ECLI:NL:RBHAA:2006:AW5750

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
122715 - KG ZA 06-133
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 122715 / KG ZA 06-133
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 30 maart 2006, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
zetelend te Zaanstad,
eiseres,
procureur mr. B.C. Romijn,
tegen
de stichting
STICHTING TOT BEHOUD VAN HET VOORMALIGE GASBEDRIJF,
gevestigd te Krommenie, gemeente Zaanstad,
gedaagde,
advocaat mr. S. Baggen,
procureur mr. M.Middeldorp.
Partijen zullen hierna de Gemeente en de Stichting genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. A.C. Monster, voorzieningenrechter, en mr. M.F. Preusterink, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
- de heer R.J. L., wethouder van de Gemeente, vergezeld door mevrouw S. B. en de heer H. K., en bijgestaan door mr. Romijn voornoemd,
- de heer N., bestuurder van de Stichting, bijgestaan door mr. Baggen voornoemd.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.
1. De beoordeling
1.1. De voorzieningenrechter gaat bij zijn beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten:
a. De Stichting gebruikt het complex aan de Weiver nr. 37 te Kromenie, omvattende een voormalig gasfabriekcomplex omvattende woningen, bedrijfsgebouwen en terreinen, kadastraal bekend gemeente Krommenie sectie B, nr. 8692 (verder te noemen: het Complex) sinds 1984.
b. In het Complex bevindt zich een zomerverblijf van gewone vleermuizen, de pipistrellus pipistrellus, een bedreigde diersoort (verder te noemen: de vleermuizen).
c. Aan de Gemeente is op 17 februari 2006 door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ontheffing (verder te noemen: de Ontheffing) verleend van de verbodsbepalingen genoemd in de artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover het betreft de gewone dwergvleermuis (pisiptrellus pipistrellus).
In de Ontheffing komt voor zover thans van belang het volgende voor:
“Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het pand de ‘Grote Weiver’ aan de Weiver 37-39 te Krommenie in de gemeente Zaanstad, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 van het aan bij aanvraag gevoegde rapport “Projectomschrijving sloop ‘Grote Weiver’ te Krommenie, van Tauw b.v. te Amsterdam d.d. 3 oktober 2005.
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden:
(...)
Specifieke voorwaarden
7. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in de winterperiode,
waarin de vleermuizen elders in winterrust zijn. Indien dit niet mogelijk is, dienen de invliegopeningen gedicht te worden op het moment dat de vleermuizen er geen gebruik van maken.
(...)
9. Wanneer tijdens de sloop een rustende vleermuis wordt aangetroffen, dienen de sloopwerkzaamheden te worden gestaakt. Wanneer de vleermuizen zijn gevlogen, kunnen de sloopwerkzaamheden worden hervat. Indien niet kan worden uitgesloten dat het te slopen pand fungeert als winterverblijfplaats, dienen de sloopwerkzaamheden buiten de winterrustperiode uitgevoerd te worden, bij voorkeur in september half oktober.
10. De mitigerende maatregelen dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van vleermuizen.”
d. Mevrouw drs. S. B., ecoloog in dienst van Tauw adviesbureau, schrijft op 3 oktober 2005 in haar rapport ‘Compensatieplan vleermuizen ‘Groote Weiver’, Krommenie:
1. “Inleiding
(...)
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat een kolonie Gewone dwergvleermuizen 2 zomerverblijfplaatsen heeft in het gebied, waarvan één verblijfplaats zich in het pand de Groote Weiver bevindt en de andere verblijfplaats zich in het pand aan de Weiver nummer 36 bevindt.
(...)
