ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9100

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/634089-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Janse van Mantgem
  • A. van Andel
  • B. Burg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugshandel en witwassen met zware strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van 18 kilo cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte vervulde een organiserende rol in het transport, waarbij hij anderen het meeste risico liet lopen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen en waardevolle horloges. Tijdens de huiszoeking zijn in de woning van de verdachte en in zijn scooter een pistool en munitie aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 maanden. De rechtbank overweegt dat de invoer van cocaïne een ernstige inbreuk vormt op de volksgezondheid en dat de verdachte door zijn handelen bijdraagt aan een systeem van criminele activiteiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte eerder met de wet in aanraking is gekomen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van acht jaar had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een lagere straf opgelegd. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen goederen, waaronder geld en horloges, gelast. De rechtbank heeft de tenlastelegging van de verdachte op enkele punten verworpen, maar heeft de belangrijkste feiten bewezen verklaard, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het witwassen van criminele opbrengsten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 3 mei 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 en 21 april 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de PI Noord Holland Noord, HvB Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De raadsman heeft voor wat betreft feit 3 het verweer gevoerd dat het verdachte niet duidelijk is op welke horloges de tenlastelegging precies doelt, zodat het hem niet duidelijk is tegen waartegen hij zich op dit punt moet verdedigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu de tenlastelegging, gelezen in samenhang met het dossier, op dit punt naar oordeel van de rechtbank wel voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen.
Ten aanzien van de dagvaarding is de rechtbank voorts van oordeel dat de tenlastelegging onder feit 1 voor zover het betreft het onderdeel ‘het verrichten van hand- en spandiensten’ partieel nietig dient te worden verklaard. Immers, niet valt in te zien hoe het verrichten van hand- en spandiensten valt te verenigen met de kwalificatieve beperking in de tenlastelegging tot die voorbereidingshandelingen waarbij verdachte heeft getracht een ander te bewegen om een bijdrage te leveren aan een in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet bedoeld feit.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissingen
3.1 Vrijspraak feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het hem onder 2 tenlastegelegde feit en overweegt daartoe het navolgende.
Onder feit 2 is verdachte kort gezegd tenlastegelegd dat hij, samen met anderen of alleen, voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot de in het derde en vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet bedoelde feiten. Meer specifiek heeft de tenlastelegging zich hierbij naar het oordeel van de rechtbank beperkt tot de onder artikel 10a Opiumwet, eerste lid sub 1 omschreven gedraging, te weten: een ander trachten te bewegen om een in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet bedoeld feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Gezien deze tenlastelegging dient de vraag te worden beantwoord of verdachte, al dan niet samen met anderen, rechtstreeks invloed heeft uitgeoefend op een ander teneinde deze ertoe te brengen om op één of meer van de hiervoor omschreven wijzen aan een in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet bedoeld feit bij te dragen.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet bewezen kan worden geacht. Uit de inhoud van de verschillende afgeluisterde telefoongesprekken blijkt geenszins dat verdachte zelf handelingen heeft verricht die er op waren gericht om rechtstreeks invloed uit te oefenen op iemand om deze ertoe te brengen bij te dragen aan een in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet bedoeld feit. Voorts haalt de rechtbank uit de afgeluisterde tapgesprekken ook geen bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer andere personen die iemand op de bedoelde wijze heeft/hebben getracht te bewegen. Nu voor het onder 2 tenlastegelegde ook in de overige stukken van het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
3.2 Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting betoogd dat de in oktober 2005 afgeluisterde gesprekken, zoals deze in het dossier zijn weergegeven, op geen enkele wijze te linken zijn aan de invoer van de 18 kilo cocaïne die is aangetroffen op 16 oktober 2005. In dit verband wijst de raadsman er tevens op dat zijn cliënt op 4 januari 2006 tegenover de Koninklijke Marechaussee heeft verklaard dat de gevonden 18 kilo niet van hem was en dat uit de afgeluisterde telefoongesprekken het volgende blijkt: er was eerst 18, de 18 werd 13, de 13 werd 10 en de 10 is nooit gekomen. Volgens de raadsman wordt deze verklaring ondersteund door de verklaring die medeverdachte [medeverdachte] op 3 december 2005 tegenover de Koninklijke Marechaussee heeft afgelegd, inhoudende dat hij wel zaken heeft gedaan met [verdachte], maar dat er twee zaken bijna gelijk met elkaar liepen en dat de gevonden partij van 18 blokken cocaïne niet van hen was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het navolgende.
