ECLI:NL:RBHAA:2006:AW1877

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
122173/KG ZA 06-94
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitlatingen over niet-integere relatie tussen projectontwikkelaar en gemeente

In deze zaak vorderde de eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ontwikkelingsmaatschappij Meerschip B.V., een verbod tegen de gedaagde, B., om uitlatingen te doen die suggereren dat er een niet-integere relatie bestaat tussen Meerschip en de Gemeente Haarlemmermeer. De gedaagde, een projectontwikkelaar, had plannen voor de oprichting van een grootschalig erotisch uitgaanscentrum in Haarlemmermeer en meende dat hij door de gemeente en Meerschip werd tegengewerkt. Hij had in de pers en via flyers beschuldigingen geuit over de rol van Meerschip in zijn tegenwerking. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van B. onrechtmatig waren, omdat deze de suggestie van corruptie wekten zonder dat deze door feiten werden gerechtvaardigd. De rechter verbood B. om dergelijke uitlatingen te doen en legde een dwangsom op voor elke overtreding van dit verbod. De vordering van Meerschip om een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten te ontvangen werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van onverwijlde spoed die een dergelijke voorziening rechtvaardigde. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 122173 / KG ZA 06-94
Vonnis in kort geding van 13 april 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ MEERSCHIP B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
procureur mr. D. Winters,
tegen
M. L. B.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H.J.M. van Schie.
Partijen zullen hierna Meerschip en B. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van B..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Meerschip exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling en realisatie van onroerend goedprojecten, zowel bedrijventerreinen als woningbouw, in de regio Haarlemmermeer. Ten behoeve van haar onderneming koopt Meerschip grond in gebieden waar projecten ontwikkeld kunnen worden en waarvoor, na ontwikkeling en realisatie van de bouwprojecten, kopers kunnen worden gevonden. In verband met deze activiteiten onderhoudt Meerschip intensief contact met bestuurders en ambtenaren van de Gemeente Haarlemmermeer (hierna ook: “de Gemeente”).
2.2. B. is projectontwikkelaar. B. en Meerschip hebben in het kader van diverse grondtransacties contact met elkaar gehad.
2.3. Bij brief d.d. 30 juni 1995 heeft B. aan het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente een plan voorgelegd om in de Gemeente een grootschalig erotisch uit-gaanscentrum genaamd City of Love (later City 4 Love) te realiseren en om medewerking voor de benodigde wijziging van het bestemmingsplan verzocht. In november 1998 heeft B. daartoe “een officiële aanvraag voor en van het uitgaanscentrum de City of Love” aan het college toegezonden.
2.4. In 2003 zijn de Gemeente en B. met elkaar in een conflict verwikkeld geraakt, onder meer omdat geen overeenstemming kon worden bereikt over de locatie waar het erotisch uitgaanscentrum kon worden gerealiseerd. Sinds begin 2004 heeft B. regelmatig in perspublicaties en anderszins in de openbaarheid gebracht dat hij door de Gemeente stelselmatig wordt tegengewerkt bij de realisatie van het erotisch uitgaanscentrum en dat Meerschip daarbij een rol speelt.
2.5. Artikelen over dit conflict in het Haarlems Dagblad bevatten onder meer de volgende passages:
“(…) Hij (voorzieningenrechter: lees B.) wil in Haarlemmermeer een megabordeel City of Love opzetten en voelt zich gedwarsboomd door de ‘niet-integere relatie’ van gemeente en projectontwikkelaar Meerschip. (…)” [Haarlems dagblad d.d. 22 april 2004]
“(…) Hij heeft Haarlemmermeer er al eens van beschuldigd dat het onder een hoedje speelt met projectontwikkelaar Meerschip. (…)” [Haarlems Dagblad d.d. 11 december 2004]
“(…) Dat zou het VVD-collegelid hebben gedaan omdat hij Wilhelminahoeve liever gunde aan ‘bevriende projectontwikkelaars’. (…) Zijn (voorzieningenrechter: lees B.s) verhaal kwam erop neer dat er een complot is gesmeed waarbij VVD-wethouders onder één hoedje spelen met ontwikkelingsmaatschappij Meerschip. (…)” [Haarlems Dagblad 13 januari 2006]
“(…) Volgens B. wordt hij bij deze plannen al jarenlang op onheuse wijze gedwarsboomd door de gemeente, die daarbij onder één hoedje zou spelen met de ‘bevriende’ projectontwikkelaars van Meerschip. (…)” [Haarlems Dagblad d.d. 14 januari 2006]
2.6. In het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006 heeft B. de hierna afgedrukte flyer (hierna ook: “de flyer”) geplaatst op de website www.[R.B.]nl. Bij brief van 24 februari 2006 heeft mr. Winters B. namens Meerschip gesommeerd de flyer van de website te verwijderen, deze niet te verspreiden en ook overigens geen uitlatingen meer te doen over Meerschip.
