ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8585

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/6449
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.G. Kemmers
  • M.C. Anema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de zelfstandigenaftrek in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser X en de inspecteur van de Belastingdienst te P. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 ontvangen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.677. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, specifiek tegen het niet toepassen van de zelfstandigenaftrek. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2001 ten minste 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed, wat een vereiste is voor de zelfstandigenaftrek volgens de Wet Inkomstenbelasting 2001. Eiser heeft een urenstaat overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank wijst erop dat de uren die eiser heeft opgevoerd, niet in overeenstemming zijn met de werkzaamheden die hij heeft verricht. Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de toezegging van de Belastingdienst enkel betrekking had op het jaar 2002 en niet op 2001. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/6449
Uitspraakdatum: 6 juni 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X te Z,
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 26 maart 2004 een aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.677.
Eiser heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend, dat op 7 mei 2004 door de belastingdienst is ontvangen.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft op 26 april 2005 een hoorgesprek plaats gevonden.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2005 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 16 november 2005, ontvangen bij de rechtbank op 21 november 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2006 te Haarlem.
Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld van zijn partner
Y. Namens verweerder zijn verschenen A en B.
Eiser heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. De rechtbank rekent de pleitnota met de bijlagen tot de stukken van het geding.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser was tot 29 maart 2001 woonachtig in Q en nadien in R.
Eiser was in 2001 40 uur per week werkzaam in loondienst als technisch specialist bij C BV in Amstelveen. In verband met deze dienstbetrekking is hij per dag 10,5 uur van huis.
Daarnaast fokt eiser sinds 1 juni 1999 sier- en struisvogels. Deze werden aanvankelijk gehouden in S en sinds mei 2000 op een fruitkwekerij met woning op de Lekerweg te R, welk object in maart/april 2000 door eiser is aangekocht.
2.2. In mei 2000 heeft eiser een rapport laten maken over de haalbaarheid van een hertenfarm. Eiser is in de loop van 2000 begonnen met het opzetten van een hertenfarm op het perceel in R.
De siervogel-, struisvogel- en hertenactiviteiten verricht eiser in firmaverband met zijn partner onder de naam “D”.
2.3. Naar aanleiding van een in juni 2002 ingesteld boekenonderzoek zijn partijen op 20 januari 2003 een vaststellingsovereenkomst aangegaan waarin onder meer is overeengekomen dat de sier- en struisvogelactiviteiten niet als bron van inkomen voor de inkomstenbelasting zijn te beschouwen en dat de exploitatiekosten van de hertenfarm in 2000, 2001 en 2002 worden geaccepteerd.
2.4. Eiser heeft een urenstaat over het jaar 2001 overgelegd waarin het aantal uren staat vermeld dat hij per dag heeft besteed aan de sier-en struisvogelactiviteiten en de exploitatie van de hertenfarm. Het overzicht sluit op een totaal van 1.554 uren.
Voorts heeft eiser een urenstaat betreffende 2000 overgelegd waarin de uren staan vermeld die zijn besteed aan de sier-en struisvogels alsmede – vanaf voorjaar 2000 – aan de voorbereiding van de hertenfarm. Dit overzicht sluit op een totaal van 1.564 uren.
2.5. Eiser heeft een aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.078. Daarin is onder meer een bedrag van € 7.858 als zelfstandigenaftrek- en startersaftrek in aanmerking genomen.
2.6. Verweerder heeft de winst verhoogd met een bedrag van € 3.741 en toepassing van de zelfstandigen- en startersaftrek geweigerd, hetgeen resulteerde in een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.677.
2.7. Eiser heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt voor zover het betreft het niet toepassen van de zelfstandigenaftrek.
3. Geschil
In geschil is of eiser recht heeft op toepassing van de zelfstandigen- en startersaftrek.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Ter zitting hebben zij daaraan – zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd.
Eiser:
In mei 2000 zijn de vogels overgegaan naar R.
Eind 2000 was de hertenfarm voor de helft gereed, in elk geval in zoverre klaar dat de herten daar ontvangen zouden kunnen worden. In verband met de MKZ hebben we toen nog geen herten aangeschaft. De herten zijn pas in oktober 2001 gekomen.
Daarvóór zijn we bezig geweest met het rooien van de boomgaard, het opschonen van de palen en het plaatsen van de omheining.
De vogels hadden we het gehele jaar 2001. Zij stonden naast de schuur, op ongeveer 10 minuten loopafstand van onze woning. De voerbakken moesten één keer per week worden bijgevuld. Wij behoefden de stal van de vogels niet schoon te maken.
Mijn vrouw en ik doen al het werk samen. Het werk aan het huis is zowel in 2000 als in 2001 verricht. We hebben samen de elektra aangelegd. Het schilderwerk binnen en buiten is door een kennis gedaan.
Het uitzoeken van tegels, badkamer en keuken hadden we al in 2000 gedaan.
In een agenda hielden we de uren bij; later heb ik deze overgezet in een spreadsheet.
Het klopt dat de uren een vast patroon vertonen. Het is een vaste tijd die we er elke week aan besteden.
De herten en de emoes staan achter de schuur.
In een gesprek met de heer E en mevrouw F is toegezegd dat in 2002 de zelfstandigenaftrek zou worden verleend; voor 2001 lag het moeilijk. De heer A stelde voor om de aftrek om het jaar te verlenen.
De herten moeten elke dag gevoerd; daarvoor moeten wortels en brood worden gesneden. Voorts controleer ik twee keer per week de hekken. Bij elkaar zij we 2 uur per dag met de herten bezig.
We houden de herten voor de slacht.
Wij zijn ervan overtuigd dat alle uren ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het is mogelijk om in een periode in je leven zo veel uren te maken.
