ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8820

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
309361 AO VERZ 06-765
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer wegens onvoldoende verbetering in gedrag en houding na waarschuwingen door de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 14 juni 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder], die sinds 1 maart 1980 in dienst was bij Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM). KLM verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding, omdat [verweerder] zijn gedrag en houding niet had verbeterd na herhaalde waarschuwingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 mei 2006, waar beide partijen hun standpunten toelichtten en pleitnotities overlegden. KLM stelde dat het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met [verweerder] verloren was gegaan door zijn aanhoudende tekortkomingen in werkhouding en punctualiteit.

[verweerder] had een lange staat van dienst, maar was herhaaldelijk aangesproken op zijn functioneren. Ondanks de waarschuwingen van KLM, waaronder een vrijstelling van werkzaamheden met behoud van salaris sinds 24 maart 2006, was er geen verbetering zichtbaar. KLM concludeerde dat voortzetting van het dienstverband niet langer gevergd kon worden en dat [verweerder] geen recht had op een vergoeding bij ontbinding. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een vergoeding aan [verweerder].

De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2006 en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter concludeerde dat de gedragingen van [verweerder] een indicatie waren van zijn werkhouding en dat hij onvoldoende had gedaan om zijn gedrag te verbeteren, ondanks de herhaalde waarschuwingen van KLM.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 309361/ AO VERZ 06-765
datum uitspraak: 14 juni 2006
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
te Amstelveen
verzoekster
hierna: KLM
gemachtigde: mr. M. Veerman-Dijkstra
tegen
[verweerder]
te Haarlem
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. S. Faber
De procedure
Op 27 april 2006 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van KLM. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 mei 2006. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
[verweerder], 47 jaar oud, is sinds 1 maart 1980 bij KLM in dienst, laatstelijk in de functie van medewerker Cargo Planner tegen een salaris van €2.479,29 bruto per maand exclusief vakantiegeld (en overige emolumenten).
[verweerder] is in dienst getreden als loodsmedewerker. Van 22 december 1984 tot december 1985 is [verweerder] arbeidsongeschikt geweest voor zijn functie als loodsmedewerker, waarna hij vanaf 1 december 1985 heeft gewerkt op de afdeling Regulatie in een administratieve functie.
Van 2 oktober 1989 tot 1 november 1991 heeft [verweerder] de functie bekleed van planner Europa Belly, en vanaf laatstgenoemde datum tot 1 oktober 1999 heeft [verweerder] de functie vervuld van Planner ICA Uitgaande Unit.
Zijn huidige functie vervult [verweerder] vanaf 1 oktober 1999.
In de periode van 1984 tot 1989 en in de periode van 1996 tot heden is [verweerder] een aantal keren aangesproken op zijn werkgedrag en houding. Met name is [verweerder] erop gewezen dat hij te vaak te laat op zijn werk verschijnt en zich niet houdt aan de regels rond het ziek melden.
[verweerder] is sinds 24 maart 2006 met behoud van salaris vrijgesteld van werkzaamheden.
Het verzoek
KLM verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt KLM – samengevat – het volgende.
Door het functioneren, gedrag en de kennelijke onwil van [verweerder] hierin verbetering aan te brengen heeft KLM alle vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met [verweerder] verloren.
KLM is van mening lang en veel geduld te hebben gehad met KLM, doch gelet op het feit dat [verweerder] geen verbetering heeft laten zien, kan van KLM voortzetting van het dienstverband niet langer gevergd worden.
[verweerder] is meerdere malen uitdrukkelijk door KLM gewaarschuwd en hij had derhalve kunnen en moeten weten dat hij zijn gedrag wel moest verbeteren wilde hij ontslag voorkomen.
KLM is van mening dat aan [verweerder] bij een ontbinding geen vergoeding toekomt. De ontstane vertrouwenscrisis is geheel te wijten aan [verweerder], althans ligt volledig in zijn risicosfeer.
[verweerder] is vanaf 1988, maar ook daarvoor, meerdere malen op zijn functioneren, gedrag en houding gewezen. Ondanks alle waarschuwingen heeft [verweerder] zijn gedrag niet aangepast.
Voor het geval aan [verweerder] een vergoeding toekomt, verzoekt KLM rekening te houden met het feit dat [verweerder] reeds sinds 24 maart 2006 met behoud van salaris is vrijgesteld van werkzaamheden.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van €108.455,10.
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is besproken of KLM nog mogelijkheden ziet om [verweerder] nog een laatste kans te geven. Die mogelijkheid is er niet meer. Omdat voor een vruchtbare voortzetting van de samenwerking de inzet en het vertrouwen van beide partijen nodig is, is een dergelijke samenwerking in de toekomst niet meer te verwachten nu KLM een definitief einde wenst van de arbeidsovereenkomst met [verweerder].
Er zijn dus voldoende gewichtige redenen om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, zodat het verzoek in zoverre toewijsbaar is.
Beoordeeld moet worden of aan [verweerder] in redelijkheid een vergoeding toekomt.
Tussen partijen staat vast dat KLM [verweerder] herhaaldelijk heeft gewaarschuwd dat hij zijn werkhouding moet veranderen en dat hij op tijd op zijn werk moet verschijnen. [verweerder] heeft erkend dat hij een aantal malen tekort is geschoten, maar heeft zich erop beroepen dat het slechts om incidenten gaat gedurende een lang dienstverband. Hoewel inderdaad sprake is van een lang dienstverband, zijn de verweten gedragingen wel een indicatie van het gedrag en de werkhouding van [verweerder]. Het had op de weg van [verweerder] gelegen om, nadat hij daarop was aangesproken door KLM, zijn gedrag en houding te veranderen. Van verbetering is evenwel in onvoldoende mate sprake geweest zodat in zoverre [verweerder] een verwijt kan worden gemaakt.
De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] geen aanleiding bestaat.
Nu geen vergoeding wordt toegekend is het verzoek aanstonds toewijsbaar en kan de zaak bij eindbeslissing worden afgedaan.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 juli 2006;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.