ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3935

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/685033-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Mateman
  • mrs. M.M.A. van den Boogaard
  • Donders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf voor minderjarige verdachte na brandstichting en inbraken in Beverwijk en Heemskerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die betrokken was bij een reeks brandstichtingen en inbraken in Beverwijk en Heemskerk. De verdachte maakte deel uit van een groep jongens die in een periode van twee maanden meerdere keren in wisselende samenstelling inbraken en brandstichtingen pleegden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in verschillende objecten, waaronder een schuur bij een dansschool, een tuinhuisje, een bouwkeet en een clubhuis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 161 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften van Bureau Jeugdzorg. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van 140 uren taakstraf, die kan worden omgezet in 70 dagen jeugddetentie bij niet-naleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de beperkte draagkracht van de minderjarige en de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed heeft gehad op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 13 juli 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 28 en 29 juni 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
PRIMAIR:
(incident 3)
hij op of omstreeks 11 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur behorende bij een dansschool, gelegen aan [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk die schuur opengebroken en/of (vervolgens) in die schuur een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een plastic bak en/of (sta)tafel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan deze schuur en/of twee regenpijpen en/of boeidelen en/of een lamp geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of een nabij gelegen dansschool en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
SUBSIDIAIR:
[medeverdachte] en/of [medeverdachte] op of omstreeks 11 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/aan een schuur behorende bij een dansschool, gelegen aan [adres], immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk die schuur opengebroken en/of (vervolgens) in die schuur een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een plastic bak en/of (sta)tafel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan deze schuur en/of twee regenpijpen en/of boeidelen en/of een lamp geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of een nabij gelegen dansschool en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door op de uitkijk te staan en bij onraad te waarschuwen;
2.
(indicent 6)
hij op of omstreeks 05 februari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een tuinhuisje gelegen op het volkstuinencomplex aan de [adres], heeft weggenomen een schroefboormachine en/of een of meer beitel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of (vervolgens)
opzettelijk brand heeft gesticht in een (tuin)huisje gelegen op het volkstuinencomplex aan de [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in dat huisje een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) plastic tuinstoel(en) althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die stoelen en/of dat huisje geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat huisje en/of nabij gelegen huisjes op dat terrein, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
(incident 7)
hij op of omstreeks 11 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een in aanbouw zijnde nieuwbouwwoning aan de [adres] immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk stukken plastic en/of plankjes rechtop tegen het dak van die nieuwbouwwoning aangezet en deze aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat plastic en/of die plankjes, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat plastic en/of die plankjes en/of de binnenzijde van het dakbeschot en/of de dakkap en/of het knieschot op de zolder van de woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die nieuwbouwwoning en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
(incident 9)
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2006 tot en met 6 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een schaftwagen die op/langs de Euratomsingel stond, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rol wc-papier en/of een doos die zich in die schaftwagen bevonden, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rol papier en/of die doos en/of die schaftwagen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schaftwagen en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5.
(incident 12)
hij op of omstreeks 27 januari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een bouwkeet, gelegen aan de [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een stapel kleren en/of een stuk zeil, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die kleren en/of dat zeil en/of die bouwkeet geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die bouwkeet en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
6.
