ECLI:NL:RBHAA:2006:AY0133

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11543/HA ZA 05-1054
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevrijdende betaling en bevoegdheid tot ontvangst van teruggaaf omzetbelasting na ontbinding vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen E. R. Exploitatie B.V. en de Ontvanger van de Belastingdienst/Holland-Midden. De eiseres, E. R. Exploitatie B.V., vorderde een teruggaaf van omzetbelasting van € 16.566,43, die volgens haar ten onrechte aan een andere vennoot was uitbetaald. De vennootschap waar eiseres deel van uitmaakte, was ontbonden en de teruggaaf was door de Ontvanger overgemaakt naar de rekening van een andere vennoot, G., in plaats van naar eiseres. Eiseres stelde dat de akte van koop en verkoop, die bij de ontbinding van de vennootschap was opgemaakt, haar recht gaf op de teruggaaf.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 3:170 lid 2 BW de vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma gezamenlijk bevoegd zijn tot het aannemen van aan de vennootschap verschuldigde prestaties. Dit betekent dat als de schuldenaar aan een van de deelgenoten betaalt, terwijl hij aan de deelgenoten gezamenlijk had moeten betalen, deze betaling in beginsel niet bevrijdend is. Eiseres kon zich echter beroepen op bevrijdende betaling indien zij op redelijke gronden had aangenomen dat de deelgenoot gerechtigd was tot de prestatie. De rechtbank oordeelde dat de akte niet voldoende bewijs bood dat de teruggaaf aan eiseres toekwam.

De rechtbank wees de vordering van E. R. Exploitatie B.V. af en veroordeelde haar in de proceskosten van de Ontvanger, die op € 1.269,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en bewijsvoering bij betalingen aan deelgenoten van een gemeenschap, vooral na ontbinding van een vennootschap.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 115431 / HA ZA 05-1054
Vonnis van 31 mei 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E. R. EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam, zaakdoende te Zandvoort,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. F.P. Klaver te Alkmaar,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST / HOLLAND-MIDDEN,
mede kantoorhoudende te Haarlem,
gedaagde,
procureur mr. H.K. Garvelink,
advocaat mr. A.C.M.J. Specken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna R. Exploitatie BV en de Ontvanger genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 april 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. R. Exploitatie BV is samen met M.I. G. (verder: G.) vennoot geweest van Eetcafé De Nieuwe Londoner V.O.F. (verder: de vennootschap) te Zandvoort. De vennootschap is beëindigd op 24 juni 2002, waarbij G. de onderneming als eenmanszaak heeft voortgezet.
2.2. Bij de ontbinding van de vennootschap is een Akte van koop en verkoop opgemaakt (productie E2, verder: de akte). In de akte staat onder meer het volgende vermeld:
"De ondergetekenden
a. Vennootschap Onder Firma De Nieuw Londener,
(...)
Hierna te noemen Verkoper,
b. Maria Isaber G. Y F. ...,
(...)
Hierna te noemen Koper,
(...)
3. Alle voor de dag van overdracht tot voormeld bedrijf behorende vorderingen en schulden zal door verkoper voor zijn rekening worden afgewikkeld, verkoper verleent koper volledig vrijwaring voor iedere aanmaning ter zake van deze door verkoper voor zijn rekening te namen schulden en vorderingen."
2.3. Door Accountantskantoor Freen & Co BV te Amsterdam is bij brief van 9 januari 2003 eindaangifte Omzetbelasting gedaan over de vennootschapsjaren 2001 en 2002. In deze brief is verzocht te betalen op een bankrekeningnummer van E. R..
2.4. Bij beschikking d.d. 8 september 2003 is aan de vennootschap een teruggaaf omzetbelasting toegekend van € 14.475,--, inclusief heffingsrente. De Ontvanger heeft vervolgens dit bedrag overgemaakt op het bankrekeningnummer van G..
3. De vordering
3.1. R. Exploitatie BV vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Ontvanger zal veroordelen aan haar te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 16.566,43 (zegge: zestienduizend vijfhonderd zesenzestig euro en 43 eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van het geding.
