ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5360

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
304177 CV EXPL 06-2447
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige levering van parketvloer en schadevergoeding

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Huth van D.A.S. Rechtsbijstand, schadevergoeding van gedaagden, die in opdracht van eiser een parketvloer hadden gelegd. De vloer vertoonde na installatie ernstige gebreken, waaronder schotelen en kromtrekken. Eiser had de vloer in mei 2003 laten leggen, maar constateerde al snel dat deze niet goed was gelegd. Ondanks herhaalde verzoeken om herstel, waaronder een ingebrekestelling in oktober 2004, bleven gedaagden in gebreke. Een deskundigenrapport van het Zuid-Nederlands Expertisebureau concludeerde dat de vloer ondeugdelijk was gelegd en dat gedaagden tekort waren geschoten in hun verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagden verantwoordelijk waren voor de gebreken, mede omdat zij geen deugdelijke metingen hadden verricht voorafgaand aan de installatie, ondanks dat zij op de hoogte waren van eerdere lekkages in de woning van eiser. De rechter wees de vordering van eiser toe, inclusief schadevergoeding voor herstelkosten, opslag van meubels en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van €5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 304177 CV EXPL 06-2447
datum uitspraak: 26 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. P.H. Huth, D.A.S. Rechtsbijstand
tegen
1. de vennootschap onder firma V.O.F. [xxx], h.o.d.n. Parket Tree Nieuw Vennep
te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
verschenen bij gedaagden sub 2. en 3.
2. [gedaagde ]
te [woonplaats] alsmede te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
verschenen in persoon
3. [gedaagde]
te [woonplaats]
verschenen in persoon
gedaagde partijen
hierna gezamenlijk te noemen [gedaagden]
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 1 maart 2006, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 10 mei 2006 uitgesproken tussenvonnis,
- het proces-verbaal van de ingevolge dat vonnis op 30 mei 2006 gehouden comparitie van partijen, bij welke gelegenheid [gedaagden] niet waren verschenen,
- de schriftelijke reactie van [gedaagden] op het proces-verbaal van comparitie van partijen van 30 mei 2006.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [gedaagden] hebben in opdracht en voor rekening van [eiser] in diens woning een parketvloer gelegd onder bijlevering van materialen.
b. De totale prijs voor deze vloer en het leggen daarvan bedroeg €4.600,00 inclusief omzetbelasting. Dit bedrag is geheel door [eiser] voldaan.
c. De vloer is in de maand mei 2003 gelegd.
d. Begin augustus 2003 constateerde [eiser] dat de vloer fors was uitgezet. Na behandeling door [gedaagden] bleek dat de planken nog steeds schotelden en in de lengte gekrompen en in de breedte uitgezet waren.
e. Bij brief van 20 oktober 2004 heeft [eiser] [gedaagden] in gebreke gesteld en hen een termijn van 14 dagen gegund om de gebreken te herstellen.
f. [gedaagden] hebben de heer Van Capelleveen van de leverancier van het parket ingeschakeld.
g. Bij brief van 27 december 2004 heeft de gemachtigde van [eiser] het volgende aan [gedaagden] geschreven:
“Cliënt berichtte mij in opgemelde zaak dat een gesprek heeft plaatsgevonden met de heer Van Capelleveen. Het gesprek is op een prettige wijze verlopen.
Partijen hebben de volgende afspraken gemaakt:
- cliënte neemt op 15 januari a.s. telefonisch contact op met de heer Van Capelleveen teneinde op korte termijn een afspraak te maken voor het verrichten van herstelwerkzaamheden;
- de heer Van Capelleveen herstelt de gebreken;
- drie maanden na het verrichten van de herstelwerkzaamheden hebben partijen contact over de vraag of de herstelwerkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd;
(…)
Zonder omgaand tegenbericht uwerzijds ga ik ervan uit dat de afspraken juist zijn weergegeven.”
