zaaknummer / rolnummer: 113282 / HA ZA 05-744
J.M.B.S.,
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. R.W.G. Middendorf,
M.J.P.M. L.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. R.J. van Meerten.
Partijen zullen hierna S. en L. genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juli 2005;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 oktober 2005;
- de conclusie van repliek met 1 productie;
- de conclusie van dupliek;
- de akte houdende overlegging productie aan de zijde van S. met 1 productie;
- de akte uitlating productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. S. is van 1972 tot en met 1996 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met R.N. W. (verder: W.).
2.2. S. en W. waren ieder voor de helft gerechtigd in een appartementsrecht in La Norma in Frankrijk (verder: het appartement). In het door partijen getekende echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat het appartement aan W. wordt toebedeeld.
2.3. W. heeft in december 2001 contact opgenomen met notaris mr. A.D.G. H. (verder: de notaris) met de mededeling dat hij overeenstemming met S. had bereikt over de verkoop van het appartement aan L. en een zekere heer Den R.. De notaris heeft de door S. te ondertekenen volmacht gezonden aan een door W. opgegeven adres waarop S. per post bereikbaar zou zijn. S. heeft de volmacht niet ondertekend. De volmacht is evenwel ondertekend terugontvangen. De notaris heeft vervolgens op 20 juni 2002 telefonisch contact gehad met een door W. opgegeven telefoonnummer waarop S. bereikbaar zou zijn. In dit gesprek bevestigde iemand die voorwendde S. te zijn aan de notaris dat zij de volmacht op 25 mei 2002 had ondertekend. Vervolgens heeft de notaris de handtekening op de volmacht vergeleken met de handtekening op de kopie van het paspoort van S. en daarna de handtekening op de volmacht gelegaliseerd.
2.4. De levering van het appartement heeft op 31 augustus 2002 plaatsgevonden.
2.5. Ter afwending van eventuele aansprakelijkheid van de notaris tegenover S. heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de notaris, aan S. een schadeloosstelling betaald van € 90.000,--. Als onderdeel van de overeenkomst tot schadeloosstelling heeft S. onder meer haar vordering op L. uit hoofde van onrechtmatige daad aan de verzekeraar gecedeerd tot een bedrag van € 90.000,--.
1.6. In de cessieovereenkomst staat onder meer het volgende:
“1.1 In het kader van de bereikte schikking betaalt Assuradeur aan S. (...) een totaalbedrag van EUR 90.000,--. Dit bedrag is als volgt samengesteld. Partijen hebben in het kader van deze schikking de waarde van het appartement in La Norma in onderling overleg bepaald op EUR 90.000,--. De op het appartement rustende preferente lasten bedragen, door partijen vastgesteld en afgerond op EUR 25.000,--, zodat de “netto” opbrengst door partijen is begroot op EUR 65.000,--. Van dit bedrag is EUR 30.000,-- toegeschreven aan alimentatie, een bedrag van EUR 20.000,-- als vergoeding voor kosten, onder meer ter verkrijging van deze schadeloosstelling, waaronder voor juridische bijstand, en een bedrag van EUR 15.000,-- als vergoeding voor immateriële schade.
2. Cessie van de vordering
2.1 Indien en zodra Assuradeur het in artikel 1.1 genoemde bedrag aan S. heeft voldaan, cedeert en draagt S. in eigendom over aan Assuradeur haar vorderingen terzake op W. en L. en alle eventueel aan de vordering verbonden nevenrechten en zekerheden tot de in deze overeenkomst genoemde bedragen, welke cessie en overdracht door Assuradeur wordt aanvaard.”
2.2. Op verzoek van S. heeft op 26 september 2005 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgehad van W., L. en de dochter van L., D. S. (verder: S.). Dit voorlopig getuigenverhoor is op 20 december 2005 voortgezet met het horen van S. en B.J. N..
