ECLI:NL:RBHAA:2006:AW2338

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-1557 BESLU
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.F.W. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot schorsing van een leerling van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem

In deze zaak gaat het om de schorsing van een leerling van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, die op 10 januari 2005 door de schoolleiding aan de ouders is medegedeeld. De schorsing zou ingaan op 17 januari 2005, maar de ouders hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De schoolleiding verklaarde het bezwaar ongegrond en stelde de schorsing uit tot 21 maart 2005. De ouders hebben vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 maart 2006, waarbij de ouders werden bijgestaan door hun advocaat, mr. M.J. Folkeringa, en de schoolleiding werd vertegenwoordigd door de rector en een advocaat. De rechtbank moest beoordelen of de schorsingsbeslissing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de schorsing wel degelijk externe rechtsgevolgen heeft en dus als een besluit moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de schoolleiding niet bevoegd was om de schorsing op te leggen, omdat de beslissing op het bezwaar door dezelfde instantie was genomen die het oorspronkelijke besluit had genomen, wat in strijd is met de Awb. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de school in de proceskosten van de eisers, die in totaal € 856,36 bedragen, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht van € 136 aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 05 - 1557 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2006
in de zaak van:
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. M.J. Folkeringa, advocaat te Haarlem,
tegen:
het bestuur van de Openbare Stichting Zelfstandige Gymnasia te Haarlem,
verweerder.
gemachtigde: mr. H. van der Heide, werkzaam bij de Vereniging van Openbare en Algemeen Toegankelijke Scholen te Woerden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2005 heeft de schoolleiding van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem eisers bericht dat hun zoon [naam] op maandag 17 januari 2005 geschorst zou worden.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 15 januari 2005 bezwaar gemaakt. Op 3 maart 2005 hebben eisers de gronden van het bezwaar kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 4 maart 2005 heeft voormelde schoolleiding het bezwaar ongegrond verklaard en aangegeven dat de schorsing thans zal plaatsvinden op maandag 21 maart 2005.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 13 april 2005, aangevuld bij brief van 25 mei 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is - gevoegd met de zaak 05-1557 tussen dezelfde partijen - behandeld ter zitting van 28 maart 2006, alwaar eisers zijn verschenen in de persoon van [eiser], bijgestaan door mr. Folkeringa, voornoemd. Tevens was aanwezig [zoon]. Verweerder is verschenen bij J.J.P. Olgers, rector van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, bijgestaan door mr. H. van der Heide, voornoemd. Tevens is aanwezig [naam], coördinator derde en vierde klas van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 In geschil is de beslissing van de schoolleiding van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, waarbij de zoon van eisers als leerling voor een dag wordt geschorst. De schorsing heeft tot gevolg dat betrokkene niet deel mag nemen aan het volgen van reguliere lessen.
2.2 De rechtbank heeft eerst de vraag te beantwoorden of de in geding zijnde schorsingsbeslissing een besluit is in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb).Verweerder beantwoordt deze vraag ontkennend, omdat de beslissing niet op externe rechtsgevolgen zou zijn gericht. Volgens eisers is daarvan wel sprake.
2.3 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.4 Blijkens de wetsgeschiedenis van de Awb gaat het bij een rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:3 Awb om een besluit dat gericht is op externe rechtsgevolgen, die ontstaan in de verhouding tot een of meer anderen (MvT, PG Awb I, p.155). Nu de in geding zijnde schorsingsbeslissing is genomen in het kader van de rechtsverhouding bevoegd gezag (bestuursorgaan) - leerling, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van externe gevolgen. Deze gevolgen betreffen immers niet alleen de interne organisatie van de school. De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van rechtsgevolgen, nu de zoon van eisers vanwege de schorsingsbeslissing gedurende de schorsing geen gebruik mag maken van het recht om als toegelaten leerling door middel van het regulier bijwonen van lessen onderwijs te volgen. Dat het hier een ordemaatregel betreft, zoals verweerder heeft aangevoerd, doet daar niet aan af, nu er geen rechtsregel valt aan te wijzen op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat een dergelijke ordemaatregel vervat in een schriftelijke beslissing geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb zou kunnen zijn. Nu de rechtbank ook anderszins niet tot de conclusie kan komen dat de in geding zijnde schorsingsbeslissing niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1:3 Awb, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en staan daartegen de rechtsbeschermingsmogelijkheden als bedoeld in de artikelen 8:1 en 7:1 Awb open.