2.2.2. Vereisten winterverblijf
Een winterverblijfplaats voor de Gewone dwergvleermuis moet onder andere voldoen aan de volgende randvoorwaarden:
? Hoge luchtvochtigheid: de luchtvochtigheid moet minimaal 90% zijn, het liefst zo dicht mogelijk richting de 100%, dit voorkomt uitdroging tijdens de lange winterslaap
? Lage temperatuur: de temperatuur moet gedurende de winter tussen de 0° C en de 8° C (maximaal 10 °C) liggen, bij voorkeur zo constant mogelijk
? Voorkomen van verstoringen: in de periode oktober tot en met april dient de verblijfplaats zo min mogelijk te worden verstoord
? Verstopplaatsen: vleermuizen kruipen bij voorkeur in spleten en gaten, die de zichtbaarheid verkleinen (tegen predatie) en extra beschutting tegen microklimaatwisselingen (luchtvochtigheid, temperatuur) oplevert
? Geen stank
? Duisternis: het moet zo donker mogelijk zijn
Dergelijke omstandigheden worden bijvoorbeeld aangetroffen in kelders, ijskelders, forten en verdedigingswerken”
e. In haar notitie van 23 maart 2006 schrijft B.:
“In het pand aan de Groote Weiver is vorig jaar (2005) een zomerverblijf van de Gewonen dwergvleermuis aangetroffen. De kans is groot dat dezelfde kolonie ook dit jaar gebruik wil maken van het pand. Daar het pand wordt gesloopt dient te worden voorkomen dat de vleermuizen zich huisvesten in het pand voordat wordt gestart met de sloop. De huisvesting kan worden voorkomen door het pand ‘vleermuisdicht’ te maken. Dit betekent dat de spouwmuren en overige openingen dienen te worden afgesloten zodat de vleermuizen niet in het pand kunnen huisvesten. Het vleermuisdicht maken dient voor 1 april te zijn bewerkstelligd. Vleermuizen keren vaak pas later terug in Nederland, maar warme temperaturen kunnen voor een vlotte terugkeer van de vleermuizen zorgen. Zodoende dient zekerheidshalve de datum van 1 april te worden aangehouden.”
f. In zijn e-mail d.d. 29 maart 2006 schrijft de heer J. Boshamer, vleermuis-deskundige bij onder andere de website vleermuisnet:
“Met enige zekerheid mag woerden aangenomen dat deze soort overwintert in het zelfde gebouw, of dicht in de buurt van hetzelfde gebouw als waar de zomerkolonie gehuisvest is. Als antwoord op uw vraag moet ik dus stellen dat het zeker niet is uitgesloten dat De Grote Weiver zowel als zomer, én als winterverblijf door deze soort gebruikt wordt. Het is zeer aannemelijk dat het gebouw momenteel als winterverblijf, of als tussenverblijf in gebruik is. E.e.a. is zeer moeilijk te controleren en blijkt meestal pas bij sloop of werkzaamheden. Er is een mogelijkheid iemand met een ultrasoon geluidsontvanger in de avonduren rond het gebouw te laten lopen, maar het blijft dan puur toeval of de dieren gehoord kunnen worden. (...) De vleermuizen zullen, als ze elders overwinterd hebben, nog niet zijn teruggekeerd naar hun zomerverblijf. E.e.a. gebeurt afhankelijk van de weersomstandigheden vanaf de tweede week van april. Overigens blijf ik er van uit gaan dat de dieren in het gebouw overwinterd hebben.”
g. In zijn brief d.d. 29 maart 2006 schrijft Ing. O. Steendam, Milieukundig Ingenieur:
“In deze brief vindt u mijn bevindingen met betrekking tot de vleermuizen rond het gebouw ‘De Groote Weiver’ te Krommenie. Op woensdagavond 29 maart heb ik een onderzoekje verricht naar het voorkomen van vleermuizen in de omgeving van de Groote Weiver. Van 20.15 tot 21.00 uur heb ik door zichtwaarnemingen en door gebruik van een batdetector gelet op vleermuizen die tijdens de schemer rond het gebouw vlogen. (...) Tijdens de inventarisatie is meerdere malen rond het gebouw gelopen zodat op alle plaatsen goed is gekeken en geluisterd of vleermuizen rond het gebouw vlogen.
In de directe omgeving van het gebouw is een gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) gehoord en gezien.”
