ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1185
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot indeplaatsstelling bij woningruil op basis van artikel 7:270 BW
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 10 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de stichting WOONopMAAT. [Eiseres] had een verzoek ingediend tot woningruil met [xxx], waarbij zij de stichting verzocht om in te stemmen met de indeplaatsstelling van [xxx] als huurder van haar woning. [Eiseres] stelde dat zij en haar partner een kinderwens hadden en dat zij daarom behoefte hadden aan een andere woning. De stichting WOONopMAAT weigerde echter haar medewerking aan de woningruil, omdat de woning die [eiseres] bewoonde op de verkooplijst stond en er geen zwaarwichtig belang zou zijn in de zin van artikel 7:270 BW.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kinderwens van [eiseres] niet kan worden aangemerkt als een zwaarwichtig belang. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [eiseres] niet in haar huidige woning kon blijven wonen en dat de wens om een gezin te stichten niet voldoende was om de vordering te rechtvaardigen. Bovendien werd opgemerkt dat [eiseres] nog niet in verwachting was, waardoor de kinderwens nog onzeker was.
De kantonrechter heeft het verweer van WOONopMAAT verworpen, maar oordeelde dat de vordering van [eiseres] niet kon worden toegewezen. De rechter wees de vordering af en veroordeelde [eiseres] in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor huurders om een zwaarwichtig belang aan te tonen bij verzoeken tot woningruil en de rol van verhuurders in dergelijke procedures.