De broedmachine hoeft slechts één keer te worden ingesteld.
Verweerder:
Niet in geschil is het totaal aantal uren besteed aan de vogels en de herten. Omdat de vogelactiviteiten niet als bron van inkomsten zijn aangemerkt, is van belang de uren te kunnen toerekenen aan de hertenfarm en aan de struisvogelactiviteiten. Het aantal uren dat aan de hertenfarm is besteed is wel in geschil.
Gekeken is naar de eerste maanden van 2000, omdat dit een zuiver beeld geeft van de vogelactiviteiten aangezien er toen nog geen plannen waren voor de hertenfarm. Ook de eerste maanden van 2001 zijn alleen aan de vogels besteed.
Veel werk is weliswaar uitbesteed, maar eiser moest toch de keuken etc. zelf gaan uitkiezen.
Ook aan het uitbroeden van de vogels wordt veel tijd besteed.
Ik ben intensief bezig geweest met het stellen van vragen aan eiser om duidelijk te krijgen waaraan alle uren werden besteed; toch lukte het mij niet de uren en de werkzaamheden te koppelen.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Artikel 3.76 juncto artikel 3.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001) bepaalt, voor zover van belang, dat de zelfstandigenaftrek geldt indien gedurende het kalenderjaar ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen worden besteed waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.
5.2. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt middels een urenspecificatie dan wel op enigerlei andere wijze aannemelijk te maken dat hij in 2001 het voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek vereiste aantal van tenminste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen eiser naar voren heeft gebracht, onvoldoende om aannemelijk te achten dat hij aan het urencriterium heeft voldaan.
5.3. Eiser heeft een urenspecificatie overgelegd waarin geen onderscheid is gemaakt tussen uren besteed aan de vogels en uren besteed aan de hertenfarm. Evenmin is op het overzicht gespecificeerd wat de verrichtte werkzaamheden zijn.
Eiser stelt dat hij aan de vogels 10 minuten per dag besteedt, zodat de overige tijd aan de herten moet worden toegerekend. De rechtbank acht niet aannemelijk dat gedurende alle overige uren ten behoeve van de hertenfarm is gewerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat de hertenfarm, volgens de verklaring van eiser, eind 2000 al voor de helft gereed was - in zoverre dat de herten ontvangen konden worden - , doch dat de herten pas in oktober 2001 zijn aangeschaft. Dit betekent dat eiser en zijn partner tezamen in de maanden januari 2001 tot en met september 2001 totaal circa 2320 uren aan het afronden van de bouw van de omheining hebben besteed. De rechtbank acht dit niet aannemelijk.
5.4. Voorts overweegt de rechtbank dat de in de urenstaat van 2000 verantwoorde uren in de eerste drie maanden van 2000 uitsluitend zijn besteed aan de verzorging van de vogels; dit nam toen volgens de urenstaat 2,5 uur per dag beslag, en in de weekenden gemiddeld 6 uur per dag. Volgens eiser kostte het verzorgen van de vogels na de verhuizing naar Wijdenes in april 2000 slechts 10 minuten per dag.
Eiser verklaart dit verschil door de langere reistijd - zijn woonplaats was Q en de vogels hield hij in S - alsmede door het feit dat in S geen water of elektra aanwezig was en alles op een meer tijdrovende manier geregeld moest worden. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet een dermate groot verschil in verzorgingstijd. Dit betekent dat de rechtbank, mede op grond van de uren vermeld in urenstaat 2000 betreffende de maanden januari tot en met maart, niet aannemelijk acht dat het verzorgen van de vogels slechts 10 minuten per dag in beslag nam.
5.5. Volgens de verklaring van eiser en zijn echtgenote ter zitting hebben de in de urenstaat vermelde uren van januari 2001 tot oktober 2001 vrijwel uitsluitend betrekking op het plaatsen van de omheining en de uren van de laatste drie maanden in 2001 op de verzorging van de herten. De rechtbank acht het opmerkelijk dat de urenstaat in genoemde twee perioden hetzelfde patroon vertoont, terwijl de werkzaamheden in de twee perioden aanmerkelijk verschillen. Eiser heeft hiervoor geen afdoende verklaring kunnen geven. Deze omstandigheid maakt de overgelegde urenstaat minder geschikt om te kunnen dienen ter onderbouwing van de met betrekking tot de hertenfarm verantwoorde uren.
5.6. Eiser heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel met de stelling dat door verweerder mondeling is toegezegd dat voor 2002 de zelfstandigenaftrek mocht worden toegepast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze toezegging louter het jaar 2002 betrof en dat ten aanzien van 2001 was aangegeven dat de situatie moeilijk lag. Onder die omstandigheden kan van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel geen sprake zijn.
5.7. Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank eiser er niet erin geslaagd om tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat hij in het jaar 2001 ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming. Het beroep is mitsdien ongegrond.
5.8. Eiser heeft verzocht om vergoeding van alle gemaakte kosten alsmede voor de geleden emotionele schade.
De belastingrechter kan verweerder ingevolge artikel 8:75 van de Awb veroordelen tot een vergoeding van de proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen voor vergoeding in aanmerking komen de reis- en verletkosten die een partij heeft gemaakt om de zitting te kunnen bijwonen alsmede een bedrag voor de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende bijstand.
Voorts kan de rechtbank ingevolge artikel 8:73 van de Awb, indien het beroep gegrond wordt verklaard, op verzoek van eiser verweerder veroordelen tot vergoeding van schade die eiser leidt. Aangezien het beroep ongegrond zal worden verklaard kan vergoeding van eventueel geleden schade niet aan de orde komen.
6. Proceskosten
Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard ziet de rechtbank geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 juni 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.
Afschrift
verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.