ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9244

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
311703 VV EXPL 06-131
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer bij Koninklijke TPG Post B.V. en de gevolgen voor wedertewerkstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 16 juni 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, hierna te noemen [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Koninklijke TPG Post B.V., hierna te noemen TPG Post. De werknemer was op staande voet ontslagen omdat hij op 7 maart 2006 foldermateriaal van Albert Heijn en Blokker niet had bezorgd, maar in plaats daarvan in een vuilcontainer had gedeponeerd. De werknemer vorderde in kort geding wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris, stellende dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het gedrag van de werknemer laakbaar was, de sanctie van ontslag op staande voet in dit geval te zwaar was. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd van 53 jaar en zijn lange staat van dienst bij TPG Post. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever, ondanks de financiële belangen en de relatie met opdrachtgevers, ook verplichtingen heeft jegens zijn werknemers. De aard van de te bezorgen stukken, in dit geval reclamemateriaal, speelde een rol in de beoordeling van de rechtvaardiging van het ontslag.

De kantonrechter besloot dat de gevorderde wedertewerkstelling toewijsbaar was en veroordeelde TPG Post om de werknemer binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis toe te laten tot zijn werkplek. Daarnaast werd TPG Post veroordeeld om het aan de werknemer verschuldigde salaris te betalen, met uitzondering van de wettelijke verhoging en rente, omdat de niet-betaling van het salaris het gevolg was van de eigen fout van de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het ongelijk werden gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 311703 VV EXPL 06-131
datum uitspraak: 16 juni 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr R.B.M. van Poorten
tegen
de besloten vennootschap Koninklijke TPG Post B.V.
te ‘s-Gravenhage
gedaagde partij
hierna te noemen TPG Post
gemachtigde mr M. Middeldorp
De procedure
[eiser] heeft TPG Post op 31 mei 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2006, waarbij de gemachtigden van partijen zich hebben bediend van pleitnotities. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
1. [eiser] is thans 53 jaar oud en is op 5 september 1977 in de functie van postbezorger bij (de rechtsvoorgangster van) TPG Post in dienst getreden.
2. Laatstelijk was [eiser] werkzaam in de functie van postbezorger tegen een salaris van €1.949,00 bruto per maand.
3. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de bedrijfscao van TPG Post van toepassing (hierna: de CAO).
4. Artikel 129 van deze CAO bepaalt onder meer het volgende:
“De werkgever kan ten aanzien van de werknemer die de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende niet nakomt, de volgende disciplinaire maatregelen nemen:
a. waarschuwing of berisping;
b. schorsing;
c. al dan niet tijdelijke ontzetting uit de functie en/of indeling in een lagere functie;
d. ontslag.”
5. De tussen partijen eveneens van toepassing zijnde gedragsregels bepalen onder meer het volgende:
“(…)
Indien u zich echter niet gedraagt als een goed werknemer zullen passende maatregelen worden genomen. Disciplinaire maatregelen zijn daarbij niet uitgesloten. Basis daarvoor is (…) de CAO van TNT Post Groep. Daarin is vastgelegd om welke disciplinaire maatregelen het kan gaan. Vanzelfsprekend zal bij elke beslissing rekening worden gehouden met de aard van de overtreding en de beoordeling van de concrete situatie.
(…) indien u moedwillig schade berokkent aan het vertrouwen dat de klant heeft in de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de zorgvuldigheid van de dienstverlening van TPG Post, is dat een ernstige overtreding.
Uiteraard zal voor elke ernstige overtreding afzonderlijk worden beoordeeld welke van de in (…) de CAO genoemde disciplinaire maatregelen passend is. Maar gezien de belangen van een goede dienstverlening moet u er rekening mee houden dat een dergelijke overtreding tot ontslag kan leiden!
Het is niet mogelijk volledig te zijn in de opsomming van dergelijke ernstige overtredingen. Onderstaand echter toch een aantal voorbeelden:
- (…)
- moedwillig schaden van de kwaliteit van de dienstverlening, door:
? (…)
? (…)
? niet bezorgen van ongeadresseerde stukken;
? niet lichten van bussen;
(…)”
6. Op 7 maart 2006 heeft [eiser] foldermateriaal van Albert Heijn en Blokker alsmede ook de Gamma krant in de wijken [postcodegebied] en [postcodegebied] te [woonplaats] niet huis aan huis bezorgd. [eiser] heeft dit foldermateriaal in de ochtend in de centrale hal van een flat aan de [adres] te [woonplaats] gedeponeerd, ter plaatse van de brievenbussen, en hij heeft dit foldermateriaal en de Gamma krant in de middag in een vuilcontainer gedeponeerd.
