ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9667

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116131 - HA ZA 05-1145
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na contractsoverneming en faillissement van Q-Metz B.V.

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Haarlem op 7 juni 2006, hebben eisers D. van der K. en A. V. van der K. een vordering ingesteld tegen gedaagde S. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een overeenkomst die op 29 november 1996 is gesloten met Q-Metz B.V. De eisers stellen dat de overeenkomst niet meer geldig is vanwege het faillissement van Q-Metz B.V. en omdat de omstandigheden sinds het aangaan van de overeenkomst materieel zijn gewijzigd. Gedaagde S. voert aan dat hij in de rechten van Q-Metz B.V. is getreden en dat de eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze contractsoverneming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen akte van contractsoverneming is opgemaakt, zoals vereist volgens artikel 6:159 BW. De rechtbank oordeelt dat de enkele mededeling van S. aan de eisers over de contractsoverneming niet voldoende is om aan te nemen dat hij in de rechten van Q-Metz B.V. is getreden. Bovendien is enkel de curator bevoegd om de gelden te incasseren in het faillissement van Q-Metz B.V., en er is geen bewijs dat S. hierover overleg heeft gehad met de curator.

De rechtbank heeft de vordering van de eisers tot betaling van een geldsom van EUR 38.836,00, vermeerderd met rente, toegewezen. Daarnaast is S. veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op EUR 3.401,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th.S. Röell.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 116131 / HA ZA 05-1145
Vonnis van 7 juni 2006
in de zaak van
1. D. van der K.,
wonende te [woonplaats],
2. A. V. van der K.,
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. A.W. Stork te Maarssenbroek,
tegen
R.A. S.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. R.A. van Wijk.
Partijen zullen hierna Van der K. c.s. en S. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2005 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2006 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van repliek van 22 februari 2006,
- de conclusie van dupliek van 5 april 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Van der K. c.s. hebben op 29 november 1996 een overeenkomst gesloten met Q-Metz B.V. (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is namens Q-Metz B.V. ondertekend door S. en houdt onder meer het volgende in:
Conform onze afspraak bevestigen wij u hierbij dat wij namens u de onderhandelingen verrichten met de gemeente Utrecht voor de verkoop van dit perceel. Het totaal te verkopen grondoppervlak is 10.370 m² (hierna: het perceel). De door ons overeengekomen prijs per m² bedraagt fl. 35,00 k.k. De afgesproken vergoeding voor Q-Metz B.V. is de meerwaarden, bij verkoop van het perceel, boven de overeengekomen m²-prijs [..].
2.2. Op 13 mei 2003 is Q-Metz B.V. in staat van faillissement verklaard.
2.3. In een brief van 11 februari 2005 heeft Rijkswaterstaat EUR 239.500,00 geboden voor het perceel. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd.
- vermogensschade (10.370 m² à EUR 22,00 per m²) EUR 228.140,00
- aankoopkosten vervangende grond EUR 6.480,00
- bijdrage in deskundige kosten EUR 4.880,00
2.4. Van der K. c.s. hebben als verkopende partij op 27 april 2005 een overeenkomst gesloten met de Staat (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat) als kopende partij, voor de verkoop van het perceel voor een bedrag van EUR 245.000,00.
2.5. In zowel artikel 13 sub 5 van de koopovereenkomst als in de leveringsakte d.d. 24 juni 2005 inzake het perceel wordt S. aangeduid als “optiehouder”.
2.6. Op 20 juni 2005 hebben Van der K. c.s. een afrekeningnota van de notaris ontvangen waarbij EUR 201.283,99 aan Van der K. c.s. en EUR 43.716,01 aan S. is overgemaakt.
2.7. Na daartoe verlof te hebben verkregen, hebben Van der K. c.s. op 29 juli 2005 ten laste van S. conservatoir beslag gelegd onder de ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam.
3. Het geschil
