ECLI:NL:RBHAA:2006:AX4372

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
301483 / CV EXPL 06-1559
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. Stolp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van beëindigingsvergoeding conform sociaal plan na reorganisatie

In deze arbeidszaak vordert de eiser, die in dienst was bij Kamps Nederland B.V., betaling van een beëindigingsvergoeding conform het sociaal plan na een reorganisatie. De eiser was na de sluiting van de vestiging in Utrecht overgeplaatst naar de locatie in Zwanenburg, waar hij in ploegendienst moest werken. De eiser gaf aan dat het werken in ploegendienst voor hem niet mogelijk was en heeft dit tijdig aan Kamps meegedeeld. Kamps weigerde echter de beëindigingsvergoeding te betalen, ondanks de afspraken die in een eerdere brief waren gemaakt. De kantonrechter oordeelt dat de eiser aan de voorwaarden van het sociaal plan heeft voldaan en dat Kamps gehouden is de beëindigingsvergoeding te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe en veroordeelt Kamps tot betaling van € 43.123,00 bruto, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.500,00 aan buitengerechtelijke kosten, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten komen voor rekening van Kamps, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 301483 / CV EXPL 06-1559
datum uitspraak: 17 mei 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: FNV Bondgenoten
tegen
de besloten vennootschap Kamps Nederland B.V.
te Zwanenburg
gedaagde partij
hierna te noemen: Kamps
gemachtigde: mr. E.J. van der Heul
De procedure
[eiser] heeft Kamps gedagvaard op 2 februari 2006. Kamps heeft schriftelijk geantwoord.
Bij tussenvonnis van 29 maart 2006 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald, die op 24 april 2006 heeft plaatsgevonden. De griffier heeft aantekening gemaakt van hetgeen door en namens partijen op deze comparitie is verklaard. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op vandaag.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken, wordt van het volgende uitgegaan.
a. [eiser] is op 27 mei 1991 bij Kamps in dienst getreden. Tot en met december 2004 was hij werkzaam op de vestiging van Kamps te Utrecht in enkelvoudige nachtdiensten van 19.00 uur tot 03.00 uur.
b. Wegens reorganisatie is de vestiging te Utrecht per 1 januari 2005 gesloten. In het kader van deze reorganisatie is een sociaal plan voor de medewerkers van Kamps vastgesteld.
Op basis van dit sociaal plan werd de arbeidsovereenkomst van werknemers, die boventallig waren verklaard en niet herplaatsbaar waren, ontbonden en werd hen een beëindigingvergoeding, zoals omschreven in artikel 7 van het sociaal plan, toegekend.
c. Bij brief van 28 december 2004 hebben [eiser] en Kamps de volgende afspraak gemaakt:
“In vervolg op uw sollicitatie bevestigen wij dat u met ingang van maandag 3 januari a.s. periode 1 2005 te werk wordt gesteld bij Kamps Lokatie Zwanenburg. (...)
Vooralsnog is met u afgesproken dat u voor een periode van een half jaar (te weten tot 1 juli a.s.) in principe in de gelegenheid wordt gesteld om volgens uw huidige werktijden in enkelvoudige dienst werkzaam te zijn. Uw vaste arbeidsvoorwaarden wijzigen gedurende deze periode niet.
Aan deze overplaatsing is verbonden dat u vanaf 1 juli a.s. bereid en beschikbaar bent voor ploegendienst, waarbij in het onderhavige geval dat dit onverhoopt van uw kant niet mogelijk mocht zijn (wij verwachten dat u dit uiterlijk in de maand juni bekend zal maken), het dienstverband per eerst mogelijke datum zal eindigen. In dat geval is dan ook de regeling onder art. 7 ‘Financiële regelingen’ van het sociaal plan op u van toepassing als of het dienstverband per 1 januari 2005 zou zijn verbroken. (...)”
d. Deze brief is zowel door Kamps als [eiser] voor akkoord ondertekend.
e. Met ingang van januari 2005 is [eiser] gaan werken op de locatie van Kamps te Zwanenburg, eerst in een enkelvoudige dienst en vanaf februari 2005 in een tweeploegen-dienst.
f. Begin juni 2005 heeft [eiser] Kamps mondeling verzocht het dienstverband te beëindigen en hem de beëindigingvergoeding alsnog uit te betalen.
g. Bij brief van 9 juni 2005 heeft Kamps dit verzoek geweigerd. In deze brief is het volgende opgenomen:
- Sinds februari 2005 (week 5) werkt u zonder mankeren en naar volle tevredenheid
volgens een 2-ploegendienst zoals met u toentertijd is afgesproken.
- In juni heeft u geïnformeerd naar het rooster en de werktijden vanaf juli. Dit in verband met een reeds in gang gezette sollicitatie elders. U gaf op 8 juni te kennen inmiddels een afrondend gesprek te hebben gehad met een andere werkgever, alwaar u per augustus 2005 kunt starten.
