ECLI:NL:RBHAA:2006:AX3252

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
300627/ CV EXPL 06-1283
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. Stolp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke vordering tot beëindiging huurovereenkomst na bedreiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 17 mei 2006 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie tussen twee medehuursters. Eiseres vorderde dat gedaagde, die medehuurster is, de huur niet langer zou voortzetten. De vordering werd afgewezen. De zaak draait om de belangenafweging tussen de persoonlijke situaties van beide partijen, die beiden lichamelijk gehandicapt zijn. Eiseres, een reumapatiënte, heeft een hoge mate van arbeidsongeschiktheid, terwijl gedaagde lijdt aan astma en allergieën. De partijen hebben elkaar leren kennen bij hun werkgever en huurden samen een woning. De situatie escaleerde toen eiseres op 21 augustus 2005 de woning verliet na een bedreiging met een mes door gedaagde. Eiseres heeft sindsdien bij haar ouders gewoond en vordert nu de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter overweegt dat de belangen van eiseres zwaarder wegen, omdat zij onder druk van de omstandigheden de woning heeft moeten verlaten. De rechter oordeelt dat gedaagde verantwoordelijk is voor de ontstane situatie en dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres dient uit te vallen. De vordering wordt toegewezen, met een ontruimingsdatum vastgesteld op 15 juni 2006, en een dwangsom van € 250 per dag voor het geval gedaagde niet aan de ontruiming voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 300627/ CV EXPL 06-1283
datum uitspraak: 17 mei 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. F.M. Lagerveld
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. W.G. Fischer
De procedure
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard op 25 januari 2006. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Bij tussenvonnis van 22 maart 2006 is een comparitie van partijen gelast.
Deze is gehouden op 19 april 2006. [eiseres] heeft nog producties overgelegd.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
a. [eiseres] en [gedaagde], respectievelijk 26 en 37 jaar oud, zijn beiden lichamelijk gehandicapt. [eiseres] is reumapatiënte en is voor 80-100% arbeidsongeschikt. [gedaagde] heeft een astmatische aandoening en is allergisch voor (onder andere) huisdieren. [eiseres] en [gedaagde] hebben elkaar in het voorjaar van 2004 leren kennen bij hun beider werkgever, de stichting Paswerk te Cruquius.
b. [eiseres] en [gedaagde] huren met ingang van 1 februari 2005 van stichting Elan Wonen de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
c. Op 21 augustus 2005 heeft [eiseres] na een incident, waarbij door [gedaagde] een keukenmes ter hand is genomen, de gemeenschappelijke woning verlaten zonder medeneming van haar persoonlijke bezittingen. [eiseres] is sedertdien niet meer in de woning teruggekeerd. Zij woont thans bij haar ouders.
d. Op 1 december 2005 heeft [eiseres] geconstateerd dat [gedaagde], zonder daartoe toestemming te hebben verkregen van de woningbouwvereniging, de sloten van de woning had (laten) vervangen.
e. Op 2 december 2005 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van (onder andere) bedreiging met een mes door [gedaagde] op 21 augustus 2005. Het proces-verbaal van aangifte luidt onder meer als volgt:
“[gedaagde] had over de telefoon ruzie met haar vriend. [gedaagde] zei dat ik hem moest bellen maar dat wilde ik niet. […] [gedaagde] pakte een groot keukenmes en sneed haar t-shirt aan flarden. Ze zei dat als ik haar vriend niet zou bellen […] dat ze dan het mes in mijn hart zou steken. Ik was erg bang en vreesde voor mijn leven. […] [gedaagde] stak het mes weer in mijn richting en sommeerde mij dat ik haar vriend moest bellen. Omdat ik bang, angstig was en vreesde voor mijn leven heb ik gezegd dat ik hem op de wc zou gaan bellen.[…] ik ben naar het toilet gelopen en aldaar heb ik mijn ouders gebeld en gezegd dat [gedaagde] mij bedreigde met een mes. Mijn vader zei dat ik de deur dicht moest houden en dat hij de politie zou bellen. […] Ik ben op de wc blijven zitten en heel snel bonkte er iemand op de voordeur en ze riepen dat ze van de politie waren. Ik ben hierop naar buiten gerend.”
