ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5355

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286490 CV EXPL 05-9730
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop appartement met onjuiste vermelding van de ouderdom van de CV-ketel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, ging het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de verkoop van een appartement. De eiseres stelde dat de gedaagde onjuiste informatie had verstrekt over de ouderdom van de CV-ketel in het appartement. De gedaagde had in de verkoopinformatie vermeld dat de ketel uit 2001 dateerde, terwijl deze in werkelijkheid ouder was. De eiseres vorderde schadevergoeding voor de kosten van vervanging van de ketel, die zij op €1.900,00 begrootte, en voor buitengerechtelijke incassokosten van €511,00. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had bewezen dat zij de eiseres had geïnformeerd over de werkelijke ouderdom van de ketel. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat zij de door de eiseres geleden schade diende te vergoeden. De kantonrechter begrootte de schadevergoeding op €2.050,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 september 2005. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. Het vonnis werd uitgesproken op 19 juli 2006 door mr. F.J.P. Veenhof.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 286490 CV EXPL 05-9730
datum uitspraak: 19 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. G.J. Wilschut
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. M.A. de Boer
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 1 februari 2006 uitgesproken tussenvonnis en de daar-in ge-noemde stukken,
- de processen-verbaal van de op 19 mei 2006 en 16 juni 2006 gehouden getuigenverhoren.
De verdere beoordeling van het geschil
Bij het vonnis van 1 februari 2006 was [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat zij en/of de makelaar [eiseres] erop heeft gewezen dat de in de woning aanwezige cv-ketel uit een eerder jaar dateert dan het in de folder van de makelaar genoemde jaar 2001.
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft [gedaagde] de makelaar P.M. Wijkhuizen als getuige doen horen, waarna [eiseres] in tegenverhoor W. Westhof als getuige heeft doen horen.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in haar bewijslevering. De beide gehoorde getuigen hebben over het te bewijzen feit tegenstrijdige verklaringen afgelegd zonder dat is vast te stellen wie van beiden het gelijk aan zijn kant heeft. Dit betekent dat aan de enkele verklaring van de getuige P.M. Wijkhuizen niet het bewijs kan worden ontleend van de verstrekte inlichting(en).
Nu overigens geen bewijs is bijgebracht kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] en/of de makelaar [eiseres] erop heeft gewezen dat de in de woning aanwezige cv-ketel uit een eerder jaar dateert dan het jaar 2001.
Zoals in het vonnis van 1 februari 2006 reeds is overwogen brengt dit met zich dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst en dat zij in beginsel de door [eiseres] geleden schade dient te vergoeden. Voor zover [gedaagde] zich erop beroept dat zij niet bekend was met het juiste jaar van aanschaf van de cv-ketel, verwerpt de kantonrechter dat beroep. Deze onbekendheid ontslaat [gedaagde] immers niet van haar verplichting om ervoor te zorgen dat het bij [eiseres] bekend zou zijn dat de cv-ketel dateerde van voor het in de folder vermelde jaar 2001.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar gevorderde schadevergoeding het volgende gesteld:
Blijkens de verklaring van het verwarmingsbedrijf Alltherm, bedragen de kosten van vervanging van de ketel door een gelijkwaardige nieuwe ketel €2.150,00. Rekening houdend met het feit dat de gemiddelde levensduur van een dergelijke ketel 10 tot 15 jaar bedraagt, dat de ketel ten tijde van de aankoop 10 jaar ouder was dan [gedaagde] in de door haar verstrekte informatie had doen voorkomen, dat [eiseres] inmiddels diverse reparatiekosten heeft moeten maken en dat ze bij vervanging 6% overdrachtsbelasting verschuldigd zal zijn, meent [eiseres] dat hij schade ter zake van kosten van vervanging en reparatie redelijkerwijs kan worden begroot op €1.900,00.
Doordat [gedaagde] deze schade niet aan aanstonds heeft willen vergoeden was [eiseres] genoodzaakt juridische bijstand in te roepen, waarbij zijn weliswaar in aanmerking bleek te komen voor een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand maar de door haar te betalen eigen bijdrage is vastgesteld op €511,00. Nu zij deze kosten heeft moeten maken vanwege het feit dat [gedaagde] haar schade niet vrijwillig heeft vergoed meent zij eveneens gerechtigd zijn dit bedrag in haar schadeberekening op te nemen.
[gedaagde] heeft deze schadevordering gemotiveerd bestreden.
De kantonrechter overweegt daaromtrent het volgende:
[eiseres] heeft nagelaten om concreet te onderbouwen waarom zij bij vervanging van de cv-ketel 6% overdrachtsbelasting beschuldigd zal zijn. Zij had dit wel moeten doen gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde]. Bij de berekening van de hoogte van de schadevergoeding zal de kantonrechter daarom geen rekening houden met deze overdrachtsbelasting.
Tegenover de stelling van [eiseres] dat een nieuwe gelijkwaardige ketel thans €2.150,00 kost, heeft [gedaagde] aangevoerd dat een gelijkwaardige ketel slechts €1.350,00 kost. Om verdere proceskosten om de juiste prijs te kunnen bepalen te vermijden, zal kantonrechter, mede gelet op het bepaalde bij artikel 6:97 BW, de schade ten gevolge van de vervanging van de cv-ketel begroten op het gemiddelde van deze twee bedragen, derhalve op: €1.750,00.
Voorts heeft [eiseres] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd tot een bedrag van €511,00. Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] zal de kantonrechter terzake van deze kosten een bedrag toewijzen overeenkomstig de staffel bij het rapport Voorwerk II uitgaande van het toe te wijzen bedrag van €1.750,00. Voldoende gebleken is immers dat [eiseres] vergeefse pogingen heeft ondernomen om deze zaak buiten rechte tot
een oplossing te brengen.
De gevorderde wettelijke rente is als steunend op de wet toewijsbaar.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwij-ting aan [eiseres] te betalen €2.050,00, te ver-meerderen met de wette-lijke rente berekend vanaf 9 september 2005 tot aan de dag der alge-hele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op €788,93, met bepaling dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage bedoeld in artikel 9, 1e lid van de Wet op de Omzetbelasting 1968, waar-van te voldoen:
- aan de griffier van de Rechtbank Haarlem, door storting op rekeningnummer 19.23.25.833 t.n.v. Arrondissement 540 Haarlem onder vermelding van het zaaknummer, €692,93 namelijk:
€96,00 wegens in debet gesteld griffierecht,
€71,93 wegens verschotten van de deurwaarder die het exploot heeft uitgebracht en
€525,00 wegens salaris van de gemachtigde van [eiseres];
- aan de gemachtigde van [eiseres]:
het restant ad €96,00 bestaande uit het niet in debet gestel-de deel van het griffierecht.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.