1.2. De Gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I de Stichting zal veroordelen om te gehengen en de gedogen dat de Gemeente aan de panden behorende tot het complex De Groote Weiver te Krommenie, de voorzieningen aanbrengt als bedoeld in het ontheffingsbesluit ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet, gegeven door de Minister van LNV op 17 februari 2006, inhoudende de afsluiting voor 1 april 2006 van de invliegopeningen in die panden voor de gewone dwergvleermuis (pisiptrellus pipistrellus), op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,- voor iedere keer dat de Stichting of personen die op het complex van haar of harentwege aanwezig zijn, deze werkzaamheden beletten,
II de Stichting, daaronder begrepen alle personen die van de Stichting dan wel vanwege de Stichting zich op het complex bevinden, zal gebieden de door de Gemeente in voege als voormeld aangebrachte afsluitingen van de vliegopeningen ongedaan te maken of deze op enigerlei wijze te vernaderen zonder voorafgaande toestemming van de Gemeente, met bepaling dat de Gemeente, indien de Stichting aan de afsluiting van de vliegopening wijzigingen aanbrengt, bevoegd zal zijn om die wijzigingen ongedaan te maken, op straffe van een door de Stichting te verbeuren dwangsom van EUR 1.000,- per overtreding en met bepaling dat de Gemeente, indien de Stichting aan de afsluiting van de invliegopeningen wijzigingen aanbrengt bevoegd zal zijn om die wijzigingen ongedaan te maken.
1.3. De Gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij eigenaar is van het Complex, dat door de Stichting met toestemming van de Gemeente wordt gebruikt. In het kader van de voorgenomen sloop van het complex medio juli 2006 en op grond van het voor deze sloop verleende Ontheffingsbesluit, hiervoor aangehaald onder 1.c, moet de Gemeente het Complex slopen in de winterperiode wanneer de vleermuizen niet aanwezig zijn, althans als dat niet mogelijk is in de zomerperiode, met dien verstande dat voorafgaande aan de terugkeer van de vleermuizen alle invliegopeningen moeten worden gedicht. Nu de sloop staat gepland in de zomerperiode moeten de invliegopeningen volgens de ingeschakelde deskundige, als weergegeven in de notitie aangehaald onder 1. e, voor begin april 2006 worden gedicht. Met haar weigering om de Gemeente toestemming en medewerking te verlenen aan het afdichten van de invliegopeningen voor 1 april 2006, handelt de Stichting in strijd met haar contractuele verplichtingen, althans handelt zij onrechtmatig jegens de Gemeente.
1.4. De Stichting heeft ter zitting verweer gevoerd. De Stichting heeft zich in het eerste onderdeel van haar verweer met name sterk gemaakt voor de belangen van de vleermuis. Het komt er op neer dat de Stichting weigert mee te werken aan het dichten van de invliegopeningen omdat volgens haar de mogelijkheid bestaat dat de vleermuizen het Complex ook als winterverblijf gebruiken en dus het gevaar aanwezig is dat nog niet uit hun winterslaap ontwaakte vleermuizen ingesloten raken. De Stichting onderbouwt haar vermoeden met de hiervoor onder 1. f genoemde e-mail van deskundige Boshamer, die schrijft dat het volgens hem aannemelijk is dat de vleermuis ook in het Complex overwintert, en met het schrijven van deskundige Steendam, zie de hiervoor onder 1.g aangehaalde brief, die aangeeft dat hij op 29 maart 2006 met zijn batdetector een vleermuis bij het Complex heeft waargenomen. De Stichting stelt dat niet kan worden uitgesloten dat de vleermuizen in het Complex overwinteren, terwijl dat de Gemeente dit op grond van de voorwaarden bij de Ontheffing wel moet kunnen uitsluiten.
