ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6114

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4174
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bouwvergunning tuinhuisje te Haarlem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 17 juli 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had op 19 juni 2006 verzocht om de werking van de afwijzing van haar aanvraag voor een bouwvergunning voor een tuinhuisje op te schorten. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet het gewenste resultaat zou opleveren, namelijk het alsnog verlenen van de bouwvergunning voor het reeds gebouwde tuinhuisje. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen spoedeisend belang was, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

De rechtbank merkte op dat het pas zinvol is om een voorlopige voorziening te vragen als de verweerder besluit handhavend op te treden. In dit geval ging de voorzieningenrechter ervan uit dat de verweerder niet handhavend zou optreden voordat er een beslissing was genomen op het bezwaar tegen de weigering van de bouwvergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat het houden van een zitting voor de uitspraak geen toegevoegde waarde zou hebben en dat het verzoek op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd afgewezen.

Ten aanzien van het griffierecht werd opgemerkt dat er geen redenen waren om de verweerder te verplichten het griffierecht aan verzoekster te vergoeden, en dat restitutie van het griffierecht niet aan de orde was. De uitspraak werd gedaan door mr. G. Guinau, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06/4174
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juli 2006
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,
verweerder.
1. Overwegingen
1.1 Bij besluit van 4 april 2006 heeft verweerder vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het vernieuwen van een tuinhuisje aan het [adres], [perceelnummer], te Haarlem.
1.2 Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 8 mei 2006 bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij bij brief van 8 mei 2006 de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. In reactie op de brief van deze rechtbank d.d. 7 juni 2006 heeft verzoekster haar verzoek nader toegelicht bij brief van 19 juni 2006.
1.3 Verweerder heeft bij brief van 26 mei 2006 inhoudelijk op één en ander gereageerd.
1.4 In de door verzoekster bij brief van 19 juni 2006 gegeven reactie op de brief van de rechtbank van 7 juni 2006, wordt verzocht bij wege van voorlopige voorziening de werking van de afwijzing van de aanvraag voor een bouwvergunning van het tuin-huisje op te schorten. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat de ge-vraagde voorziening niet het door verzoekster gewenste resultaat zal sorteren, name-lijk dat alsnog bouwvergunning wordt verleend voor het - reeds gebouwde - tuin-huisje. Wegens het ontbreken van spoedeisend belang, zal het verzoek daarom moeten worden afgewezen. Ter voorlichting van verzoekster merkt de voorzieningenrechter nog op, dat het eerst dan zinvol is om een voorlopige voorziening te vragen, als ver-weerder zal besluiten handhavend op te treden, dat wil zeggen verzoekster zal gelasten het - zonder bouwvergunning gebouwde - tuinhuisje af te breken. De voorzieningen-rechter gaat er vooralsnog vanuit, dat verweerder niet eerder zal besluiten handhavend zal op te treden alvorens is beslist op het bezwaar tegen de weigering vrijstelling en bouwvergunning te verlenen.
1.5 Gegeven het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het houden van een zitting alvorens uitspraak wordt gedaan geen toegevoegde waarde heeft. De voor-zieningenrechter zal het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) afwijzen.
1.6 Ten aanzien van hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht omtrent het griffie-recht, wordt opgemerkt dat er geen termen zijn om verweerder op te dragen het griffie-recht aan haar te vergoeden. Ook zal het door haar betaalde griffierecht niet worden gerestitueerd gegeven het bepaalde in artikel 8:82, derde lid, Algemene wet bestuursrecht, waaruit blijkt dat slechts indien het verzoek wordt ingetrokken als het bestuursorgaan aan de voorzieningenrechter schriftelijk mededeelt dat het besluit hangende de procedure met betrekking tot de hoofdzaak wordt opgeschort het betaalde griffierecht door de griffier geheel of gedeeltelijk wordt vergoed. Van een dergelijke situatie is geen sprake.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 17 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.