PRIMAIR:
(incident 13 en 14)
hij op een of meer stijdstippen op of omstreeks 04 februari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in het clubhuis genaamd [benadeelde partij], gelegen aan de [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval (telkens) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer (plastic)stoel(en) die zich in dat clubhuis bevonden en/of een deel van een kettingkast die verdachte en/of een van zijn mededader(s) in de houten wand van dat clubhuis had(den) gestoken en/of een stuk plastic dat vlakbij dat clubhuis was neergelegd, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (telkens) dat clubhuis en/of die stoelen en/of dat deel van die kettingkast en/of dat stuk plastic geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor dat clubhuis en/of belendende percelen, in elk geval (telkens) gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar voor de aanwezigen in dat clubhuis en/of de bewoners van de belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
SUBSIDIAIR:
[medeverdachte] en/of [medeverdachte] op een of meer tijdstippen op of omstreeks 04 februari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in het clubhuis genaamd [benadeelde partij], gelegen aan de [adres], immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of (een of meer van) hun mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval (telkens) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer (plastic)stoel(en) die zich in dat clubhuis bevonden en/of een deel van een kettingkast die verdachte en/of een van zijn mededader(s) in de houten wand van dat clubhuis had(den) gestoken en/of een stuk plastic dat vlakbij dat clubhuis was neergelegd , althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (telkens) dat clubhuis en/of die stoelen en/of dat deel van die kettingkast en/of dat stuk plastic geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor dat clubhuis en/of belendende percelen, in elk geval (telkens) gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar voor de aanwezigen in dat clubhuis en/of de bewoners van de belendende percelen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door op de uitkijk te staan en bij onraad te waarschuwen;
7.
(incident 22)
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2006 tot en met 23 januari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf genaamd [benadeelde partij] gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een televisie en/of een brandblusser en/of een rekenmachine en/of een klok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting en uit het strafdossier blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten samen een soort kampvuur hebben gemaakt op de betonnen vloer van de nieuwbouwwoning. Onvoldoende blijkt dat als gevolg daarvan gevaar voor goederen te duchten was. Het gevaar voor goederen is naar het oordeel van de rechtbank pas ontstaan, nadat verdachte de woning had verlaten. Zoals blijkt uit de diverse verklaringen en het strafdossier is één van de medeverdachten kort nadat ze de woning hadden verlaten, teruggekeerd en heeft toen brandende plankjes onder het dakbeschot geplaatst, waardoor wel gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dit kan verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangerekend.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, (3), 4 en 6 betoogd dat verdachte zich heeft gedistantieerd van de branden, zodat van medeplegen geen sprake is. De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat het vaak een van de medeverdachten was die op het idee kwam om brand te stichten en het vuur ook echt aanstak. Maar verdachte heeft niet nadrukkelijk laten merken dat hij er niets mee te maken wilde hebben. Weglopen als het brandbare materiaal al wordt verzameld of is opgestapeld of pas als de aansteker er bij wordt gehouden, is te laat. Zeker als je al vaker met die jongens op stap bent geweest en er toen ook steeds dingen in brand zijn gestoken. Daar komt nog bij dat verdachte vaak niet echt wegliep, maar op een afstandje op de uitkijk bleef staan en na afloop met de groep weer verder ging, soms zelfs op weg naar de volgende plaats waar brand zou worden gesticht.
Door deze opstelling van verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een zodanige nauwe en volledige samenwerking dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte is dus net zo strafbaar als degene die de brand daadwerkelijk heeft aangestoken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
PRIMAIR:
(incident 3)
hij op 11 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur behorende bij een dansschool, gelegen aan [adres], immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk die schuur opengebroken en vervolgens in die schuur een brandende aansteker in aanraking gebracht met een plastic bak en statafel, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een nabij gelegen dansschool te duchten was;
2.
(incident 6)
hij op 5 februari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met anderen:
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuinhuisje gelegen op het volkstuinencomplex aan de [adres], heeft weggenomen een schroefboormachine toebehorende aan [benadeelde partij]
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en vervolgens
opzettelijk brand heeft gesticht in een tuinhuisje gelegen op het volkstuinencomplex aan de [adres], immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in dat huisje een brandende aansteker in aanraking gebracht met plastic tuinstoelen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4.
(incident 9)
hij in de periode van 4 februari 2006 tot en met 6 februari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een schaftwagen die op de Euratomsingel stond, immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een rol wc-papier en een doos die zich in die schaftwagen bevonden, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schaftwagen te duchten was;
5.
(incident 12)
hij op 27 januari 2006 te Heemskerk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een bouwkeet, gelegen aan de [adres], immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een stapel kleren en een stuk zeil, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
6.