2.5 Door eisers is aangevoerd dat de schoolleiding niet bevoegd was tot het nemen van het gewraakte schorsingsbesluit nu er geen getekend exemplaar bekend is van een directiestatuut, waarin deze bevoegdheid is geregeld.
2.6 Blijkens de beschikbare gegevens heeft de raad van de gemeente Haarlem bij besluit van 29 oktober 1997 met toepassing van de artikelen 42b en 42 Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WVO van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem overgedragen aan het bestuur van de Openbare Stichting Zelfstandige Gymnasia. Ingevolge artikel 13 Inrichtingsbesluit WVO kan het bevoegd gezag met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen. Door het bestuur van de Openbare Stichting Zelfstandige Gymnasia is met toepassing van de artikelen 32a en 32b WVO een Directiestatuut vastgesteld. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van dit statuut is de schoolleiding, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, belast met onder meer de schorsing van leerlingen. Ingevolge artikel 1 van het Directiestatuut is de schoolleiding de rector, eventueel bijgestaan door één of meer conrectoren.
2.7 De grief van eisers dat het zich bij de processtukken bevindende exemplaar van het Directiestatuut niet gedateerd en ondertekend is en mitsdien niet vaststaat of de schoolleiding terzake bevoegd was volgt de rechtbank niet, nu ter zitting vanwege verweerder is aangegeven dat het Directiestatuut op 1 januari 1998 in werking is getreden. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen, zodat voldoende vaststaat dat het statuut ten tijde van de in geding zijn besluitvorming van toepassing was.
2.8 De rechtbank zal vervolgens ambtshalve nagaan of de beslissing op de bezwaren van eisers bevoegd is genomen door de schoolleiding van het Stedelijk Gymnasium. Uit de bewoordingen van artikel 1 van het Directiestatuut leidt de rechtbank af dat het bevoegd gezag het nemen van schorsingsbesluiten heeft gemandateerd aan de schoolleiding. Van een bijzondere regeling omtrent de overdracht van bevoegdheden met betrekking tot het nemen van beslissingen op bezwaar tegen schorsingsbesluiten is de rechtbank niet gebleken. De vraag dient zich dan aan of deze bevoegdheid wel aan de schoolleiding is overgedragen. In het midden latend of dat het geval is - hetgeen de rechtbank overigens gelet op de beschikbare gegevens betwijfelt - zou een dergelijke mandatering strijdig zijn met het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, Awb. Ingevolge deze bepaling is het namelijk niet toegestaan de beslissing op een bezwaarschrift te mandateren aan degene die het besluit, waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Nu in dit geval de schoolleiding zowel het primaire schorsingsbesluit als ook de beslissing op het daartegen gerichte bezwaar heeft genomen, is gehandeld in strijd met voormelde bepaling in de Awb en moet worden geoordeeld dat het besluit onbevoegd is genomen. Het bestreden besluit kan reeds daarom niet in stand blijven en zal dan ook worden vernietigd wegens strijd met artikel 10, derde lid, Awb.
2.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
2.10 De rechtbank ziet aanleiding tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling. Het indienen van het beroepschrift (1 punt) en het vertegenwoordigen van eisers ter zitting (1 punt) worden aangemerkt als proceshandelingen, waarvoor een vergoeding dient te worden toegekend. Het gewicht van de zaak wordt gemiddeld geacht. Per punt wordt een vergoeding verstrekt van € 322,-.. Door eiser is tevens verzocht om verletkosten. Hij heeft, zijnde lid van een maatschap, 4 uur vrij moeten kopen tegen een bedrag van ca. € 410,-. Ingevolge het bepaalde in artikel 2, eerste lid aanhef en onder d zijn dergelijke kosten gemaximeerd op een bedrag van € 53,09 per uur. De rechtbank ziet met toepassing van deze bepaling aanleiding een bedrag van € 212,36 aan verletkosten toe te kennen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 4 maart 2005;
3.3 veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 856,36, te betalen door de Openbare Stichting Zelfstandige Gymnasia te Haarlem aan eisers;
3.4 gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 136 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, rechter, en op 14 april 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.