2.4 Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
De inrichting van verzoekster - waarin onder meer metalen worden verwerkt - is gelegen op een industrieterrein waarop het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen (hierna: Besluit grenswaarden) van toepassing is.
Ingevolge voorschriften 5.7 tot en met 5.10, behorende bij de bij besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 11 november 2002 voor de inrichting ver-leende vergunning als bedoeld in Wet milieubeheer, geldt ten aanzien van het door de inrichting geproduceerde geluid dat, kort gezegd, het langtijdgemiddeld beoordelings-niveau de waarde van 60 dB(A) en het maximale geluidniveau de waarde van 75 dB(A) niet mag overschrijden op de gevel van de woningen [adressen]. Ten aanzien van die woningen is - naar ter zitting door beide partijen is bevestigd - een hogere grenswaarde (dan de gangbare) vastgesteld.
Het gezondheidscentrum is gepland op het betrokken industrieterrein, in de directe nabijheid van de inrichting van verzoekster, op iets grotere afstand daarvan dan de dichtstbijzijnde woning [adres].
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van het geplande gezondheidscentrum niet tot gevolg zal hebben dat de voor de inrichting geldende geluidvoorschriften door gedeputeerde staten van Noord-Holland zullen worden aangepast.
Verweerder heeft zijn standpunt - zo is ter zitting verklaard - uitsluitend gebaseerd op een eigen interpretatie van het begrip gezondheidszorggebouw. Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat daarover geen informatie is ingewonnen bij gedeputeerde staten van Noord-Holland. Volgens verweerder is een gebouw als het onderhavige, dat is bestemd voor de huisvesting van een huisartsenpraktijk, een fysio-therapiepraktijk en een apotheek niet aan te merken als een gezondheidszorggebouw in de betekenis van het Besluit grenswaarden, gelezen in samenhang met het Bouwbesluit 2005, omdat het niet - zoals bij een gezondheidszorg gebouw in die be-tekenis - gaat om een gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling.
Nu het hier gaat om een gebouw waar in elk geval medisch onderzoek en medische behandeling zal plaatsvinden, valt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer en niet zonder nadere motivering in te zien dat het geplande gezondheidscentrum niet moet worden aangemerkt als een gebouw met een gebruiks-functie die gevoelig is voor industrielawaai en waarvoor als standaardwaarde - die niet kan worden verhoogd - voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, kort gezegd, 50 dB(A) geldt. Ook als het gebouw niet zou moeten worden aangemerkt als gezond-heidszorggebouw, valt niet zonder nadere motivering in te zien dat zodanige waarde niet als hoogste toelaatbare geluidsbelasting zou moeten gelden. Gelet op de onder meer de afstand tussen de inrichting en het geplande gezondheidszorggebouw, is voorts niet zonder meer evident dat de inrichting in de huidige omstandigheden aan zodanige norm zou kunnen voldoen. Onderzoek terzake heeft verweerder niet verricht.
Nu het, gelet op het vorenstaande, op voorhand niet volstrekt onaannemelijk kan worden geacht dat de stelling van verzoekster dat onvoldoende is verzekerd dat de bouw van het geplande gezondheidscentrum niet tot gevolg heeft dat de voor haar inrichting geldende geluidsnormen zodanig zullen worden aangescherpt dat voortzetting van de huidige bedrijfsvoering niet langer meer mogelijk is, juist is en derhalve evenmin vaststaat dat die bouw geen vergaande consequenties voor de bedrijfsvoering van verzoekster zou kunnen hebben, ligt het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van verweerder om daarop - en wel, mede gelet op de belangen van de vergunninghouder, zo spoedig mogelijk - bij de behandeling van het bezwaar de te verlangen helderheid te verschaffen. In het kader van de behandeling van de voorlopige voorzieningprocedure is daarvoor geen plaats.