2.7. B. heeft de flyer huis aan huis verspreid in een deel van Hoofddorp en in Cruquius en op 25 februari 2006 uitgedeeld in een winkelcentrum te Hoofddorp. Inmiddels is de flyer van de website verwijderd.
(Volgt afbeelding flyer)
3. Het geschil
3.1. Meerschip vordert, na vermindering van eis - samengevat - dat de voorzieningen-rechter:
a. B. op straffe van verbeurte van een dwangsom zal verbieden direct na betekening van het te wijzen vonnis aan derden en in het bijzonder in de pers en/of via welk medium dan ook, enige uitlating te doen over Meerschip;
b. B. op straffe van verbeurte van een dwangsom zal verbieden de onder de feiten bedoelde flyer of daarmee vergelijkbare flyers waarin Meerschip direct of indirect wordt genoemd te (doen) verspreiden;
c. Meerschip zal machtigen zonodig met de hulp van de sterke arm van politie en justitie voornoemde verboden ten uitvoer te leggen;
d. B. zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting ter zake van buitengerechtelijke kosten aan Meerschip te betalen de somma van EUR 4.600,--.
3.2. B. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In dit geding ligt ter beantwoording de vraag of de wijze waarop B. zich in de flyer en in diverse artikelen in het Haarlems Dagblad over Meerschip heeft uitgelaten strijdig moet worden geacht met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, waardoor die uitlatingen als onrechtmatig jegens Meerschip moeten worden aangemerkt.
4.2. Uit de onder de feiten aangehaalde artikelen in het Haarlems Dagblad blijkt dat B. Meerschip tegenover de pers herhaaldelijk in verband heeft gebracht met corruptie. Hij heeft immers bij herhaling geuit dat Meerschip en de Gemeente “onder één hoedje spelen” en dat tussen de Gemeente en Meerschip “een niet-integere relatie” bestaat. In de artikelen en in de flyer is voorts een aantal malen sprake van een “bevriende projectontwikkelaar”. Weliswaar wordt in de flyer de naam van Meerschip niet expliciet genoemd, maar degenen die de berichtgeving over grondtransacties in de Haarlemmermeer volgen, zullen onmiddellijk be-grijpen dat daarmee Meerschip wordt bedoeld.
4.3. Sedert de Parlementaire Enquête Bouwfraude bevinden projectontwikkelaars en bouwondernemingen zich in een kwetsbare positie. Bouwfraude was en is een zeer gevoelig onderwerp, zeker wanneer daarbij overheidsinstanties betrokken zijn. Mede tegen die ach-tergrond moet de suggestie van corruptie die in voormelde uitlatingen besloten ligt als onrechtmatig jegens Meerschip worden aangemerkt, indien die suggestie niet door de feiten wordt gerechtvaardigd.
4.4. B. heeft aan de hand van twee voorbeelden geïllustreerd dat naar zijn mening sprake moet zijn van een “niet-integere relatie” tussen de Gemeente en Meerschip en van bevoordeling van Meerschip als “bevriende projectontwikkelaar”. Die voorbeelden betreffen de gang van zaken rond de locaties Wilhelminahoeve en De Liede.
4.5. Ten aanzien van de locatie Wilhelminahoeve stelt B. dat hij door de Gemeente op het verkeerde been is gezet. Op zijn voorstel om de locatie Wilhelminahoeve te ontwikkelen voor de bouw van de City 4 Love werd hem, naar hij stelt, door de Gemeente voorgehouden dat die locatie in het Groene Hart lag en dat het niet mogelijk was het erotisch uitgaanscentrum daar te realiseren. Na een locatieonderzoek werd de Wilhelminahoeve echter als geschikte vestigingslocatie voor het erotisch uitgaanscentrum aangewezen. Met Meerschip werden gesprekken gevoerd over een mogelijke bestemmingswijziging van de locatie.