Onder meer op basis van de afgeluisterde telefoongesprekken, waarin onder andere over ‘18 blokken’ wordt gesproken en waarin, in de week voorafgaande aan zaterdag 15 oktober 2005, wordt gezegd ‘het wordt zaterdag’, in combinatie met het aantreffen op zondag 16 oktober 2005 (in een vliegtuig dat op zaterdag 15 oktober 2005 vanuit Suriname was vertrokken) van 18 pakketten (zes dubbele pakketten en 6 enkelvoudige pakketten) cocaïne met een totaal gewicht van nagenoeg 18 kilo, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het hem onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De door de raadsman aangehaalde verklaring van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], hiervoor weergegeven, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de bewijsmiddelen te ontkrachten. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verklaring van verdachte dat de gevonden 18 kilo niet van hem was, op zijn minst nadere uitleg behoeft. Nu verdachte desgevraagd weigert om deze nadere uitleg te verschaffen, en hiervoor ook in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn, zal de rechtbank de stelling van verdachte als onvoldoende onderbouwd terzijde stellen. Op gelijke wijze acht de rechtbank de door medeverdachte [medeverdachte] gegeven verklaring, hiervoor weergegeven, onvoldoende om een bewezenverklaring te ontzenuwen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman ter terechtzitting betoogd dat nergens uit blijkt dat de in de tenlastelegging onder feit 3 vermelde goederen van misdrijf afkomstig zijn. Daarnaast heeft hij met betrekking tot het geld en de horloges aangevoerd dat verdachte niet de eigendom daarvan had.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt het navolgende.
In de woning en in de kluis van de vriendin van verdachte zijn op 16 oktober 2005 contante geldbedragen van respectievelijk € 30.000 en € 20.000 aangetroffen, welke geldbedragen verdachte en zijn vriendin voorhanden hebben gehad. Het feit dat een gedeelte van dit geld van een vriend van verdachte zou zijn doet daar niet aan af. Naast het geld had verdachte samen met zijn vriendin een aantal horloges en een scooter voorhanden die tezamen een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden.
Verdachte heeft zowel ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee als ter terechtzitting omtrent zijn inkomsten verklaard dat hij geen baan en geen uitkering heeft, dat hij leeft van geld van vroeger, dat hij thuis geld wisselt voor mensen en dat hij daar 3 procent van ontvangt, en dat hij een tijdje in de autohandel heeft gezeten. De vriendin van verdachte heeft ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat zij wel besefte dat zij fout zat bij het accepteren van de dure cadeaus van haar vriend, omdat zij wel vermoedde dat hij zich met criminele zaken bezig hield, omdat hij zoveel geld had en zo royaal leefde. Financieel onderzoek van de Koninklijke Marechaussee heeft voorts geen legale herkomst van het aangetroffen geld en de aangetroffen waardevolle goederen kunnen vaststellen.
Voor wat betreft de verklaringen van verdachte over zijn inkomstenbronnen overweegt de rechtbank dat deze niet zijn onderbouwd en derhalve als onaannemelijk terzijde kunnen worden gesteld. De rechtbank houdt het ervoor dat die verklaringen slechts ten doel hebben te verhullen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen van misdrijf afkomstig zijn. Op grond van de verklaringen van verdachtes vriendin, het financiële onderzoek van de Koninklijke Marechaussee, en op grond van het gegeven dat personen die zich bezig houden met drugssmokkel de opbrengsten van die misdrijven aan het zicht van justitie plegen te onttrekken door deze opbrengsten contant onder zich te houden of door daar dure goederen voor te kopen, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor feit 3.
3.3 Bewezenverklaring feiten 1, 3 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 16 oktober 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 18 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 18 oktober 2005, te Amsterdam en/of Almere, samen met een ander, voorwerpen, te weten
- een hoeveelheid geld (te weten € 50.0000) en
- een scooter (van het merk Vespa) en
- (waardevolle) horloges van de merken Audemars Piquet, Rolex, Bulgari, Breitling, Cartier en Pequignet,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 18 oktober 2005 te Amsterdam een wapen van categorie III te weten een pistool (merk Glock, type 26, kaliber 9 mm, inclusief een patroonhouder) en munitie van categorie III, te weten 39 scherpe patronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1 Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
3 Medeplegen van witwassen;
4 Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Vordering van de officier van justitie en motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerequireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verbeurdverklaring van het geld, de waardevolle goederen en de scooter en onttrekking aan het verkeer het wapen en de munitie, en bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de dameshorloges en de 3165 euro.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de invoer van 18 kilo cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank neemt ten bezware van verdachte in aanmerking dat verdachte bij het cocaïnetransport feitelijk een organiserende rol heeft vervuld waarbij hij anderen het meeste risico liet lopen.
Hiernaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van onder andere een grote som geld en een aantal waardevolle horloges. Verdachte heeft aldus meegewerkt aan het onttrekken van opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent.
Voorts zijn in het zadel van de scooter van verdachte een pistool en een magazijn gevuld met zestien patronen en in de woning van verdachte nog eens 23 patronen aangetroffen. Ook dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen met bijbehorende munitie is maatschappelijk onverantwoord omdat het gebruik ervan en/of de dreiging of afpersing ermee grote schade kan aanrichten aan personen of goederen. Zorgwekkend acht de rechtbank het feit dat verdachte het wapen in zijn scooter bewaarde waardoor het ook voor derden voorhanden lag.
De rechtbank verwijt verdachte dat hij door het plegen van de bewezenverklaarde feiten een systeem in stand houdt waarin criminele gelden van hand tot hand gaan en conflicten ontstaan die eindigen in (soms dodelijk) geweld. De rechtbank neemt in dit verband ook het strafrechtelijk verleden van verdachte in aanmerking.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard: twee geldtelmachines, het Audemars Piquet horloge (nummer 14 op de beslaglijst van 20 april 2006 welke als bijlage III aan dit vonnis is gehecht), uit de koffer met dertien horloges (nummer 15) de volgende drie horloges, namelijk de Rolex Yachtmaster, de Cartier Santo/100 en de Cartier 114330PL, de vier op de Walenkampstraat 7 te Amsterdam in beslag genomen horloges, te weten de EP Pequignet (nummer 18), de Bulgary (nummer 19), de Rolex Explorer (nummer 20) en de Rolex Winner (nummer 21), de scooter (nummer 27) en de bijbehorende sleutel (nummer 26). Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van of met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan of voorbereid.
6.4 Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank merkt op dat de overige op de beslaglijst genoemde horloges, te weten het Chanel horloge (nummer 2 op de beslaglijst), de Rolex doos met Cartio horloge (nummer 10), het Breitling horloge (nummer 11), en de twee horloges zijnde één Rolex en één Franck Muller (nummer 12) niet herleidbaar zijn. De rechtbank zal derhalve gelasten deze te bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
6.5 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer: de foto’s van vliegtuiglaadruimten (nummer 3 op de beslaglijst), de doos met munitie en patronen (nummer 22), en het pistool (nummer 28). Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met betrekking tot of met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en/of het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
2, 10 van de Opiumwet,
26, 55 van de Wet wapens en munitie.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIG (50) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 CAT COIN briefgeldteller
- 1 Audemars Piquet horloge op nachtkastje rechts
- horloges uit de koffer met de 13 horloges (nr. 15 op de beslaglijst) voor zover het betreft de horloges met de nummers 207, 208 en 216 zoals op vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming
- een geldbedrag groot 30.000 euro cash in diverse coupures
- 1 EP Pequignet horloge met doos en bon
- 1 Bulgari horloge
- 1 rx 993cl geldmachine
- 1 EP Pequignet horloge met doos en bon
- 1 Bulgary horloge
- 1 Rolex Expiorer horloge
- 1 Rolex Winner horloge
- een geldbedrag groot 6500 euro (13 x 500)
- een geldbedrag groot 8000 euro (40 x 200)
- een geldbedrag groot 5500 euro (55 x 100)
- 1 VESPA sleutel
- 1 VESPA scooter
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 4 STK papier, 4 x A4 met foto’s vliegtuiglaadruimten
- 1 doos met 9 luger munitie en 23 patronen
- 1 GLOCK 26 pistool met patroonhouders, kleur zwart
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- een geldbedrag groot 1000 euro (2 x 500)
- 1 CHANEL horloge
- een geldbedrag groot 3165 euro aan papiergeld
- 1 BREITLING horloge
- de Abn amro afschriften
- 2 stk horloge, 1 Rolex en 1 franck muller
- horloges uit de koffer met de 13 horloges (nr. 15 op de beslaglijst) voor zover het betreft de horloges met de nummers 209 tot en met 215 en 217 tot en met 219 zoals vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming
- een geldbedrag groot 670 euro cash
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 diskette
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Janse van Mantgem, voorzitter,
mrs. Van Andel en Burg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Venselaar,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2006.
Mr. Janse van Mantgem is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.