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] de huurovereenkomst van de woning aan de [adres] te [woonplaats] niet langer zal voortzetten, met veroordeling van [gedaagde] om de woning te verlaten en deze aan [eiseres] ter algehele beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
Vrijwel direct na het betrekken van de woning is [gedaagde] begonnen [eiseres] structureel te intimideren en te bedreigen. Zo bepaalde [gedaagde] in toenemende mate met wie [eiseres] omging en wat er in de woning wel of niet gebeurde. Ook opende [gedaagde] de post van [eiseres] en verlangde zij dat [eiseres] haar vrienden en familie niet thuis ontving. Voorts heeft [gedaagde] diverse malen bij Wehkamp zaken besteld met gebruikmaking van het
e-mailadres en de bankgegevens van [eiseres] , zonder dat [eiseres] haar daarvoor toestemming had gegeven. In mei 2005 heeft [eiseres] zich op advies van het Bureau voor Rechtshulp tot de politie gewend. De politie heeft de situatie als bedreigend voor [eiseres] geoordeeld en haar geadviseerd haar mobiele telefoon steeds bij zich te dragen.
Op 21 augustus 2005 is de situatie zodanig geëscaleerd, dat [eiseres] voor haar veiligheid genoodzaakt was de woning te ontvluchten. Zij woont sedertdien noodgedwongen bij haar ouders, waar zij haar intrek in de studeerkamer van haar vader op de eerste verdieping heeft moeten nemen, omdat er geen slaapkamer voor haar beschikbaar is. [eiseres] heeft, gelet op haar lichamelijke conditie, zeer veel moeite met trappen lopen. Haar belang om in de woning aan de [adres] te wonen weegt zwaarder dan dat van [gedaagde], die tot voor kort bij haar ouders over twee kamers kon beschikken.
Het is bovendien aan [gedaagde] te verwijten dat [eiseres] de woning heeft moeten verlaten. [gedaagde] heeft door eigen toedoen haar rechten op de woning verspeeld.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
Het heeft geen zin om na te gaan wie van beide partijen het grootste verwijt treft van de ontstane situatie. Vast staat dat partijen niet meer met elkaar in de woning kunnen verkeren. Het komt er thans op neer om te bepalen wie van beiden het meeste recht kan doen gelden op voorzetting van de huurovereenkomst. Daarbij dienen de belangen van partijen tegen elkaar te worden afgewogen. [gedaagde] betwist dat die belangenafweging in het voordeel van [eiseres] zou moeten uitvallen. [gedaagde] kan absoluut niet naar haar ouders terugkeren. De ouderlijke woning is te klein, de kamer waarover zij vroeger beschikte, heeft thans een andere bestemming gekregen en haar moeder heeft een hartkwaal. Evenals [eiseres] heeft [gedaagde], gelet op de asthmatische aandoening waaraan zij lijdt, moeite met trappenlopen. Daarbij komt dat [gedaagde] diverse allergieën heeft, waarvan zij in het huis van haar ouders meer last zal gaan krijgen, omdat daar katten en een hond zijn. [gedaagde] is ook ouder dan [eiseres] en heeft langer ingeschreven gestaan voor een woning.
De beoordeling van het geschil
1. De belangenafweging welke bepalend is voor de uitkomst van het onderhavige geschil, is niet ongecompliceerd. Het gaat hier om twee jonge vrouwen, die beiden de gerechtvaardigde wens naar een zelfstandig leven in een eigen woning koesteren. Het is aan de kantonrechter om, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, tot een billijke beslissing te komen. Daarbij kan niet slechts rekening worden gehouden met de persoonlijke situatie van elk van partijen, maar dient ook te worden meegewogen in welke mate zij ieder hebben bijgedragen aan het ontstaan van de situatie die tot deze procedure heeft geleid.
2. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van elk van partijen overweegt de kantonrechter als volgt.
