ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9260

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/030789-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Robert
  • mrs. Janse van Mantgem
  • mr. Van Eijck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en veroordeling in zaak van seksueel misbruik van stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel misbruik, waaronder poging tot verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het slachtoffer als uitgangspunt genomen voor de bewijsvoering, waarbij de consistentie en authenticiteit van haar verklaring doorslaggevend waren. De rechtbank heeft ook getuigenverklaringen en chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en de rechtbank oordeelde dat hij gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar zijn stiefdochter seksueel had misbruikt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de psychische gevolgen voor het slachtoffer in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 261 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 2041,50 aan het slachtoffer toegewezen, alsook een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank benadrukte de ernstige inbreuk op de integriteit van het slachtoffer en de langdurige gevolgen van seksueel misbruik voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 30 mei 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 januari 2005 en 16 mei 2006 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a,b,c) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van feit 3 subsidiair ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II (a) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen onder 2 en 3 primair aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hierbij kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de naar haar oordeel geloofwaardige verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] Daartoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van het slachtoffer authentiek, consistent en ongewijzigd is.
Zo blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige] dat [slachtoffer] naar aanleiding van de telefonische mededeling van verdachte dat ze naar huis moet komen zegt: “dan weet ik het wel weer, dan moet ik hem pijpen.” De rechtbank acht deze reactie, gelet ook op het vervolg van die getuigenverklaring, authentiek. Vervolgens is [slachtoffer] steeds consistent geweest in haar verklaring en blijft zij hetzelfde verklaren zonder aanvulling met nieuwe omstandigheden of wijziging van de eerder door haar aangedragen beschuldigingen. Haar verklaring wordt voorts ondersteund door het chatgesprek tussen [slachtoffer] en verdachte. Zij lijkt seks met verdachte te moeten hebben bij wijze van straf en als zij dit aan anderen zou vertellen is zij verantwoordelijk voor het uiteenvallen van het gezin. Verdachte, ter terechtzitting geconfronteerd met de letterlijke tekst en dreigende toon van dit chatgesprek, geeft geen dan wel een ongeloofwaardige verklaring als hem gevraagd wordt naar de (diepere) betekenis van de gebezigde woorden in dit chatgesprek.
De rechtbank neemt de geloofwaardigheid van de hele verklaring van het slachtoffer tot uitgangspunt voor de bewijsvoering en ziet geen aanleiding om over één of meer onderdelen anders te oordelen.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 28 september 2004 te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- naakt op het bed waarop die [slachtoffer] lag is gesprongen en
- de deken van die [slachtoffer] heeft afgetrokken en
- de telefoon waarmee die [slachtoffer] de politie wilde bellen uit de hand van
die [slachtoffer] heeft geslagen en
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- de handen van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd
waardoor hij, verdachte, die [slachtoffer] belette te schreeuwen en om hulp te roepen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze stil moest zijn en
- die [slachtoffer] met kracht een duw heeft gegeven waardoor die [slachtoffer] met
haar hoofd tegen de muur aan kwam en
- met kracht de onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken
en
- zijn, verdachtes, stijve penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft
trachten te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2001 tot en met 18 januari 2003
te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer, telkens met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meer handelingen heeft gepleegd, die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen door die [slachtoffer] en
- zich vervolgens laten pijpen door die [slachtoffer] en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- de blote borsten en de billen en de vagina en het lichaam van die
[slachtoffer] betast en
- zijn, verdachtes, penis tegen de billen en de anus van die [slachtoffer]
geduwd en
- die [slachtoffer] gevingerd en gebeft en
- met die [slachtoffer] getongzoend;
3.