4.6. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gang van zaken rond de Wilhelminahoeve als volgt is geweest. In april 2001 heeft G.W. van den B. namens Business Area Investments B.V. (hierna ook; “BAI”) een onderhoud gehad met onder meer G. G.”, destijds wethouder economische zaken van de Gemeente, (hierna ook: G.”) over de wens van BAI om het gebied van de Wilhelminahoeve te gebruiken voor bedrijfsdoeleinden. BAI is een vennootschap die door aandeelhouders van Meerschip is opgericht om in samenwerking met derden grondposities te verwerven waarvan, gezien de ligging, wordt verwacht dat de agrarische bestemming kan worden gewijzigd in bedrijfsterrein of woningbouw. Nadat de grond is geleverd huurt BAI Meerschip in om als gedelegeerd ontwikkelaar ontwikkelingswerk-zaamheden te verrichten. In mei 2001 heeft BAI de locatie Wilhelminahoeve gekocht. Eind augustus 2001 heeft G. BAI laten weten, dat het gebied in het vigerende bestemmingsplan de bestemming “Agrarische Doeleinden II” heeft en in de partiële herziening Streekplan ANZKG ook als agrarische grond is bestemd, zodat een planologisch kader waarin het ge-bied ontwikkeld kon worden ontbrak. In december 2001 is de grond eigendom geworden van de vennootschap Nieuw-Vennep Zuid III B.V. In 2002 heeft Meerschip als gedelegeerd projectontwikkelaar een marktonderzoek laten uitvoeren en in september 2002 bij de Provincie Noord Holland een zienswijze ingediend in het kader van de streekplanherziening. De zienswijze is door de Provincie bij de vaststelling van het streekplan op 17 februari 2003 gehonoreerd. Daarna heeft Meerschip namens haar opdrachtgevers opnieuw bij de Gemeente de gewenste bestemmingswijziging aan de orde gesteld. In verband daarmee is een nota van uitgangspunten voor de locatie opgesteld en voorgelegd aan de Raadscommissie Ruimte en Economie. Voorts is een masterplan tot stand gekomen dat in januari 2006 in de Gemeenteraad is besproken.
4.7. B. verwijt de Gemeente onzorgvuldig en onrechtmatig te hebben gehandeld door de Wilhelminahoeve als locatie voor zijn project af te wijzen, terwijl die locatie later toch wel geschikt werd geacht als vestigingslocatie. Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken valt echter niet in te zien in welk opzicht Meerschip daarbij een verwijt treft. Voorts is niet aannemelijk dat de Gemeente met betrekking tot de Wilhelminahoeve Meerschip in enig opzicht zou hebben bevoordeeld ten opzichte van B.. Voor dit oordeel is mede van belang dat Meerschip niet de eigenaar is van de grond en dat zij als gedelegeerd projectont-wikkelaar slechts zijdelings bij het project is betrokken. Anders dan B. heeft aangevoerd, is niet gebleken dat Meerschip over andere informatie over de locatie beschikte dan B.. Immers, ook Meerschip heeft aanvankelijk van de Gemeente te horen gekregen dat ontwikke-ling van de locatie tot bedrijventerrein niet strookte met het bestemmingsplan en het streekplan. Meerschip heeft namens BAI zelf het initiatief genomen om tot wijziging van het streekplan en het bestemmingsplan te komen. B. had daartoe ook stappen kunnen ondernemen.