h. Bij brief van 7 februari 2005 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagden] geschreven dat de heer Van Capelleveen de gemaakte afspraken niet is nagekomen en dat een onafhankelijke expert zal worden ingeschakeld waarvan de kosten op [gedaagden] zullen worden verhaald.
i. Hierop hebben [gedaagden] bij brief van 8 februari 2005 geantwoord dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de heer Van Capelleveen en [eiser] samen een afspraak hadden om tot een oplossing te komen.
j. Daarna zijn [gedaagden] er niet in geslaagd nog contact te leggen met de heer Van Capelleveen.
k. In het rapport van 7 november 2005 vermeldt het Zuid-Nederlands Expertisebureau (hierna: ZNEB) het volgende, waarbij met partij II [gedaagden] worden bedoeld en met partij I [eiser]:
“Wij stelden vast dat de vloer over vrijwel de gehele oppervlakte schotelde en plaatselijk kraakte, de vloerdelen vertonen aan de kopse/langszijde onaanvaardbare ruimten etc.
De oorzaak van het schotelen is ons inziens het gevolg van diverse factoren, te weten:
1. De begane grond is uitgevoerd als betonnen vloer zonder isolatie.
2. Voor het leggen van de vloer is de vloer met grote hoeveelheden egaline geëgaliseerd.
(…)
Partij II had zich van de situatie ter plaatse een oordeel moeten geven en partij I moeten adviseren om op een juiste wijze de massieve parketvloer te laten leggen (meerkosten). Er is geen sprake van deugdelijk werk geweest conform de offerte/overeenkomst.
Voorts is door partij II, zover bekend, geen dieptemeting geweest alhoewel zichtbaar is/was dat de vloer was afgewerkt met egaline (duidelijk zichtbaar).
Door de hoge vochtconcentratie en/of aanwezigheid van vochttransport uit de kruipruimte was te verwachten dat de vloer ging schotelen.
Voorts is de vloer ondeskundig/amateuristisch gelegd onder andere is de sparing in de parketvloer kleiner dan het luik van de kruipruimte!
(…)
De parketvloer dient in totaliteit vervangen te worden en de kosten hiervan ramen wij op €3.750,-- inclusief B.T.W. incl. sloopwerk/afvoeren en vervangen plinten.
De kosten van opslag van het meubilair en andere hebben wij buiten beschouwing gelaten.”
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen €5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
[eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond-slag gelegd:
Op of omstreeks mei 2003 hebben [gedaagden] in opdracht en voor rekening van [eiser] een parketvloer gelegd.
Begin augustus 2003 constateerde [eiser] dat de vloer fors was uitgezet. Vervolgens hebben [gedaagden] de vloer “bijgezaagd”. Echter, onmiddellijk daarna bleek dat de vloer nog steeds niet naar behoren was gelegd, immers:
- de planken schotelen;
- de planken zijn in de lengte gekrompen en in de breedte uitgezet.
Bij brief van 20 oktober 2004 heeft [eiser] [gedaagden] gesommeerd de gebreken binnen 14 dagen te herstellen, bij gebreke waarvan [gedaagden] in verzuim zijn.
Vervolgens heeft het ZNEB een rapport gedateerd 7 november 2005 opgesteld, met als conclusie dat [gedaagden] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen omdat geen sprake is van deugdelijk en deskundig werk.
Het ZNEB komt tot de conclusie dat de parketvloer in totaliteit moet worden vervangen en dat de kosten daarvan worden geraamd op €3.750,00 inclusief omzetbelasting, sloopwerk/ afvoeren en vervangen plinten. De kosten van opslag van het meubilair en andere is bij die raming buiten beschouwing gelaten.
[eiser] heeft derhalve van [gedaagden] te vorderen:
Hoofdsom € 3750,00
Rente van 27 december 2005 tot en met 8 januari 2006 € 4,93
Opslag meubilair € 531,07
Buitengerechtelijke incassokosten € 714,00
Totaal €5.000,00
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, hebben [gedaagden] [eiser] genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. [eiser] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €714,00. [gedaagden] dienen deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [eiser] te voldoen.
