door hem uitgevoerd medisch-ergonomisch onderzoek naar de noodzakelijke woningaanpassing van de woning op [adres] te [woonplaats]. Zijn conclusie is dat er een indicatie is voor het realiseren van twee éénpersoons slaapkamers op de begane grond van de huidige woning. Tevens is hij de mening toegedaan dat de goedkoopst-adequate oplossing is te verhuizen met de toevoeging dat daarvoor geen medische contra-indicaties bestaan.
2.4. Verweerder heeft op grond van deze rapportage het verzoek voor de bedoelde aanbouw van eiseres afgewezen onder de overweging dat de geschatte kosten voor een prefab-aanbouw aanzienlijk hoger liggen dan het gehanteerde normbedrag van € 9075,60 dat wordt gehanteerd bij het afwegen van een verhuisplicht ten opzichte van een voorziening te treffen aan de bestaande woning. Daarbij acht verweerder van belang dat de "Woonmaatschappij", de huidige eigenaar van de woning die eiseres met haar dochters bewoont, heeft verklaard geen toestemming te verlenen tot de gevraagde uitbreiding van de woning met een aanbouw. Derhalve acht verweerder de goedkoopst adequate oplossing dat eiseres zal verhuizen naar een geschiktere woning terwijl hiervoor geen contra-indicaties bestaan. Voorts acht verweerder geen sprake van een zodanige kennelijke hardheid dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is.
2.5. Ten aanzien van een eventuele verhuizing heeft verweerder overwogen dat er geregeld voldoende adequate woningen beschikbaar zijn, terwijl naar het oordeel van verweerder bij de selectie van de woningen geen rekening behoeft te worden gehouden met de toestand van de oudste dochter van eiseres omdat zij op eigen initiatief van een adequate naar een inadequate woning is verhuisd. De omstandigheid dat die dochter gedurende de bezwaarprocedure weer haar intrek heeft genomen in het ouderlijk huis doet hier niets aan af, aldus verweerder. Ook is verweerder van mening dat bij selectie van geschikte woningen geen rekening behoeft te worden gehouden met de (huidige) partner van eiseres.
2.6. Eiseres is bereid aan verhuizing naar een wel geschikte woning mee te werken mits deze voor drie personen in een rolstoel geschikt is en binnen redelijke termijn (zes maanden) beschikbaar komt. Verweerder heeft echter niet gepreciseerd binnen welke termijn en naar welke woning verhuizing mogelijk is of kan zijn, reden waarom verweerders besluit volgens eiseres onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
Als reeds nu duidelijk is dat eiseres met haar gezin (haar partner en haar beide eveneens gehandicapte dochters) niet naar een adequate woning kan verhuizen, kan volgens eiseres het primaat van verhuizing niet worden gehanteerd. Tevens merkt eiseres op dat zij de beschikking dient te hebben over een ouder slaapkamer, dat weliswaar de huidige woning voor haar oudste dochter geschikt is, maar dat bij het zoeken van een andere woning wel met haar handicaps en beperkingen rekening gehouden moet worden.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt.
2.8. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerders besluit de gevraagde tegemoetkoming in de kosten voor de bouw van een porto-cabin (prefab-unit) aan de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] af te wijzen, de rechterlijke toets kan doorstaan.
2.9. Niet ter discussie staat dat de woning in haar huidige staat niet passend is voor eiseres. Er doen zich dan twee mogelijkheden voor: verhuizen of de woning aanpassen. Geheel los van welke keuze gemaakt wordt, dient, naar het oordeel van de rechtbank, uitgangspunt te zijn dat het een gezin van 3 personen betreft. Immers, feitelijk heeft eiseres een (nieuwe) partner en met hem dient dan ook rekening te worden gehouden. Met de omstandigheid dat de oudste - meerderjarige - dochter en haar partner om hun moverende redenen tijdens de bezwaarfase weer in het ouderlijk huis zijn gaan wonen behoeft verweerder inderdaad geen rekening te houden. Dit geldt ook voor de mogelijke verzorgers van eiseres en haar (jongste) dochter.
2.10. Staande voor de keuze in het kader van de WVG verhuiskosten te vergoeden of een woning aan te passen hanteert verweerder een beleid, waarbij het kostenaspect een duidelijke rol speelt: indien de verbouwingskosten meer bedragen dan € 9075,60 gaat verweerder na of verhuizen een optie is en weegt vervolgens de beide mogelijkheden tegen elkaar af. Dit beleid wordt in het algemeen en ook in het onderhavige geval als redelijk bestempeld.
2.11. Verweerder heeft uiteindelijk gekozen voor de verhuisoptie. Dit besluit van verweerder kan de rechterlijke toets doorstaan. De rechtbank heeft hierbij met name laten meewegen dat, hoeveel de verbouwingskosten ook precies zijn, vast staat dat die verbouwingskosten het bedrag van € 9075,60 meer dan ruimschoots te boven zullen gaan. Ook acht de rechtbank van belang dat de verhuurder niet mee wenst te werken aan de verbouwing, terwijl verweerder er naar de mening van de rechtbank terecht van uit gaat dat een porto-cabin een tijdelijke voorziening is, bijvoorbeeld voor iemand die een beperkte levensverwachting heeft. De rechtbank heeft - niet in de laatste plaats - bij zijn beoordeling betrokken dat de praktijk heeft uitgewezen dat verweerder heeft gesteld in staat te zijn binnen een redelijke termijn van 6 maanden een passende, dan wel een (op goedkopere wijze) passend te maken woning aan te bieden en, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard, ook nu regelmatig gehandicapte cliënten met voorrang helpt bij het vinden van passende woonruimte.
2.12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, rechter, in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2005
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.