- Hoewel voortzetting van het dienstverband volgens een 3 ploegenschema meer passend voor onze organisatie zou zijn, hebben wij in verband met uw bezwaren én uw bijdrage als gekwalificeerd en gewaardeerd medewerker voor de expeditie, aan u bevestigd, dat de in februari 2005 afgesproken 2 ploegendienst kan worden gecontinueerd.
Wij hebben op grond van uw gewaarde [bedoeld is: “gewaardeerde” toev. Ktr.) inbreng en inpasbaarheid van werktijden geen reden om de arbeidsovereenkomst met u te ontbinden, in het licht waarvan toepassing van het sociaal plan gezien dient te worden. Ook uw sollicitatie thans naar een baan elders dient daarom buiten het kader van de regelingen in het sociaal plan gesteld te worden.”
h. Bij brief van 20 juni 2005 heeft [eiser] het volgende aan Kamps geschreven:
“Zoals ik u inmiddels diverse malen heb laten weten behoort het werken in ploegendienst niet voor mij tot de mogelijkheden. Conform de gemaakte afspraak zal het dienstverband nu snel eindigen. Ik beroep mij hierbij op de gemaakte afspraken van 28 december 2004.”
i. Bij brief van 13 juli 2005 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst met ingang van
15 augustus 2005 opgezegd. Kamps is met deze opzegging akkoord gegaan, doch heeft geweigerd aan [eiser] de verzochte beëindigingvergoeding te betalen.
De vordering
[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Kamps tot betaling van € 43.123,00 bruto conform het sociaal plan en € 1.500 (exclusief BTW) aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2005 tot de dag van de algehele voldoening en met veroordeling van Kamps in de kosten van het geding.
[eiser] stelt daartoe (samengevat) dat Kamps in december 2004 welbewust afspraken met hem heeft gemaakt, zoals verwoord in de brief van 28 december 2004, en Kamps deze dient
na te komen. Door in te stemmen met het verzoek van Kamps om vanaf februari 2005 in
een tweeploegendienst te gaan werken heeft hij zijn goede wil getoond en het werken in ploegendienst een reële kans gegeven. Om dat te kunnen combi-neren met zijn privé-situatie heeft hij echter wel iedere donderdag om de twee weken vrij moeten nemen. Uiteindelijk is hij echter tot de conclusie gekomen dat het werken in ploegendienst, gelet op zijn gezondheid en privé-situatie, niet haalbaar voor hem is en heeft hij besloten elders te solliciteren. Vervolgens heeft hij Kamps tijdig verzocht de in december 2004 gemaakte afspraak na te komen. Hij komt voor de vergoeding ingevolge het sociaal plan in aanmerking, nu het van zijn kant onverhoopt niet mogelijk is gebleken in ploegendienst te werken.
Het verweer
Kamps betwist de vordering. Zij voert daartoe (samengevat) aan dat de brief van
28 december 2004 bezien moet worden in het licht dat [eiser] had aangegeven de overstap naar de locatie Zwanen-burg te willen maken, maar problemen had met de daar geldende werktijden en dat Kamps toen -om [eiser] tegemoet te komen- heeft besloten hem in de periode direct na de over-stap niet werkzaam te laten zijn in het drieploegensysteem. Na de aanvangsperiode zou [eiser] dan eventueel alsnog binnen het drieploegensysteem moeten gaan werken. Bij de vraag of ploegendienst voor [eiser] niet mogelijk zou zijn, is van belang dat hij sinds februari 2005 blijkbaar geen enkel probleem had met de tweeploegendienst. [eiser] heeft hiervan in ieder geval nooit melding gemaakt. Een eventuele invoering van het drieploegensysteem voor [eiser] zou pas in een later stadium aan de orde komen. In de periode tot 1 juli 2005 heeft Kamps dit nooit van hem verlangd. Met [eiser] was afgesproken dat hij tot en met de zomervakantie in hetzelfde (tweeploegen)rooster zou blijven werken. Ook was Kamps bereid nog met [eiser] te praten over de wijze waarop aan zijn werktijden na de zomervakantie invulling zou worden gegeven, maar [eiser] heeft de uitnodiging van Kamps voor een gesprek hierover afgezegd. Kamps is daardoor niet in de gelegenheid gesteld om tegemoet te komen aan eventuele bezwaren van [eiser], zodat de stelling van [eiser] dat het voor hem onmogelijk is geweest zijn werkzaamheden na 1 juli 2005 te continueren, onlogisch en onredelijk is. Volgens Kamps was de voornaamste reden voor [eiser] om zijn dienst-verband op te zeggen gelegen in het feit dat hij bezig was met sollici-teren, en niet zozeer in de onmogelijkheid in ploegendienst te functio-neren. Voorts is Kamps van mening dat de brief van 28 december 2004 niet als een ongekwalificeerde toezegging kan worden beschouwd.