3.1. Van der K. c.s. vorderen - samengevat - veroordeling van S. tot betaling van EUR 38.836,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Van der K. c.s. gronden deze vordering op de stelling dat S. ten onrechte opdracht aan de notaris heeft gegeven om aan hem een bedrag van EUR 43.716,00 over te maken. Van der K. c.s. hebben op het bedrag van EUR 43.716,00 in mindering gebracht een redelijke vergoeding ter hoogte van het door Rijkswaterstaat bepaalde bedrag van EUR 4.880,00.
3.3. S. erkent dat van het gevorderde bedrag EUR 6.480,00 toekomt aan Van der K. c.s. en voert voor het overige verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De overeenkomst
4.1. Kernpunt van het geschil is de vraag of de onder 2.1 genoemde overeenkomst met Q-Metz B.V. thans gelding heeft tussen Van der K. c.s. en S.. Van der K. c.s. stellen dat deze overeenkomst vanwege het faillissement van Q-Metz B.V. niet meer geldig is. Daarnaast is - volgens Van der K. c.s. - deze overeenkomst niet meer geldig omdat de omstandigheden sinds het aangaan ervan materieel zijn gewijzigd, onder meer nu het perceel aan Rijkswaterstaat en niet aan de gemeente Utrecht is verkocht. S. heeft als verweer gevoerd dat hij begin 2000 aan Van der K. c.s heeft meegedeeld dat hij in de rechten is getreden van Q-Metz B.V. en dat Van der K. c.s. geen bezwaar daartegen hebben gemaakt. De overeenkomst heeft – aldus S. - derhalve gelding heeft tussen hem en Van der K. c.s., zodat hij recht heeft op de afgesproken meeropbrengst boven de fl. 35,00/m².
4.2. Dit verweer faalt. S. beroept zich kennelijk op contractsoverneming door S. van Q-Metz B.V.. Volgens artikel 6:159 BW is voor een dergelijke driezijdige rechtshandeling een tussen de overdrager (Q-Metz B.V.) en overnemer (S.) opgemaakte (onderhandse) akte vereist. S. heeft slechts aangevoerd dat hij Van der K. c.s. heeft geïnformeerd over de contractsoverneming en dat deze geen bezwaar daartegen zouden hebben gemaakt. Nu echter geen akte tussen hem en Q-Metz B.V. bestaat, is niet voldaan aan het door de wet aan een contractsoverneming gestelde vereiste. Hieraan doet niet af dat S. zowel in de koopovereenkomst als leveringsakte d.d. 24 juni 2005 inzake het perceel wordt aangeduid als “optiehouder”. Van der K. c.s. hebben aangevoerd dat de vermelding van S. als “optiehouder ” uitsluitend om belastingtechnische redenen zou zijn ingegeven. De enkele vermelding als “optiehouder” in de koopovereenkomst en de leveringsakte levert geen zelfstandige grond op om aan te nemen dat S. in de rechten van Q-Metz B.V. is getreden.
4.3. Verder heeft S. aangevoerd dat indien Q-Metz B.V. nog contractspartij van Van der K. c.s. zou zijn, hij gerechtigd is de gelden voor Q-Metz B.V. te incasseren. Ook dit verweer faalt, nu slechts de curator in het faillissement van Q-Metz B.V. daartoe bevoegd is en gesteld noch gebleken is dat S. over de onderhavige zaak met de curator zelfs maar overleg heeft gehad.
4.4. De conclusie is dat de verweren van S. falen. S. was daarom niet gerechtigd de notaris te instrueren tot de onder 2.6 genoemde betaling van EUR 43.716,01 aan hem (daargelaten de vraag of de notaris gerechtigd was deze instructie uit te voeren). S. dient dit bedrag daarom alsnog aan Van der K. c.s. af te dragen. De vordering van Van der K. c.s., die strekt tot afdracht van dit bedrag, minus een redelijke vergoeding ter hoogte van het door Rijkswaterstaat bepaalde bedrag van EUR 4.880,00, is dan ook toewijsbaar.
4.5. S. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten, inclusief beslagkosten, aan de zijde van Van der K. c.s. worden begroot op:
- explootkosten EUR 230,54
- vast recht 855,00
- salaris procureur 2316,00 (4,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 3.401,54
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt S. tot betaling aan Van der K. c.s. van de geldsom van EUR 38.836,00 (achtendertigduizend achthonderd zesendertig euro) , vermeerd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 8 augustus 2005 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt S. in de proceskosten, aan de zijde van Van der K. c.s. tot op heden begroot op EUR 3.401,54,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2006.?