ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6093

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6715
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C.M. Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling sollicitatieplicht werkneemster in het kader van WW-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkloze werkneemster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De werkneemster, eiseres, had niet voldaan aan haar sollicitatieplicht over een periode van 10 dagen in juli 2005, terwijl zij in de rest van die maand wel vier keer had gesolliciteerd. Eiseres beriep zich op een brochure van het UWV waarin stond dat zij in ieder geval vier keer in de vier weken moest solliciteren. De rechtbank oordeelde echter dat deze brochure niet van toepassing was op de specifieke beoordelingsperiode van 10 dagen waarover UWV de sollicitatieactiviteiten had beoordeeld. Eiseres had in die periode geen sollicitaties verricht, wat leidde tot een verlaging van haar uitkeringspercentage met 20% gedurende 16 weken, zoals bepaald in de Werkloosheidswet (WW).

Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van UWV, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 juli 2006 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar advocaat. De rechtbank overwoog dat de verplichting tot het in voldoende mate trachten arbeid te verkrijgen voortvloeit uit de WW en dat de door UWV gehanteerde beoordelingsmomenten redelijk waren. Eiseres had niet aangetoond dat zij om medische redenen niet had kunnen solliciteren en had ook geen bewijs geleverd van haar REA-status. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aan haar sollicitatieplicht had voldaan en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de sollicitatieplicht voor werkzoekenden en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 05 - 6715 WW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2006
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
eiseres,
gemachtigde: mr. R.Th. Bocxe, advocaat te Zaandam,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2005 heeft verweerder eiseres bericht dat hij met ingang van 11 juli 2005 het uitkeringspercentage van de uitkering van eiseres ingevolge de Werkloosheidswet (WW) gedurende 16 weken met 20% verlaagt, omdat eiseres in de periode 1 juli 2005 tot en met 10 juli 2005 onvoldoende heeft gesolliciteerd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 augustus 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 oktober 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 1 december 2005, aangevuld bij brief van 1 maart 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 juli 2006, waar eiseres, na voorafgaand bericht, niet is verschenen, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door B. Wedding, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Alkmaar.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres was vanaf 1 juli 2002 als bloemenbindster werkzaam bij [bedrijfsnaam] te Diemen voor 36 uur per week. Op 13 mei 2005 heeft deze werkgever van het CWI toestemming gekregen de arbeidsverhouding met eiseres op te zeggen. De werkgever heeft vervolgens de arbeidsverhouding met eiseres per 1 juli 2005 opgezegd. Vervolgens heeft eiseres bij verweerder een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 1 augustus 2005 heeft verweerder haar deze uitkering toegekend met ingang van 1 juli 2005. Op 5 juli 2005 heeft eiseres bij verweerder een werkbriefje ingeleverd dat betrekking heeft op de periode 27 juni 2005 tot en met 3 juli 2005. Op 19 juli 2005 heeft verweerder van eiseres een werkbriefje ontvangen over de periode 4 juli 2005 tot en met 10 juli 2005. Deze werkbriefjes lieten zien dat in de desbetreffende perioden geen sollicitaties waren verricht. In het werkbriefje over de periode 11 juli tot 7 augustus 2005 meldt eiseres 4 sollicitaties verricht te hebben. De eerste twee werkbriefjes vormden voor verweerder echter aanleiding het hiervoor vermelde besluit van 1 augustus 2005 te nemen. In bezwaar heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.
2.2 Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Zij is van mening dat zij zich heeft gehouden aan de sollicitatieverplichting. In dit verband wijst zij erop dat zij in juli 2005 vier keer heeft gesolliciteerd. Eiseres ontkent dat zij wist of behoorde te weten dat per periode van een werkbriefje zou worden beoordeeld of zij had voldaan aan de sollicitatieplicht. In dit verband wijst eiseres op blz. 9 van de brochure van UWV waarin staat dat eiseres vier maal per vier weken moet solliciteren. Eiseres wijst erop dat de sollicitatieregeling per 1 augustus 2003 zodanig is gewijzigd dat het mogelijk is gemaakt de sollicitaties over vier weken te spreiden. De door verweerder gehanteerde beoordelingsmomenten doen deze mogelijkheid van spreiding teniet. Hierdoor ontstaan volgens eiseres rechtsongelijkheid en onduidelijkheid. Eiseres stelt dat de mededeling op het werkbriefje dat gemiddeld een keer per week moet worden gesolliciteerd, niet duidelijk is. Voorts stelt eiseres dat haar om medische redenen geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij in de periode 1 juli tot en met 10 juli 2005 niet heeft gesolliciteerd. Ten onrechte heeft verweerder naar deze medische redenen geen onderzoek gedaan. Ook bestond er bij eiseres onzekerheid over haar REA-status in het sollicitatietraject. Volgens eiseres had verweerder dienen af te zien van een maatregel, of deze moeten matigen tot 10%.
2.3 Verweerder erkent dat in de bewuste brochure staat aangegeven dat er vier keer in de vier weken gesolliciteerd moet worden. Dit is echter geen aanleiding het bestreden besluit te herzien. Op het werkbriefje staat immers vermeld dat er gemiddeld een keer per week moet worden gesolliciteerd. Bij onduidelijkheid had eiseres bij verweerder nadere informatie moeten vragen. Wat de verminderde verwijtbaarheid betreft: als eiseres om medische redenen niet kon solliciteren, had zij zich ziek moeten melden. Dat heeft zij niet gedaan. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij per werkbriefje bekijkt of de betrokkene in de desbetreffende periode heeft gesolliciteerd. In het geval van eiseres gaat het om de twee eerste werkbriefjes van eiseres die in totaal betrekking hebben op een periode van 10 dagen. Om die reden kan eiseres zich volgens verweerder niet met vrucht beroepen op de tekst van de brochure van verweerder.