1.5. De voorzieningrechter neemt bij zijn beoordeling tot uitgangspunt dat de deskundigen het niet eens zijn over de vraag of de vleermuizen al dan niet in het Complex overwinteren. Nu de Gemeente reeds in een vroeg stadium een deskundige, ecoloog mevrouw B., bij het project De Groote Weiver heeft betrokken, en zij na onderzoek tot de conclusie is gekomen dat de vleermuizen niet in het Complex overwinteren, heeft de Gemeente voldaan aan de verplichting om uit te sluiten dat de vleermuizen in het Complex overwinteren. Voor zover de Stichting zich thans op het standpunt stelt dat de mogelijkheid dat de vleermuizen in het Complex overwinteren desondanks niet kan worden uitgesloten, had het op haar weg gelegen om, als dagelijks gebruiker van het Complex en dus ter plaatse bekend, dit ook daadwerkelijk aan te tonen. De Stichting kan niet volstaan met het stellen van een enkele mogelijkheid. Dit betekent dat het de Gemeente wordt toegestaan om de afdichtingen aan te brengen.
1.6. Het tweede onderdeel van het verweer van de Stichting ziet op een gebrek aan (spoedeisend) belang aan de zijde van de Gemeente. De Stichting stelt dat het in de Ontheffing opgenomen vereiste van het afdichten van invliegopeningen alleen geldt wanneer de sloop in de zomerperiode zal plaatsvinden. Gezien een tweetal (naast dit kort geding) tussen partijen aanhangig gemaakte procedures aangaande de voorgenomen sloop en sanering is het echter onzeker of die sloop wel (tijdig) doorgang zal vinden. Onder die omstandigheden zijn, zo stelt de Stichting, geen redenen aanwezig om het zomerverblijf van de vleermuizen vooruitlopend op de uitkomst van de procedures alvast onbruikbaar te maken. De voorzieningrechter is van oordeel dat het, in dat geval, echter ook zeer eenvoudig zal zijn om de afdichtingen ongedaan te maken. Omdat het belang dat de Gemeente heeft bij haar vorderingen is gelegen in de omstandigheid dat zij, wanneer duidelijk wordt dat de sloop toch in de zomermaanden zal kunnen doorgaan, slechts met deze sloop zal mogen aanvangen wanneer zij heeft voldaan aan het in de Ontheffing gestelde vereiste van afdichting van de invliegopeningen, heeft dit belang van de Gemeente in het onderhavige geval te prevaleren.
1.7. Gezien het voorgaande zullen de door de Gemeente gevraagde voorzieningen worden toegewezen. De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 248,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.148,87
2. De beslissing
De voorzieningenrechter
2.1. veroordeelt de Stichting om te gedogen dat de Gemeente aan de panden behorende tot het complex De Groote Weiver te Krommenie, de voorzieningen aanbrengt als bedoeld in het ontheffingsbesluit ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet, gegeven door de Minister van LNV op 17 februari 2006, inhoudende de afsluiting voor 1 april 2006 van de invliegopeningen in die panden voor de gewone dwergvleermuis (pisiptrellus pipistrellus),
2.2. bepaalt dat de Stichting voor iedere keer dat zij op personen die op het Complex van harentwege aanwezig zijn, in strijd handelen met het onder 2.1. bepaalde, en de werkzaamheden beletten, aan de Gemeente een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-,
2.3. verbiedt de Stichting, daaronder begrepen alle personen die van de Stichting dan wel vanwege de Stichting zich op het complex als onder 2.1 genoemd bevinden, de onder 2.1. vermelde door de Gemeente aangebrachte afsluitingen van de vliegopeningen ongedaan te maken of deze op enigerlei wijze te veranderen zonder voorafgaande toestemming van de Gemeente, met bepaling dat de Gemeente, indien de Stichting aan de afsluiting van de vliegopening wijzigingen aanbrengt, bevoegd zal zijn om die wijzigingen ongedaan te maken,
2.4. bepaalt dat de Stichting voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 2.3 bepaalde, aan de Gemeente een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-,
2.5. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.148,87,
2.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
De rechter sluit de comparitie.
Waarvan proces-verbaal,