ECLI:NL:RBHAA:2006:AY4421
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in incident ex art. 118 Rv betreffende gedwongen tussenkomst in civiele procedure
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem diende, heeft de rechtbank op 19 juli 2006 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door S. tegen de vennootschap onder firma Manege "Twiske" V.O.F. De procedure betrof een verzoek van S. om de Houthandel, een derde partij, te laten tussenkomen in de rechtszaak. S. stelde dat de Houthandel moest worden opgeroepen om zich uit te laten over de erfdienstbaarheid van weg en het recht op noodweg, die relevant waren voor de vorderingen van de Manege. De Manege voerde aan dat het betrekken van de Houthandel niet noodzakelijk was voor de beoordeling van haar vorderingen en dat de rechtbank de incidentele vordering van S. moest afwijzen.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodzakelijke cumulatie, zoals bedoeld in artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank stelde vast dat de belangen van de Houthandel niet essentieel waren voor de beoordeling van de vorderingen van de Manege. Het zonder noodzaak laten tussenkomen van een derde partij zou een inbreuk betekenen op het beginsel dat partijen de aard en omvang van de rechtsstrijd bepalen. Daarom wees de rechtbank de vordering van S. af en veroordeelde S. in de kosten van het incident, die op € 452,- werden begroot. De zaak werd vervolgens opnieuw op de rol gezet voor een conclusie van antwoord op 30 augustus 2006.