ECLI:NL:RBHAA:2006:AX4356

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2730 DK
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.T.M. Nijenhof
  • A.J. Roke
  • L.G. Jobse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen uitnodiging tot betaling in douanerecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 8 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen X B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst P. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een uitnodiging tot betaling (UTB) die aan eiseres was uitgereikt op 2 juni 2004. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de UTB, maar dit bezwaar was buiten de termijn van zes weken ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig ter post was bezorgd, aangezien de dagtekening van het bezwaarschrift 15 juli 2004 was en de termijn op 14 juli 2004 eindigde. Hierdoor verklaarde de rechtbank het bezwaar niet-ontvankelijk.

De rechtbank overwoog verder dat, hoewel de termijn voor het indienen van een verzoek om terugbetaling nog niet was verstreken, het bezwaarschrift niet als zodanig kon worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres, die op € 805 werden vastgesteld. Tevens werd de Staat gelast het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Amsterdam of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij schriftelijk instemt.

De rechtbank benadrukte dat bij het indienen van hoger beroep of cassatie een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen, zoals de naam en het adres van de indiener, een dagtekening en een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep is ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 05/2730 DK
Uitspraakdatum: 8 mei 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V.,
gevestigd te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan eiseres is met dagtekening 2 juni 2004 een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt ten bedrage van € 25.437,16. Het bezwaar tegen de UTB, gedagtekend 15 juli 2004 en ten kantore van verweerder ontvangen op 19 juli 2004, heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 19 mei 2005 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen evenbedoelde uitspraak van verweerder op 28 juni 2005 beroep ingesteld, ingediend door A als gemachtigde. Bij schrijven van 2 augustus 2005 heeft eiseres het beroep nader gemotiveerd. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 11 augustus 2005 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zittingen van 27 oktober 2005 en 23 januari 2006. Partijen zijn aldaar verschenen. Ter zitting van 23 januari 2006 hebben beide partijen een pleitnota voorgedragen en overgelegd, alsmede elk een demonstratie gegeven van de werking van de op het geschil betrekking hebbende goederen.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Op 23 april 2004 heeft eiseres aangifte ten invoer voor het vrije verkeer gedaan voor een zendingen LCD monitoren van het type C (verder de LCD monitor). Het land van oorsprong is China. De zending is aangegeven onder post 8528 30 05 van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT). Verweerder heeft de goederen fysiek gecontroleerd en een uitnodiging tot betaling aan eiseres uitgereikt met indeling van de goederen onder post 8528 21 90.
2.2. De LCD monitor heeft de volgende technische kenmerken:
schermformaat 20,1? (51,05 cm)
tot. afmeting 46,12 x 44,52 x 24,26
max. resolutie 1600 x 1200
frequentie horz. 30-81 kHz
frequentie vert. 50-76 Hz
helderheid 250 cd/m2
kleuren 16,7 milj.
contrastverhouding 400:1
Aansluitingen D-sub, DVI-D, S-video,
Composite-video, audio,
power AC, USB
audio-uitgang max. 4 Watt
wandmontage ja
3. Geschil
In geschil is of de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8471 60 90 van het GDT, zoals eiseres bepleit, dan wel onder post 8528 21 90, hetgeen verweerder voorstaat.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van de gedingstukken is bij de rechtbank gerede twijfel ontstaan omtrent de ontvankelijkheid van het bezwaar. Alvorens toegekomen wordt aan de beoordeling van het inhoudelijke geschil, zal de rechtbank eerst de ontvankelijkheid onderzoeken.
4.2. In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de UTB, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Een bezwaarschrift is volgens artikel 6:9, lid 2, Awb, tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11, Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring van een na de daarvoor geldende termijn ingediend bezwaarschrift achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3. Niet gesteld of gebleken is dat UTB eerst na de dag van dagtekening aan eiseres is verzonden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 14 juli 2004. Het bezwaarschrift heeft als dagtekening 15 juli 2004 en is op 19 juli 2004 bij verweerder ontvangen.
4.4. Ter zittingen van 27 oktober 2005 en 23 januari 2006 heeft de rechtbank ambtshalve aan de orde gesteld dat het bezwaarschrift gelet op de dagtekening niet tijdig ter post kan zijn bezorgd. Partijen hebben in antwoord op vragen van de rechtbank daarvoor geen verklaring gegeven.
4.5. Gelet op het overwogene onder 4.3 en 4.4 stelt de rechtbank vast dat het bezwaarschrift niet tijdig ter post is bezorgd. Nu eiseres geen omstandigheden heeft aangevoerd die het niet tijdig indienen van het bezwaar rechtvaardigen, heeft verweerder het bezwaar ten onrechte ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
4.6. De uitspraak op bezwaar is onjuist en het beroep is in zoverre gegrond. Het onder 3 genoemde geschilpunt komt niet meer aan de orde.
4.7. Nu het bezwaarschrift te laat is ingediend, komt de vraag op of dit geschrift moet worden aangemerkt als een verzoek om terugbetaling als bedoeld in artikel 236, Communautair Douanewetboek (vergelijk Douanekamer Hof Amsterdam, 14 februari 2006, 03/4206 DK). Dienaangaande overweegt de rechtbank dat het bezwaarschrift ertoe strekt dat het bij de UTB gevorderde bedrag wordt terugbetaald omdat dat bedrag - naar de mening van eiseres - wettelijk niet verschuldigd was.
Ingevolge het tweede lid van voornoemde bepaling kan een verzoek om terugbetaling worden ingediend vóór het verstrijken van drie jaren te rekenen van de datum waarop de rechten bij invoer aan de schuldenaar zijn meegedeeld. Nu op de dag waarop de rechtbank in de onderhavige zaak uitspraak zal doen de termijn voor het indienen van een verzoek nog niet is verstreken, zodat eiseres nog de mogelijkheid heeft zulks alsnog te doen, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding het bezwaarschrift als een verzoek om terugbetaling aan te merken en de inspecteur op te dragen dit als zodanig in behandeling te nemen.
5. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is ziet de rechtbank aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 805 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 805 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;
- gelast dat de Staat het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.T.M. Nijenhof, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. L.G. Jobse, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.