[eiseres] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen verklaringen overgelegd van de reumatoloog I.E. van der Horst-Bruinsma en de internist-endocrinoloog P.T.A.M. Lips van het VU Medisch Centrum te Amsterdam. [gedaagde] heeft de inhoud van deze verklaringen niet betwist, zodat deze is komen vast te staan. Op grond van deze verklaringen is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam gebleken dat de klachten van [eiseres] door het feit dat zij thans regelmatig trappen moet lopen, fors zijn toegenomen, en dat deze geleid hebben tot een toegenomen vermoeidheid, ten gevolge waarvan [eiseres] steeds vaker niet in staat is om haar werkzaamheden voor Paswerk te verrichten. Dat [gedaagde] van haar asthmatische en allergische aandoening meer last ondervindt dan [eiseres], kan niet althans onvoldoende uit de door haar overgelegde verklaring van de longarts Chr.F. Melissant van het Spaarne Ziekenhuis worden afgeleid. De omstandigheid dat de ouders van [gedaagde] katten en een hond in huis hebben, is een omstandigheid die voor risico van [gedaagde] dient te komen, nu deze katten en de hond door [gedaagde] zelf ten tijde van het samenwonen met [eiseres] zijn aangeschaft.
3. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat, hoewel vaststaat dat beide partijen met een lichamelijke handicap kampen, die van invloed is althans kan zijn op de mogelijkheden die zij hebben tot het verrichten van lichamelijke inspanningen, de beperkingen die [eiseres] ondervindt ten gevolge van haar gezondheidssituatie bij de beslissing in deze procedure zwaarder dienen te wegen dan die van [gedaagde].
4. Omtrent de oorzaak van de huidige situatie kan, kort gezegd, geen twijfel bestaan. Vast staat dat [eiseres] de woning aan de [adres] op 21 augustus 2005 niet uit vrije wil, maar onder druk van de omstandigheden heeft verlaten. [gedaagde] heeft weliswaar ter zitting betwist, dat zij [eiseres] met een keukenmes heeft bedreigd – volgens [gedaagde] heeft zij slechts zichzelf oppervlakkig met het mes bekrast -, zij heeft echter de door [eiseres] gegeven beschrijving van het incident, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van aangifte, niet gemotiveerd betwist. Daarmee is genoegzaam gebleken dat [gedaagde] een situatie heeft gecreëerd die op zeker moment voor [eiseres] zo bedreigend was, dat deze zich genoodzaakt heeft gevoeld zich op te sluiten in het toilet om van daaruit haar ouders telefonisch te hulp te roepen. De beslissing van [gedaagde] om een mes ter hand te nemen, kan slechts aan haarzelf worden tegengeworpen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] daarin enig aandeel heeft gehad.
Hoe begrijpelijk het ook is dat [gedaagde], gelet op haar leeftijd, niet meer bij haar ouders wil wonen, dat kan er niet toe leiden dat de gevolgen van de door haar toedoen ontstane situatie nu op de schouders van [eiseres] terechtkomen, ook al is deze jonger en heeft zij korter dan [gedaagde] moeten wachten op een woning.
5. Het voorgaande leidt ertoe, dat de weegschaal van de belangenafweging naar billijkheid dient door te slaan in het voordeel van [eiseres]. De vordering zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat de dag vanaf welke de huurovereenkomst niet langer door [gedaagde] zal worden voortgezet en zij de woning dient te verlaten, zal worden bepaald op 15 juni 2006 teneinde haar voldoende gelegenheid te bieden de woning te ontruimen met de zaken die zich daarin van harentwege bevinden.
De dwangsom zal worden gesteld op € 250,-- per dag en worden gemaximeerd tot een bedrag van € 15.000,--.
6. In de aard van de zaak wordt aanleiding gezien de kosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
- bepaalt dat [gedaagde] de huurovereenkomst van de woning aan de [adres] te [woonplaats] met ingang van 15 juni 2006 niet langer zal voortzetten;
- veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [woonplaats] op uiterlijk
15 juni 2006 te ontruimen met al wat zich daar zijdens haar mocht bevinden en de woning achter te laten in de staat waarin deze zich op 21 augustus 2005 bevond en de woning met afgifte van de sleutels ter algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
- bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling tot ontruiming van de woning te voldoen, met een maximum van € 15.000,--;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.