PRIMAIR:
(incident 13 en 14)
hij op tijdstippen op 4 februari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk brand heeft gesticht in het clubhuis genaamd [benadeelde partij], gelegen aan de [adres], immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in aanraking gebracht met plasticstoelen die zich in dat clubhuis bevonden of een deel van een kettingkast die verdachte en zijn mededaders in de houten wand van dat clubhuis hadden gestoken, ten gevolge waarvan telkens brand is ontstaan, terwijl daarvan telkens gemeen gevaar voor dat clubhuis en/of levensgevaar voor de aanwezigen in dat clubhuis te duchten was;
7.
(incident 22)
hij in de periode van 20 januari 2006 tot en met 23 januari 2006 te Beverwijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf genaamd [benadeelde partij] gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een televisie en een brandblusser toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 1 tot en met 7 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en medeplegen van opzettelijk brand stichten, ter
wijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 4: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 5: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 6: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd
Feit 7:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van de hem onder feit 1 primair, 2 tot en met 5, 6 primair en 7 tenlastegelegde feiten tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 49 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt behandeling bij de Waag. Ten aanzien van de benadeelde partijen vordert zij hoofdelijke toewijzing van de volgende vorderingen:
[benadeelde partij] bij wijze van voorschot tot een bedrag van € 500,-, [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.376,-, [benadeelde partij] tot een bedrag van € 500,-, [benadeelde partij] tot een bedrag van € 225,-, [benadeelde partij] tot een bedrag van € 6.444,23. Ten aanzien van deze vorderingen vordert zij tevens op te leggen een schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het meer of anders gevorderde verzoekt zij deze benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapporten.
- Het rapport van Bureau Jeugdzorg, opgesteld door H. Sangster van 22 juni 2006.
- Het Pro Justitia psychiatrisch onderzoeksrapport door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, van 26 juni 2006
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deel uit gemaakt van een groep jongens die in een periode van twee maanden in wisselende samenstelling vele malen heeft ingebroken en brand heeft gesticht in Beverwijk en Heemskerk. Het was iedere week raak.
Verdachte heeft weliswaar niet deelgenomen aan de brandstichting die de grote, gevaarlijke brand heeft veroorzaakt bij de caravanstalling aan de [adres] in Beverwijk, maar was er wel van op de hoogte dat de groep deze brand had gesticht. Ook is verdachte in het verleden, samen met [medeverdachte], de leider van de groep, betrokken geweest bij een brandstichting. Tegen deze achtergrond is het onbegrijpelijk dat verdachte zich kort na de caravanbrand heeft aangesloten bij de groep en vervolgens steeds heeft meegedaan met het, puur voor de kick, in de brand steken van een bouwkeet, tuinhuisjes en een clubhuis. Verdachte heeft daarbij, anders dan hij doet voorkomen, naar het oordeel van de rechtbank een actieve rol vervuld. Pas een betrapping op heterdaad van een aantal medeverdachten bij brandstichting in een speeltuin, heeft een einde kunnen maken aan de reeks van brandstichtingen en de onrust die daardoor in Beverwijk en Heemskerk was ontstaan.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan dat door hun toedoen bij een brand bij het clubhuis van [benadeelde partij] de daar aanwezige personen gevaar hebben gelopen en ook dat er als gevolg van de verschillende branden enorme schade aan goederen is ontstaan.
Verder heeft verdachte zich met die groep in diezelfde periode schuldig gemaakt aan diverse inbraken. De rechtbank rekent het verdachte en zijn medeverdachten aan dat zij geen rekening hebben gehouden met de schade en overlast voor de slachtoffers, maar puur uit eigen belang hebben gehandeld. Ook hier heeft verdachte gehandeld voor de kick en ging het hem niet zo zeer om de goederen zelf. Dit soort feiten zijn er de oorzaak van dat slachtoffers, hun omgeving en de samenleving zich onveilig voelen.