3.1. S. vordert - na vermeerdering van eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, L. zal veroordelen tot betaling aan haar van een schadevergoeding van € 37.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2002 tot de dag der dagvaarding van € 5.621,83; de beslagkosten van € 947,04, de buitengerechtelijke kosten van € 1.187,62, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, met veroordeling van L. in de kosten van het geding.
3.2. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten legt S. het volgende aan haar vordering ten grondslag. W. heeft samen met L. en Shamdas de handtekening van S. op de volmacht vervalst. Daarnaast heeft L. zich aan de telefoon tegenover de notaris voorgedaan als S.. Door deze onrechtmatige daad van L. kon het appartement buiten S. om verkocht worden. Dientengevolge zijn de verhaalsmogelijkheden in verband met een alimentatievordering van S. op W. ernstig verminderd. Voorts is S. door het onrechtmatig handelen van L. in haar persoon aangetast. De schade wordt door S. begroot op € 37.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van de onrechtmatige daad. De buitengerechtelijke kosten worden door S. als door haar geleden vermogensschade gevorderd.
4.1. L. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voorzover van belang zal bij de beoordeling van het geschil nader op het verweer worden ingegaan
5.1. L. heeft in de eerste plaats aangevoerd dat S. niet ontvankelijk is in haar vordering aangezien S. haar gehele alimentatievordering op W. aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de notaris heeft gecedeerd. Dit betoog faalt bij gebrek aan een juiste feitelijke grondslag. Uit de hiervoor onder 2.5 aangehaalde cessie overeenkomst blijkt immers dat de alimentatievordering van S. op W. slechts voor een bedrag ad € 30.000,-- is gecedeerd, terwijl als onweersproken vaststaat dat de totale alimentatievordering afgerond € 170.000,-- bedraagt.
5.2. S. heeft gesteld dat L. betrokken is geweest bij het plaatsen van een handtekening op een volmacht van de notaris en dat L. het misleidende telefoongesprek met de notaris heeft gevoerd. L. heeft dit gemotiveerd betwist. Thans kan echter in het midden blijven of L. op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de misleiding van de notaris. S. heeft immers gesteld dat de schade die zij als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van L. heeft geleden, bestaat uit gemiste verhaalsmogelijkheid op het appartement en immateriële schade. Daargelaten de vraag of gemiste verhaalsmogelijkheid als vermogensschade voor S. heeft te gelden, bedroeg de verhaalsmogelijkheid op het appartement maximaal de netto opbrengst van het appartement bij verkoop. S. heeft gesteld dat de opbrengst van het appartement - na aftrek van kosten - ten minste € 65.000,-- zou zijn geweest. Uitgaande van de door S. gestelde taxatiewaarde van het appartement van € 103.000,-- en de preferente lasten op het appartement, die in de cessie overeenkomst zijn gesteld op € 25.000,--, zou de verhaalsmogelijkheid maximaal € 78.000,-- hebben bedragen. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de notaris heeft aan S. een bedrag van € 90.000,-- heeft uitgekeerd. Daarmee heeft S. aanzienlijk meer ontvangen dan de door haar als gevolg van de gemiste verhaalsmogelijkheid gestelde schade. Ook als daarin de immateriële schade - door S. begroot op € 2.500,-- - wordt betrokken, nog daargelaten of deze schade in een geval als het onderhavige voor toewijsbaar vatbaar zou zijn. L. heeft dan ook terecht aangevoerd dat van schade bij S. geen sprake is. Reeds om deze reden zal de vordering worden afgewezen.
5.3. Als de in het ongelijk te stellen partij zal S. worden veroordeeld in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van het voorlopig getuigenverhoor. Deze kosten worden aan de zijde van L. begroot op:
- vast recht € 995,--
- salaris procureur € 3.576,-- (4 punten x € 894,--)
Totaal € 4.571,--
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst het gevorderde af;
6.2. veroordeelt S. in de proceskosten, aan de zijde van L. tot op heden begroot op € 4.571,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2006.?