4.8. Ten aanzien van de grond in De Liede was de gang van zaken als volgt. B. heeft op 15 maart 2001 grond in De Liede gekocht om daar het erotisch uitgaanscentrum te op te richten. Na de aankoop van die percelen werd B. ervan op de hoogte gesteld dat op 28 februari 2001 de Gemeente had besloten die locatie niet te betrekken bij locatieonderzoek dat met het oog op het project van B. zou worden uitgevoerd. Vervolgens heeft B. met betrekking tot de grond in De Liede op 22 oktober 2003 aan Dura Vermeer Vastgoed B.V. en Meerschip P.O. 100 B.V. (hierna ook gezamenlijk DVM te noemen) een koopoptie verleend. Uit hoofde van die overeenkomst zou DVM de grond kopen voor EUR 40,-- per m2. Gedurende de optieperiode zou B. een optievergoeding ontvangen. Diezelfde dag werd door X., eigenaar van een aangrenzend stuk grond, aan voormelde partijen een soortgelijke koop-optie verleend. De beide overeenkomsten werden per 1 november 2003 door DVM opgezegd, omdat inmiddels was gebleken dat de Gemeente voornemens was een maximumgrens aan de uitgifteprijs van de grond van EUR 100,-- per m2 te verbinden. Voorts was onduidelijk op welke termijn een bestemmingswijziging van het gebied zou kunnen worden gereali-seerd. In februari 2004 heeft B. zijn grond in De Liede verkocht aan de Gemeente voor EUR 25,-- per m. Meerschip heeft op 26 februari 2004 X. aangeboden diens grond te kopen voor EUR 34,22 per m2. Met X. is geen transactie tot stand gekomen.
4.9. Dat de Gemeente B. niet tijdig heeft medegedeeld dat het erotisch uitgaanscentrum niet in De Liede kon worden gevestigd, kan niet aan Meerschip worden verweten. Voorts was Meerschip bevoegd de optieovereenkomst op te zeggen. Meerschip heeft deze conform de desbetreffende bepaling opgezegd. Zij is haar verplichting jegens B. tot het betalen van de optievergoeding nagekomen. Het kan zo zijn dat B. verlies heeft geleden doordat hij de grond in De Liede aan de Gemeente heeft verkocht voor een lager bedrag dan hij van Meer-schip zou ontvangen. Niet valt in te zien dat Meerschip ter zake een verwijt kan worden gemaakt, noch dat Meerschip hierbij op enigerlei wijze door de Gemeente is bevoordeeld.
4.10. Op grond van het voorgaande is ten aanzien van beide locaties onvoldoende aan-nemelijk geworden dat sprake zou zijn van een niet-integere relatie tussen Meerschip en de Gemeente. B. heeft, zoals hij ook zelf stelt, een geschil met de Gemeente. In zijn uitlatingen daarover in perspublicaties en dergelijke heeft hij Meerschip bij het conflict betrokken en verdachtmakingen ten aanzien van Meerschip geuit die hij vooralsnog niet in rechte heeft kunnen waarmaken. Daarom moeten de desbetreffende uitlatingen van B. naar het oordeel van de voorzieningenrechter als onrechtmatig jegens Meerschip worden aangemerkt. Gezien het feit dat de flyer op de website is geplaatst en huis aan huis is verspreid en nu B. niet heeft toegezegd dergelijke uitlatingen niet meer te zullen doen, bestaat er een reële dreiging dat B. in de toekomst opnieuw onrechtmatig jegens Meerschip zal handelen. Daarmee is ook het spoedeisend belang van Meerschip bij een verbod als na te melden gegeven.
4.11. Ten aanzien van de ingestelde vorderingen wordt als volgt overwogen. De vorde-ringen onder a. en b. die een algemeen verbod inhouden om in het openbaar uitlatingen te doen over Meerschip zijn te verstrekkend om te worden toegewezen. Wel zal het B. worden verboden uitlatingen openbaar te maken die inhouden of suggereren dat sprake is van een niet-integere relatie tussen Meerschip en de Gemeente. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. Gezien de dwangsom die zal worden opgelegd is er geen grond om Meer-chip te machtigen om voor de tenuitvoerlegging van het verbod de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen. Daar komt bij dat niet valt in te zien hoe politie en justitie tenuitvoerlegging van het verbod zouden kunnen bewerkstelligen.
4.12. De vordering ad EUR 4.600,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten is evenmin voor toewijzing vatbaar. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats en moeten naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is (HR 14 april 2000, NJ 2000/489). Daaraan is in dit geding niet voldaan.
4.13. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt B. in de pers, op het internet, in flyers, of anderszins uitlatingen openbaar te maken, waarmee gesteld of gesuggereerd wordt dat sprake zou zijn van een niet-integere relatie tussen Meerschip en de Gemeente Haarlemmermeer.
5.2. bepaalt dat B. voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan Meerschip een dwangsom verbeurt van EUR 10.000,-- tot een maximum van EUR 100.000,--,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2006.?