ECLI:NL:RBHAA:2006:AX7109
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- A.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot onderhandse executie-verkoop en de grenzen van incassomiddelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende een verzoekschrift tot onderhandse executie-verkoop van een onroerende zaak. De verzoekster, ASR BANK N.V., thans genaamd FORTIS BANK N.V., had verzocht om verlof voor de verkoop van een onroerend goed aan H. S., na een aantal aanhoudingen van de behandeling van het verzoek. De verweerder, G.A. B., had bezwaar gemaakt tegen de verkoop en stelde dat hij binnen een maand het openstaande bedrag van circa EUR 5.300,-- zou kunnen voldoen. Dit bedrag bestond voornamelijk uit kosten in verband met de voorgenomen executie.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster geen belang had bij het gevraagde verlof, aangezien de getaxeerde executiewaarde van het registergoed voldoende zou zijn om het openstaande bedrag te dekken. Bovendien werd opgemerkt dat het verzoekschrift niet als incassomiddel mocht worden gebruikt door de hypotheekhouder, door de behandeling steeds weer aan te houden totdat de hypotheekhouder volledig was betaald. Dit zou in strijd zijn met de belangen van een onderhandse koper.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen, met de overweging dat, indien de verweerder zijn toezegging nakomt om het openstaande bedrag te voldoen, een openbare executoriale verkoop niet nodig zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.