De feiten
1. [eiser] is thans 53 jaar oud en is op 5 september 1977 in de functie van postbezorger bij (de rechtsvoorgangster van) TPG Post in dienst getreden.
2. Laatstelijk was [eiser] werkzaam in de functie van postbezorger tegen een salaris van €1.949,00 bruto per maand.
3. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de bedrijfscao van TPG Post van toepassing (hierna: de CAO).
4. Artikel 129 van deze CAO bepaalt onder meer het volgende:
“De werkgever kan ten aanzien van de werknemer die de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende niet nakomt, de volgende disciplinaire maatregelen nemen:
a. waarschuwing of berisping;
b. schorsing;
c. al dan niet tijdelijke ontzetting uit de functie en/of indeling in een lagere functie;
d. ontslag.”
5. De tussen partijen eveneens van toepassing zijnde gedragsregels bepalen onder meer het volgende:
“(…)
Indien u zich echter niet gedraagt als een goed werknemer zullen passende maatregelen worden genomen. Disciplinaire maatregelen zijn daarbij niet uitgesloten. Basis daarvoor is (…) de CAO van TNT Post Groep. Daarin is vastgelegd om welke disciplinaire maatregelen het kan gaan. Vanzelfsprekend zal bij elke beslissing rekening worden gehouden met de aard van de overtreding en de beoordeling van de concrete situatie.
(…) indien u moedwillig schade berokkent aan het vertrouwen dat de klant heeft in de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de zorgvuldigheid van de dienstverlening van TPG Post, is dat een ernstige overtreding.
Uiteraard zal voor elke ernstige overtreding afzonderlijk worden beoordeeld welke van de in (…) de CAO genoemde disciplinaire maatregelen passend is. Maar gezien de belangen van een goede dienstverlening moet u er rekening mee houden dat een dergelijke overtreding tot ontslag kan leiden!
Het is niet mogelijk volledig te zijn in de opsomming van dergelijke ernstige overtredingen. Onderstaand echter toch een aantal voorbeelden:
- (…)
- moedwillig schaden van de kwaliteit van de dienstverlening, door:
? (…)
? (…)
? niet bezorgen van ongeadresseerde stukken;
? niet lichten van bussen;
(…)”
6. Op 7 maart 2006 heeft [eiser] foldermateriaal van Albert Heijn en Blokker alsmede ook de Gamma krant in de wijken [postcodegebied] en [postcodegebied] te [woonplaats] niet huis aan huis bezorgd. [eiser] heeft dit foldermateriaal in de ochtend in de centrale hal van een flat aan de [adres] te [woonplaats] gedeponeerd, ter plaatse van de brievenbussen, en hij heeft dit foldermateriaal en de Gamma krant in de middag in een vuilcontainer gedeponeerd.
7. [eiser] heeft op 8 maart 2006 in een persoonlijk gesprek met TPG Post gezegd dat hij voor zijn gedrag en handelen die dag absoluut geen verklaring heeft.
8. Bij brief van 9 maart 2006 heeft TPG Post het volgende aan [eiser] geschreven:
“Op 7 maart jl. is er op de vestiging een klacht binnengekomen omtrent het niet ontvangen van de Albert Heijn Bonus folder. Naar aanleiding van deze klacht is er verder onderzoek gedaan in de betreffende middagwijk.
(…)
Op 8 maart jl. bent u door twee bedrijfsrechercheurs ter verantwoording geroepen en heeft u de gelegenheid gekregen om u te verklaren omtrent het niet bezorgen van het huis aan huis. U verklaarde dat u de folders van uw ochtendwijk, de [postcodegebied], niet heeft bezorgd. U heeft aangegeven deze in de centrale hal van de flat te hebben neergelegd.
(…)
Vervolgens verklaart u dat u uw middagwijk bent gaan bezorgen en hier wederom de huis-aan-huis folders niet heeft bezorgd. Deze folders heeft u echter wel weggegooid, hetgeen mij zeer verbaast aangezien u eerder verklaarde te weten dat dit niet mag. Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat u moedwillig en bewust de folders heeft weggegooid. U heeft echter geen reden voor uw handelen kunnen geven.
Uw handelen is voor mij volstrekt onacceptabel. Naast het feit dat u de ontvangende klanten van TPG Post heeft benadeeld heeft u ook de betalende klanten benadeeld, waarvan TPG Post afhankelijk is. Hierdoor heeft u de goede naam van TPG Post ernstig in diskrediet gebracht en heeft TPG Post niet kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Al met al heeft uw wijze van handelen mij voldoende aanleiding gegeven om de met u gesloten arbeidsovereenkomst wegens dringende reden met onmiddellijke ingang te beëindigen, te weten per 8 maart 2006, conform artikel 6:677 en 6:678 van het Burgerlijk Wetboek. Dit is u reeds, op 8 maart 2006, telefonisch meegedeeld door uw VBG manager, de heer [werknemer].
(…)”
9. Bij brief van 15 maart 2006 heeft [eiser] de nietigheid van dit ontslag op staande voet ingeroepen en aangeboden de bedongen arbeid te blijven verrichten.
10. Vervolgens heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] bij brief van 12 april 2006 nogmaals de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen, met de mededeling dat [eiser] zich beschikbaar hield om de bedongen arbeid verrichten.