PRIMAIR:
hij op tijdstippen in de periode van 19 januari 2003 tot en met 20 juli 2004 te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer, telkens met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen door die [slachtoffer] en
- zich vervolgens laten pijpen door die [slachtoffer] en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- de blote borsten en de billen en de vagina en het lichaam van die
[slachtoffer] betast en
- zijn, verdachtes, penis tegen de billen en de anus van die [slachtoffer]
geduwd en
- die [slachtoffer] gevingerd en gebeft en
- met die [slachtoffer] getongzoend;
4.
hij op 17 september 2004 te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer,
opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer]*, hardhandig heeft
vastgepakt en tegen een trap aan heeft gegooid en hardhandig heeft
vastgehouden om haar middel, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
* de rechtbank leest [slachtoffer]
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging verkrachting
Feit 2: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 3 primair: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 4: Mishandeling
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -zakelijk weergegeven- tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van feit 1, feit 3 subsidiair en feit 4
- 365 dagen gevangenisstraf waarvan 261 voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar
- oplegging van een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis
- toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
- toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 300,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en voor het overige niet-ontvankelijk verklaring, omdat de vordering niet eenvoudig is vast te stellen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, ressort Arnhem, Unit Flevoland Noord, uitgebrachte rapport van 6
januari 2005 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ongeveer 2,5 jaar zijn stiefdochter die bij hem in huis woonde seksueel misbruikt, welk misbruik mede bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Tijdens het douchen betastte hij haar onzedelijk, moest zij ondergaan dat hij haar vingerde en befte, drukte hij zijn penis tegen haar vagina en/of anus, moest zij hem aftrekken en pijpen en met hem zoenen. Dergelijke handelingen vonden ook plaats buiten de badkamer, als de moeder van het meisje niet thuis was. Dit terwijl zij zich veilig diende te wanen in haar thuisomgeving. De daarbij komende dreiging door haar stiefvader dat door haar toedoen het gezin uiteen zou vallen als zij zou gaan praten, moet vreselijk zijn geweest voor het jonge meisje.
De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de uiterst nadelige psychische gevolgen die jonge kinderen van dergelijk
handelen kunnen ondervinden. Naar de ervaring leert, gaan de slachtoffers van seksueel misbruik langdurig gebukt onder de tengevolge van dergelijke delicten opgelopen emotionele schade. De verdachte heeft door zijn handelen naast de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer ook het door haar in
verdachte – als stiefvader - gestelde vertrouwen geschonden.
Naast voornoemde handelingen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van zijn, inmiddels, ex-vrouw . Wederom heeft hij zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en geen rekening gehouden de nadelige gevolgen voor het slachtoffer. Hij heeft aldus handelend ook op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn ex vrouw inbreuk gemaakt. Door zijn ex vrouw tevens te mishandelen heeft hij wederom grensoverschrijdend gehandeld en haar pijn en letsel bezorgd.
Gelet op vorenstaande, met name gelet op de ernst van het seksueel misbruik van zijn stiefdochter, is de rechtbank van oordeel, anders dan de officier van justitie die overigens niet tot bewezenverklaring van feit 2 en 3 primair heeft gerekwireerd, dat een gevangenisstraf de enige passende straf is.
Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare soortgelijke feiten te begaan.
6.3 Vordering benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van een voorschot van € 2000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 en 3 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, alsmede heeft zij een vordering tot schadevergoeding van € 41,50 ingediend wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 en 3 ten laste gelegde zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten en – gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting – redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 en 4 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, alsmede heeft zij een vordering tot schadevergoeding van € 65,82 ingediend wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 en 4 ten laste gelegde zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat, aangezien het causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de gevorderde schade niet eenvoudige is vast te stellen, deze vordering zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering worden ontvangen.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is toegewezen, te weten € 2041,50.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 242, 244, 245, 300
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot VIER MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 2041,50 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer 344 55 12 88, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2041,50, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 1.00 stk dekbedovertrek kl: roze
meerkl roze, groen en licht-donkergrijs
- 1.00 stk handdoek kl: paars
meerkl. paars/wit/ rood
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, voorzitter,
mrs. Janse van Mantgem en Van Eijck, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Botma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 mei 2006.
Mr. Van Eijck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.