ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3857

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305470 CV EXPL 06-2874
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding beëindigingsovereenkomst na langdurige ziekte werknemer

In deze zaak heeft een werknemer, na langdurige ziekte, een beëindigingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever, Conrads Markt Consult Intermediair B.V. De werknemer vorderde ontbinding van deze overeenkomst op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden, en stelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurde. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De werknemer was zich bewust van de gevolgen van de beëindigingsovereenkomst en er was onvoldoende bewijs van misbruik van omstandigheden. De feiten van de zaak tonen aan dat de werknemer in januari 2002 in dienst trad bij Conrads en dat hij sinds september 2004 arbeidsongeschikt was door psychische klachten. In mei 2005 heeft de werknemer een voorstel gedaan aan de werkgever voor beëindiging van het dienstverband, wat leidde tot de overeenkomst van 8 oktober 2005. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet voldoende had aangetoond dat hij onder druk was gezet om de overeenkomst te ondertekenen. De vordering werd afgewezen en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 305470 CV EXPL 06-2874
datum uitspraak: 12 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [[woonplaats]]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. H.J. Bettink
tegen
de besloten vennootschap Conrads Markt Consult Intermediair B.V.
te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen Conrads
gemachtigde mr. J. Ramnath
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 13 maart 2006, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 10 mei 2006 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 13 juni 2006 gehouden comparitie van partijen en de bij die gelegenheid door [eiser] nog in het geding gebracht producties.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiser] is in januari 2002 in dienst getreden bij Conrads, eerst voor bepaalde tijd, later voor onbepaalde tijd.
b. Het laatste arbeidscontract tussen partijen is ingegaan op 1 augustus 2004.
a. Het laatstelijk door [eiser] genoten salaris bedraagt €1.250,00 bruto per maand.
d. [eiser] is sedert begin september 2004 arbeidsongeschikt ten gevolge van psychische klachten.
e. Bij brief van 26 mei 2005 [eiser] heeft onder meer het volgende aan Conrads geschreven:
“(…)
Op dit moment ben ik 100% arbeidsongeschikt en niet van plan om zelf ontslag te nemen.
Ik heb dan totaal geen rechten meer en kom dan in de bijstand.
(…)
Mijn voorstel is om mij 3 maandsalarissen mee te geven en mij te ontslaan zodat ik mij weer op mij toekomst kan richten en in overleg met het arbeidsbureau een passende baan voor mij te vinden op therapeutische basis. Dit is voor ons denk ik de goedkoopste oplossing. (…) Ik hoop dat u inziet dat een terugkeer in u bedrijf voor mij niet meer mogelijk is, er is teveel gebeurd om nog op een fatsoenlijke manier door te gaan. Ik kan u ook niet de garantie geven dat ik ooit weer volledig kan werken en dat ik niet terug val in mijn ziektepatroon.
(…)”
f. Op 7 juni 2005 heeft Conrads in antwoord hierop aan [eiser] medegedeeld diens voorstel in overweging te geven aan de arbodienst, arts, mediator en haar advocaat en dat zij bij goedvinden een voorstel aan [eiser] zou doen toekomen, ter akkoordzending.
g. Op 8 oktober 2005 hebben partijen een overeenkomst gesloten betreffende het einde van het dienstverband.
h. Ongeveer een week vóór de ondertekening van de onder f. genoemde overeenkomst heeft tussen partijen overleg plaatsgevonden in aanwezigheid van de arboarts.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter:
1. zal ontbinden de beëindigingsovereenkomst van 8 oktober 2005 en zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt;
2. Conrads zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bruto salaris berekend van 8 oktober 2005 op basis van €1.250,00 bruto per maand berekend over de periode 8 oktober 2005 tot en met 31 januari 2006 bruto €4.677,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag vanaf de dag der dagvaarding;
3. Conrads zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt maandelijks met ingang van februari 2006 te voldoen een bedrag van €1.250,00 bruto;
4. Conrads zal veroordelen in de kosten van het geding;
5. het uit te spreken vonnis uitvoerbaar bij voorbaat zal verklaren.
[eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond-slag gelegd:
Op 8 oktober 2005 hebben partijen een overeenkomst gesloten betreffende einde dienstverband. [eiser] heeft recht en belang te vorderen, dat de door hem met Conrads gesloten beëindiging dienstverbandovereenkomst van 8 oktober 2005 wordt ontbonden op grond van wilsgebreken zijnerzijds, in casu dwaling. [eiser] heeft gelet op zijn psychische gesteldheid zijn wil niet naar behoren kunnen bepalen. Voorts heeft Conrads op [eiser] sterke druk uitgeoefend om met beëindiging van het dienstverband op de wijze zoals vastgelegd in de overeenkomst van 8 oktober 2005 akkoord te gaan. Conrads wist c.q. had moeten weten dat het beëindigen van het dienstverband in onderling overleg voor [eiser] in de (nabije) toekomst ernstige financiële gevolgen zou kunnen hebben.
Het verweer
Conrads heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
[eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat tijdens het overleg voorafgaande aan de ondertekening van de onderhavige overeenkomst [eiser] is gewezen op de gevolgen van die overeenkomst voor [eiser]. Bovendien blijkt uit de brief van 26 mei 2005 dat [eiser] bekend was met de gevolgen van een eventueel einde van het dienstverband in onderling overleg.
Gelet op deze omstandigheden kan van dwaling geen sprake zijn. Daaraan doet niet af het feit dat Conrads bekend was met de aard van de arbeidsongeschiktheid van [eiser]. [eiser] heeft immers niet voldoende gemotiveerd weersproken dat Conrads hem tijdens het overleg voorafgaande aan de ondertekening gewezen heeft op de gevolgen van de overeenkomst voor [eiser].
Voor zover [eiser] zich ook heeft beroepen op misbruik van omstandigheden aan de zijde van Conrads bij de ondertekening van de onderhavige overeenkomst, verwerpt de kantonrechter ook dat betoog. [eiser] heeft onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden gesteld die indien bewezen de conclusie zouden rechtvaardigen dat op [eiser] sterke druk is uitgeoefend door Conrads om de overeenkomst te ondertekenen, zoals [eiser] heeft gesteld. Het enkele feit dat die ondertekening op zondag heeft plaatsgevonden brengt nog geen misbruik van omstandigheden met zich, mede gelet op het feit dat ongeveer een week van tevoren tussen partijen overleg is geweest. Ook overigens is niet gebleken van misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW.
Reeds op grond van het voorgaande moet de vordering worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht behoeft in het licht van hetgeen in dit vonnis is overwogen en beslist geen verdere bespreking meer.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Conrads begroot op €600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.