3.2. Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten legt R. Exploitatie BV het volgende aan haar vordering ten grondslag. In artikel 3 van de akte is bepaald dat alle schulden en vorderingen verbonden aan de vennootschap bij R. Exploitatie BV blijven. De accountant van R. Exploiatie BV heeft tot tweemaal toe aangegeven op welk rekeningnummer de teruggaaf omzetbelasting door de Ontvanger moest worden overgemaakt. De Ontvanger heeft echter betaald op een door R. Exploitatie BV uitgesloten rekening. In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 maart 2001 is bepaald dat in geval de betaling plaatsvindt op een geldig uitgesloten rekening, de Ontvanger dit bedrag alsnog dient uit te betalen indien de belastingplichtige de betaling weigert. Daarvan is in dit geval sprake, aangezien de accountant namens R. Exploitatie BV bij brief van 9 september 2003 aan de Ontvanger heeft laten weten dat de betaling niet akkoord wordt bevonden. R. Exploitatie BV vordert daarom thans aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de periode 8 september 2003 tot en met 30 juni 2005 een bedrag van € 16.566,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2005. De buitengerechtelijke incassokosten worden door R. Exploitatie BV als door haar geleden vermogensschade gevorderd.
4. Het verweer
De Ontvanger heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voorzover van belang zal bij de beoordeling van het geschil nader op het verweer worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. De Ontvanger heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma op grond van artikel 3:170, lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) alleen tezamen bevoegd zijn tot het aannemen van aan de vennootschap verschuldigde prestaties. Volgens de Ontvanger is R. Exploitatie BV dan ook alleen tezamen met G. tot ontvangst van de teruggaaf omzetbelasting bevoegd en heeft zij geen enkel bewijs geleverd dat deze teruggaaf alleen aan haar toekomt.
5.2. De ratio van artikel 3:170 lid 2 BW is de bescherming van de deelgenoten van een gemeenschap tegen het risico dat het geïnde door een van de deelgenoten niet aan de gemeenschap wordt afgedragen. Als de schuldenaar betaalt aan een van de deelgenoten, terwijl hij aan de deelgenoten gezamenlijk had moeten betalen dan is die betaling in beginsel niet bevrijdend. Ingevolge artikel 6:34 lid 1 BW kan de schuldenaar zich in dat geval toch beroepen op bevrijdende betaling, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat die deelgenoot als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was. Aangenomen moet worden dat een beding in een overeenkomst waarbij een bepaalde persoon is aangewezen als degene aan wie de betaling moet worden gedaan, een "redelijke grond" in de zin van deze wetsbepaling oplevert (vgl. HR 18-03-1994, NJ 1995, 410).
5.3. R. Exploitatie BV heeft gesteld dat zij op grond van artikel 3 van de akte gerechtigd is tot de teruggaaf omzetbelasting en dat de Ontvanger deze daarom aan haar moet betalen. Dit betoog faalt. De Ontvanger heeft terecht gesteld dat blijkens de tekst van de akte niet R. Exploitatie BV, maar de vennootschap als verkoper partij is bij de akte. Voor zover met "vorderingen" in artikel 3 van de akte de vorderingen op derden worden bedoeld, zoals R. Exploitatie BV heeft gesteld, verblijven deze op grond van de tekst van de akte dus aan de vennootschap en niet aan R. Exploitatie BV. Artikel 3 van de akte levert voor de Ontvanger daarom niet een redelijke grond op voor bevrijdende betaling aan R. Exploitatie BV. Het betoog van R. Exploitatie BV dat de akte onhandig is geredigeerd doet hieraan niet af. Uit de bepalingen in de akte, in combinatie met de bepalingen in de overgelegde schuldbekentenis van G. jegens R. Exploitatie BV (productie E17), zou wellicht kunnen worden afgeleid dat partijen de bedoeling hebben gehad dat de onderhavige vordering op de Ontvanger aan R. Exploitatie BV verbleef, zoals laatstgenoemde heeft gesteld. Dat neemt echter niet weg dat de Ontvanger, die er immers zeker van moet kunnen zijn dat hij bevrijdend betaalt, van R. Exploitatie BV mag verlangen dat deze een stuk overlegt waaruit ondubbelzinnig blijkt dat G. met uitbetaling van de teruggaaf omzetbelasting aan R. Exploitatie BV heeft ingestemd. Nu de akte waarop R. Exploitatie BV zich beroept niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, heeft de Ontvanger zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat hij aan R. Exploitatie BV bevrijdend kan betalen.
5.4. Het betoog van R. Exploitatie BV dat het standpunt van de Ontvanger onlogisch is, aangezien hij in afwijking van dat standpunt aan G. heeft betaald, doet aan de juistheid van het standpunt niet af. Bovendien heeft de Ontvanger verklaard dat het bedrag van de teruggaaf onverschuldigd aan G. is betaald.
5.5. Op grond van het vorenstaande zal de vordering worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal R. Exploitatie BV worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- vast recht € 365,00
- salaris procureur € 904,00 (2 punten)
Totaal € 1.269,00
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. wijst de vordering af;
6.2. veroordeelt R. Exploitatie BV in de kosten van het geding aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 1.269,00;
6.3. verklaart vorenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2006.?