2.4 Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, WW voorkomt de werknemer dat hij werkloos is of blijft, doordat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen. Artikel 27, derde lid, WW bepaalt - voor zover hier van belang - dat verweerder de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigert, indien de werknemer de verplichting, omschreven in artikel 24, eerste lid, onder b, ten eerste, WW niet of niet behoorlijk is nagekomen. Een maatregel als bedoeld in artikel 27, derde lid, WW wordt ingevolge het vierde lid van dat artikel afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de werknemer de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. In het Maatregelenbesluit UWV (9 augustus 2004, Staatscourant 2004, 163) is in artikel 6 bepaald dat de hoogte en de duur van de maatregel bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting voldoende te solliciteren 20% gedurende 16 weken bedraagt; indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft, bedraagt de hoogte van de maatregel 10%.
2.5 De verplichting tot het in voldoende mate trachten arbeid te verkrijgen vloeit rechtstreeks voort uit de WW. Het vereiste van vier sollicitaties per vier weken vloeit niet rechtstreeks uit de wet voort, maar is in het "Besluit sollicitatieplicht werknemers WW" (Stcrt. 1998, 22, hierna: het Sollicitatiebesluit) opgenomen, welk besluit afkomstig is van het Uwv en dat, blijkens artikel 1 van genoemd besluit, het beleid van het Uwv weergeeft. In de bijlage bij dit besluit staat dat van de werknemer, die in aanmerking komt voor een WW-uitkering, in het algemeen wordt verwacht dat hij minimaal één concrete sollicitatieactiviteit per week verricht. Voor de vaststelling of is voldaan aan de sollicitatieplicht wordt, aldus deze bijlage, rekening gehouden met een aantal aspecten, waaronder het begrip passende arbeid, de regionale arbeidsmarktsituatie, het aantal beschikbare vacatures, de leeftijd van werknemer en de sociaal economische omstandigheden waarmee de werknemer te maken heeft. Het Besluit sollicitatieplicht werknemers beoogt derhalve een richtsnoer te geven waarbij op grond van individuele omstandigheden van het geval beoordeeld zal moeten worden of de uitkeringsgerechtigde al dan niet aan zijn sollicitatieplicht heeft voldaan. In het licht van dit beleid, dat naar het oordeel van de rechtbank alleszins redelijk is te noemen, stelt de rechtbank vast dat verweerder de juiste conclusie heeft getrokken dat eiseres in de periode tot 11 juli 2005 niet en dus onvoldoende heeft gesolliciteerd.
2.6 Het thans voorliggende geschil spitst zich dan toe op de vraag of eiseres aan de inhoud van de door verweerder aan haar verstrekte brochure het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zij, door in de periode na 11 juli 2005 vier keer te solliciteren, aan haar sollicitatieplicht over de maand juli 2005 heeft voldaan. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.7 In het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW is onder het kopje "Beoordelingsmomenten" het volgende opgenomen:
"In de regel vindt na de eerste betaling van een WW-uitkering per vier weken een beoordeling plaats of de werknemer voldoet aan zijn sollicitatieplicht. Ten aanzien van de eerste betaling van de WW-uitkering wordt uitgegaan van de desbetreffende periode." Uit de toelichting op dit onderdeel blijkt onder meer, dat de periode waarover de eerste betaling plaatsvindt, van geval tot geval kan verschillen. Daarom is geregeld dat de vaststelling of voldaan is aan de sollicitatieplicht voor wat betreft de eerste betaling van de WW-uitkering gekoppeld is aan de periode waarover die betaling plaatsvindt.
2.8 In de brochure van verweerder, waarnaar eiseres verwijst, staat onder meer de tekst: "Solliciteer in ieder geval vier keer in de vier weken". In het geval van eiseres gaat het echter niet om de beoordeling door verweerder van een periode van vier weken, maar om beoordeling van een periode van tien dagen (1 tot en met 10 juli 2005). Dit is namelijk de periode waarover de eerste betalingen van de WW-uitkering hebben plaatsgevonden. Verweerder verwijt eiseres dat zij in deze periode niet heeft gesolliciteerd. Bedoelde periode wordt bestreken door een tweetal werkbriefjes. Het eerste werkbriefje omvat de periode 27 juni 2005 tot en met 3 juli 2005. Hiervan zijn de laatste drie dagen van belang, omdat eiseres vanaf 1 juli 2005 een WW-uitkering is toegekend. Het tweede werkbriefje omvat de periode 4 juli 2005 tot en met 10 juli 2005. Op beide werkbriefjes staat achter punt 3.2. onder meer de volgende tekst: "Vul het sollicitatie-overzicht in. U moet gemiddeld één keer per week gesolliciteerd hebben". Deze tekst kan in combinatie met de tekst in bedoelde brochure dan ook niet hebben geleid tot het gerechtvaardigde vertrouwen waarop eiseres zich beroept. De vier sollicitaties waarnaar eiseres verwijst hebben alle plaatsgevonden binnen een periode van vier weken, namelijk tussen 11 juli en 8 augustus 2005. Over deze periode heeft eiseres dus wel aan de sollicitatieplicht voldaan.
2.9 Eiseres beroept zich er voorts op dat bij haar elke verwijtbaarheid ontbreekt, omdat zij in de periode 1 juli tot en met 10 juli 2005 om medische redenen niet kon solliciteren. In dit verband heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres zich in dat geval ziek had kunnen melden. Voorts valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom eiseres niet kon solliciteren vanwege onzekerheid omtrent haar REA-status.
2.10 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, rechter, en op 3 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.