Tot slot betwist Kamps dat door [eiser] daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
De beoordeling van het geschil
1. De vraag ligt voor of er sprake is van een geval, zoals genoemd in de brief van
28 december 2004, waarin de regeling van het sociaal plan op [eiser] van toepassing is. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Hiertoe is het volgende redengevend.
2. Op grond van de brief van 20 juni 2005 van [eiser] staat vast dat hij Kamps tijdig heeft meegedeeld dat het werken in ploegendienst voor hem niet tot de mogelijkheden behoorde. [eiser] heeft dus in ieder geval voldaan aan de voorwaarde, vermeld in de brief van 28 december 2004, om dit uiterlijk in de maand juni bekend te maken.
3. Dat [eiser] (zoals Kamps stelt, maar [eiser] betwist) geen bezwaar heeft gemaakt tegen de tweeploegendienst, waarin hij vanaf februari 2005 werkzaam was, is niet relevant. [eiser] behoefde zich daarover tot eind juni 2005 in positieve noch in negatieve zin uit te laten. Het enige wat hij diende te doen, was in juni 2005 laten weten of het (blijven) werken in een meerploegendienst voor hem wel of niet mogelijk was.
Dit laatste stond, gelet op de redactie van de brief van 28 december 2004 en met name de zinsnede ‘dit onverhoopt van uw kant niet mogelijk mocht zijn (wij verwachten dat u dit uiterlijk in de maand juni bekend zal maken)’ uitsluitend ter beoordeling van [eiser].
4. Het standpunt van Kamps dat de regeling van het sociaal plan niet op [eiser] van toepassing is, omdat hij een andere baan heeft gevonden, en/of omdat hij niet reeds
vóór juni 2005 heeft aangegeven dat het werken in ploegendienst onmogelijk voor
hem was, en/of omdat het werken in een twee-ploegensysteem in de toekomst tot
de mogelijkheden zou blijven behoren, vindt geen enkele steun in de brief van
28 december 2004. Die brief bevat immers slechts één voorwaarde, namelijk dat [eiser] uiterlijk in juni 2005 bekend diende te maken dat het werken in ploegendienst voor hem onverhoopt niet mogelijk was. Nadere voorwaarden zijn daarin niet gesteld. Evenmin is gebleken dat partijen mondeling nadere afspraken hebben gemaakt en/of nadere voorwaarden zijn overeengekomen.
5. De stellingen van Kamps dat (i) het van meet af aan de bedoeling is geweest dat
[eiser] uiteindelijk in een drieploegen-dienst zou gaan werken, (ii) aan [eiser]
slechts een overgangsperiode is gegund en (iii) het niet aan [eiser] maar aan haar was om te bepalen of het werken in ploegendienst al dan niet mogelijk was, zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende onderbouwd. Hierbij acht de kantonrechter mede van belang dat de brief van 28 december 2004 is opgesteld door Kamps. Zij is een grote en professionele werkgeefster van wie mag worden verwacht dat zij afspraken met werknemers op een heldere en duidelijke wijze vastlegt. Dat de hiervoor genoemde bedoelingen of verwachtingen van Kamps niet in haar brief van 28 december 2004 zijn opgenomen, dient dan ook voor haar rekening en risico te komen.
6. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht dat [eiser] aanspraak op de vergoeding maakt. Hierbij is onder meer van belang dat [eiser] onweersproken heeft aangevoerd dat hij het werken in tweeploegendienst
(vanaf februari 2005) alleen met zijn privé-situatie heeft kunnen combineren door iedere donderdag om de twee weken vrij te nemen.
7. Op grond van het voorgaande moet de conclusie dan ook luiden dat Kamps gehouden is een beëindiging-vergoeding conform artikel 7 van het sociaal plan aan [eiser] te betalen. De vordering tot betaling door Kamps van € 43.123,00 bruto - de hoogte van dit bedrag heeft Kamps ter zitting erkend - is dan ook toewijsbaar.
8. Ook de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Door de weigering van Kamps tot betaling in der minne te betalen was [eiser] genoodzaakt de vordering uit handen te geven. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken is aannemelijk dat de gevorderde kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. De hoogte van het bedrag is redelijk te achten, nu dit het forfaitaire bedrag van de kantonstaffel van Voorwerk II niet overstijgt.
9. De wettelijke rente wordt als onweersproken eveneens toegewezen.
10. De proceskosten komen voor rekening van Kamps, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Kamps tot betaling aan [eiser] van € 43.123,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 augustus 2005 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Kamps tot betaling aan [eiser] van € 1.500,00 (exclusief BTW) aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 augustus 2005 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Kamps tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op € 84,87 voor het exploot, € 196,00 aan vastrecht en
€ 1.200,00 voor salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.