Ten nadele van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 23 februari 2006 eerder voor brandstichting een transactie heeft gehad.
De Pro Justitia deskundige, psycholoog R.A. Sterk stelt dat in het onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor een specifieke fascinatie voor brandstichting. Wel past het strafbare gedrag bij de fantasie van verdachte om, zoals hij zelf zegt: “stiekem iets fout te doen en dan niet gepakt te worden”. Hier blijkt ook duidelijk zijn kickgerichte en egocentrische houding uit. Verdachte lijkt niet in staat zijn innerlijke onrust en frustratie op een directe manier te uiten. Dit onvermogen leidt tot grensoverschrijdend en ontoelaatbaar gedrag.
Om herhaling te voorkomen acht de deskundige het van belang dat verdachte wordt behandeld, waarbij met name de aandacht dient uit te gaan naar het op een adequate en directe manier uiten van frustraties en agressie.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de (vele) feiten en de actieve rol die verdachte daarbij heeft gespeeld. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering, thans in de persoon van de heer H. Sangster gedurende de proeftijd noodzakelijk, ook als dit inhoudt het volgen en afronden van een agressieregulatie training bij De Waag. Deze verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Ad info
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank er tevens rekening mee gehouden, dat verdachte heeft erkend zich te hebben schuldig gemaakt aan de strafbare feiten, opgenomen op de dagvaarding in de ter informatie bij het dossier gevoegde zaken met parketnummer 685033-06 (betreffende incidenten 10 en 25). De rechtbank gaat er vanuit dat de officier van justitie verdachte hiervoor niet meer zal vervolgen.
Vorderingen benadeelde partij
Gelet op omvang van de vorderingen benadeelde partij en de geringe draagkracht van de minderjarige verdachten en hun ouders heeft de rechtbank, in afwijking van wat gebruikelijk is, besloten de toe te wijzen bedragen te delen door het aantal verdachten (ouder dan 14 jaar) op wiens tenlastelegging het betreffende incident voorkomt en deze verdachten steeds te veroordelen tot betaling van dat deel van de vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.521,- ingediend tegen verdachte en diens medeverdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade bij wijze van voorschot tot een bedrag van € 500,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal ten aanzien van verdachte bij wijze van voorschot worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van verdachte voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.376,- ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 3 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. Verdachte is van dit feit vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de benadeelde partij in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
De benadeelde partij [benadeelde partij]. heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.250,- ingediend tegen verdachte en diens medeverdachten wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de benadeelde partij in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
De benadeelde partij [benadeelde partij]. heeft een vordering tot schadevergoeding van € 225,- ingediend tegen verdachte en diens medeverdachten wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.879,58 ingediend tegen verdachte en diens medeverdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 6 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 6.444,13 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal ten aanzien van verdachte worden toegewezen tot een bedrag van
€ 3.222,07. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van verdachte voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om ten aanzien van bovengenoemde vorderingen benadeelde partij steeds een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het toegewezen bedrag aan verdachte op te leggen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de draagkracht van verdachte steeds een vervangingsmaatstaf gehanteerd van één dag jeugddetentie voor elk vol bedrag van 100 euro.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 47, 77a, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 310, 311.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem tenlastegelegde feit 3.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 primair, 2, 4, 5, 6 primair en 7 heeft begaan zoals vermeld onder 3.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 161 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering, thans in de persoon van H. Sangster, ook als dit inhoudt het volgen en afronden van een agressieregulatie training bij De Waag.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 140 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 70 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt verdachte tot betaling van een bedrag van € 250,- aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van verdachte niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij]. niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij]. geleden schade tot een bedrag van € 225,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij]., voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 225,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 6.444,13 en veroordeelt verdach-te tot betaling van een bedrag van € 3.222,07 aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van verdachte niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.222,07, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 32 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beveelt de opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Mateman, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.M.A. van den Boogaard en Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Foppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2006.