Voorts zijn [gedaagden] de wettelijke rente verschuldigd geworden. Deze bedraagt, berekend vanaf 27 december 2005 tot en met 8 januari 2006, €4,93.
Het verweer
[gedaagden] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
[gedaagden] hebben erkend dat [eiser] contact heeft opgenomen met [gedaagden] vanwege problemen met de vloer en dat zijzelf na inspectie hebben ontdekt dat de vloer was gaan werken. Ook hebben [gedaagden] getracht dit te herstellen voordat zij de heer Van Capelleveen inschakelden.
Een en ander houdt in dat de gebreken aan de vloer zijn erkend of onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, zodat deze vaststaan.
Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat hij ongeveer een maand voor het leggen van de vloer een grote waterlekkage heeft gehad in zijn woning en dat hij met [gedaagden] heeft overlegd of de vloer wel kon worden gelegd.
[gedaagden] hebben een en ander in hun schriftelijke reactie op het proces-verbaal van de comparitie van partijen niet weersproken. Er moet daarom van worden uitgegaan dat die lekkage plaatsvond voor het leggen van de vloer en dat [gedaagden] hiermee bekend waren. Het ligt dan op de weg van [gedaagden], die immers ten opzichte van [eiser] als deskundigen moeten worden beschouwd, om door middel van deugdelijke metingen te controleren of de vloer na de lekkage voldoende was gedroogd om de parketvloer te kunnen leggen.
Zoals uit het rapport van ZNEB blijkt, hebben [gedaagden] geen dieptemeting verricht. [gedaagden] hebben ook niet gesteld dat ze dat wel hebben gedaan. Nu zij voorts niet hebben weersproken dat de aangebrachte egaline duidelijk zichtbaar was, hadden zij de bedoelde dieptemeting wel moeten verrichten.
[gedaagden] hebben bij hun conclusie van antwoord wel aangevoerd dat ze het rapport van ZNEB bestrijden, maar zij hebben onvoldoende concrete feiten gesteld of aannemelijk gemaakt op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat de deskundige zijn onderzoek niet deugdelijk zou hebben verricht. Het enige dat zij in dat verband hebben aangevoerd is dat zij het vreemd vinden dat in het rapport vermeld staat dat de vloer ondeugdelijk is gelegd omdat de bovenvloer, die ook door [gedaagden] is gelegd, nooit problemen heeft opgeleverd. Het feit dat de vloer op de bovenverdieping geen problemen oplevert, sluit evenwel niet uit dat de parketvloer op de begane grond wel problemen opleverde, zoals ook is gebleken. [gedaagden] hebben derhalve het rapport van ZNEB naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat brengt met zich dat dit rapport bij de beoordeling door de kantonrechter zal worden betrokken.
[gedaagden] kunnen zich niet verschuilen achter de leverancier van de parketvloer. Uit het genoemde rapport blijkt immers duidelijk dat de vloer niet goed is gelegd.
[gedaagden] hebben nog aangevoerd dat de problemen te wijten zijn aan een te hoog vochtgehalte in en op de vloer en dat zij [eiser] daarop hebben gewezen en [eiser] adviezen hebben gegeven over hoe daarmee om te gaan. Dat betoog kan [gedaagden] evenwel niet baten. Op basis van het rapport van ZNEB komt de kantonrechter immers tot de conclusie dat [gedaagden] al in een eerder stadium tekort zijn geschoten in hun verplichtingen door de genoemde dieptemeting achterwege gelaten.
Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen zodat zij de daardoor door [eiser] geleden schade dienen te vergoeden.
De hoogte van de gevorderde schade is door [gedaagden] niet weersproken zodat deze moet worden toegewezen.
Voldoende gebleken is dat [eiser] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt om buiten rechte tot een oplossing te geraken. Ook de buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom voor toewijzing vatbaar.
De wettelijke rente is als steunend op de wet toewijsbaar als gevorderd.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen €5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der alge-hele voldoening.
Veroordeelt [gedaagden] eveneens hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op €267,32 aan verschotten en €400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.