7. [eiser] heeft op 8 maart 2006 in een persoonlijk gesprek met TPG Post gezegd dat hij voor zijn gedrag en handelen die dag absoluut geen verklaring heeft.
8. Bij brief van 9 maart 2006 heeft TPG Post het volgende aan [eiser] geschreven:
“Op 7 maart jl. is er op de vestiging een klacht binnengekomen omtrent het niet ontvangen van de Albert Heijn Bonus folder. Naar aanleiding van deze klacht is er verder onderzoek gedaan in de betreffende middagwijk.
(…)
Op 8 maart jl. bent u door twee bedrijfsrechercheurs ter verantwoording geroepen en heeft u de gelegenheid gekregen om u te verklaren omtrent het niet bezorgen van het huis aan huis. U verklaarde dat u de folders van uw ochtendwijk, de [postcodegebied], niet heeft bezorgd. U heeft aangegeven deze in de centrale hal van de flat te hebben neergelegd.
(…)
Vervolgens verklaart u dat u uw middagwijk bent gaan bezorgen en hier wederom de huis-aan-huis folders niet heeft bezorgd. Deze folders heeft u echter wel weggegooid, hetgeen mij zeer verbaast aangezien u eerder verklaarde te weten dat dit niet mag. Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat u moedwillig en bewust de folders heeft weggegooid. U heeft echter geen reden voor uw handelen kunnen geven.
Uw handelen is voor mij volstrekt onacceptabel. Naast het feit dat u de ontvangende klanten van TPG Post heeft benadeeld heeft u ook de betalende klanten benadeeld, waarvan TPG Post afhankelijk is. Hierdoor heeft u de goede naam van TPG Post ernstig in diskrediet gebracht en heeft TPG Post niet kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Al met al heeft uw wijze van handelen mij voldoende aanleiding gegeven om de met u gesloten arbeidsovereenkomst wegens dringende reden met onmiddellijke ingang te beëindigen, te weten per 8 maart 2006, conform artikel 6:677 en 6:678 van het Burgerlijk Wetboek. Dit is u reeds, op 8 maart 2006, telefonisch meegedeeld door uw VBG manager, de heer [werknemer].
(…)”
9. Bij brief van 15 maart 2006 heeft [eiser] de nietigheid van dit ontslag op staande voet ingeroepen en aangeboden de bedongen arbeid te blijven verrichten.
10. Vervolgens heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] bij brief van 12 april 2006 nogmaals de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen, met de mededeling dat [eiser] zich beschikbaar hield om de bedongen arbeid verrichten.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voorzover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
I. TPG Post bij wege van een voorlopige voorziening zal veroordelen om [eiser] binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot zijn werkplek en op basis van CAO en arbeidsvoorwaarden te werk te stellen in zijn eigen functie van postbesteller, op straffe van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag dat TPG Post met de nakoming van dit vonnis in verzuim is;
II. TPG Post zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen een salaris van €1.949,00 bruto per maand, althans het aan eiser verschuldigde salaris over de periode vanaf 8 maart 2006 en zo vervolgens maandelijks totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze eindigt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% over de bedragen, genoemd onder b, een en ander als bedoeld in art. 7:625 BW en met de wettelijke vertragingsrente over de eerder genoemde bedragen vanaf 8 maart 2006 althans vanaf de vervaldata van de onderscheiden vorderingen tot aan de dag van voldoening;
III. gedaagde zal veroordelen in de kosten van dit geding.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
[eiser] weerspreekt niet dat hij op 7 maart 2006 foldermateriaal van Albert Heijn en Blokker alsmede ook de Gamma krant in de wijken [postcodegebied] en [postcodegebied] te [woonplaats] niet huis aan huis heeft bezorgd, dat hij dit foldermateriaal in de ochtend in de centrale hal van een flat aan de [adres] te [woonplaats] heeft gedeponeerd, ter plaatse van de brievenbussen, en dat hij dit foldermateriaal en de Gamma krant in de middag in een vuilcontainer heeft gedeponeerd.
[eiser] weerspreekt evenmin dat hij op 8 maart 2006 in een persoonlijk gesprek met TPG Post heeft aangegeven dat hij voor zijn gedrag en handelen die dag absoluut geen verklaring heeft.
[eiser] heeft de nietigheid van het op 8 maart 2006 aan hem gegeven ontslag op staande voet ingeroepen omdat hij niettemin van oordeel is dat zijn gedrag en handelen, hoe laakbaar ook, geen dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet.
De persoonlijke omstandigheden van [eiser] en zijn lange staat van dienst maken het handelen op 7 maart 2006 niet minder ernstig. Een ontslag op staande voet moet echter, rekening houdend met die persoonlijke omstandigheden, als een te zware sanctie worden gezien.
Het verweer
TPG Post heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit het geval is.
Bij zijn beoordeling gaat de kantonrechter van het volgende uit. Als dringende redenen voor de werkgever worden ingevolge art. 7:678 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag òf van zodanige dringende redenen sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
De kantonrechter is het met TPG Post eens dat het aan [eiser] verweten en door hem ook erkende gedrag absoluut niet door de beugel kan en dat TPG Post gerechtigd is om tot disciplinaire maatregelen over te gaan. Het spreekt voor zich dat TPG Post gelet op haar relatie met haar opdrachtgevers van haar personeel volledige inzet en inachtneming van de tussen partijen geldende (gedrags)regels mag verwachten. De kantonrechter is evenwel ook van oordeel dat die relatie met opdrachtgevers van TPG Post er niet toe mag leiden dat werknemers als [eiser] daar de dupe van worden. Hoe groot de financiële belangen ook zijn, de werkgever moet toch aan zijn verplichtingen jegens zijn werknemer(s) de voorrang verlenen. Dit geldt temeer nu het hier om de verspreiding van reclamemateriaal gaat en niet om geadresseerde post. De kantonrechter bedoelt hier natuurlijk niet mee te zeggen dat reclamemateriaal dus maar niet bezorgd behoeft te worden en weggegooid mag worden. De aard van de te bezorgen stukken speelt slechts een rol bij de beoordeling of ontslag op staande voet gerechtvaardigd is.
[eiser] heeft een lange staat van dienst. TPG Post heeft zich voor het ontslag op staande voet ook beroepen op een aantal incidenten uit het verleden. Deze incidenten zijn echter van te geringe omvang om, gevoegd bij de huidige misstap van [eiser], een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. In verband met de leeftijd van [eiser] en diens eenzijdige werkervaring als postbezorger valt niet te verwachten dat hij elders een vergelijkbaar dienstverband zal kunnen verwerven. Voorts zou een ontslag op staande voet te vergaande consequenties hebben voor de pensioenopbouw van [eiser].
Al deze omstandigheden leiden ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat de sanctie van ontslag op staande voet een te zware sanctie is.
Dat brengt met zich dat de gevorderde wedertewerkstelling toewijsbaar is.
Omdat gerechtvaardigd is dat TPG Post een andere sanctie zal toepassen die gevolgen zou kunnen hebben voor de salarisbetaling, zal de gevorderde doorbetaling van het salaris slechts worden toegewezen voor zover dit verschuldigd is.
Voor de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente is geen plaats, nu de niet-betaling van het salaris het gevolg is van de eigen fout van [eiser].
Hoewel TPG Post ten aanzien van het ontslag op staande voet als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal de kantonrechter niettemin de proceskosten tussen partijen compenseren, omdat ook [eiser] deels, namelijk ten aanzien van de doorbetaling van het salaris, in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt TPG Post bij wege van een voorlopige voorziening om [eiser] binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot diens werkplek en op basis van CAO en arbeidsvoorwaarden te werk te stellen in diens eigen functie van postbesteller, op straffe van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag dat TPG Post met de nakoming van dit vonnis in verzuim is tot een maximum van €50.000,00.
Veroordeelt TPG Post bij wege van voorlopige voorziening om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen het aan [eiser] verschuldigde salaris over de periode vanaf 8 maart 2006 en zo vervolgens maandelijks totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze eindigt.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.