ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6212

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5617
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C.M. Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanvraag uitkering op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had op 8 maart 2006 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Echter, het college van burgemeester en wethouders van Haarlem heeft bij besluit van 26 april 2006 medegedeeld dat deze aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 1 augustus 2006 ter zitting is behandeld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aanvraag van verzoeker niet inhoudelijk kon worden beoordeeld omdat niet aan de vereisten was voldaan. Verzoeker had niet alle benodigde gegevens ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat het ontbreken van een schriftelijk bewijs van de ontvangst van de koopsom voor de verkoop van een woning in Turkije niet cruciaal was voor de beoordeling van de aanvraag. De hoogte van de koopsom was voldoende vastgesteld op basis van andere documenten.

Gelet op de betrokken belangen en de spoedeisendheid van de situatie, heeft de voorzieningenrechter besloten het primaire besluit van 26 april 2006 te schorsen en de gemeente op te dragen de aanvraag van verzoeker verder te behandelen. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en is gelast dat het griffierecht aan verzoeker wordt vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 5617
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2006
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. Klaas, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2006 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat zijn aanvraag van 8 maart 2006 om verlening van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) niet in behandeling wordt genomen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 2 mei 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 3 juli 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 1 augustus 2006, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Klaas. Verweerder is verschenen bij C. Kreukniet, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verzoeker diende de ten behoeve van zijn op 8 maart 2006 ingediende aanvraag benodigde gegevens uiterlijk 13 maart 2006 te leveren. Op 13 maart 2006 heeft verweerder verzoeker een hersteltermijn gegeven tot 11 april 2006 voor het inleveren van de volgende gegevens: volgnummers 23 en 24 van bankrekening [rekeningnummer]; gegevens met betrekking tot de stand van zaken rond de echtscheidingsprocedure, stukken van de advocaat; bewijs van verkoop van het huis in Turkije.
2.3 In het schrijven van 12 april 2006 deelt verweerder mede dat aan het verzoek van 13 maart 2006 niet volledig is voldaan en geeft een verlengde hersteltermijn tot 24 april 2006. In het schrijven wordt aangegeven dat verzoeker het bankafschrift nummer 24 heeft overgelegd en een vertaald emailbericht, dat [naam] in Turkije € 6000,- van verzoeker heeft ontvangen. Verweerder geeft aan dat verzoeker zijn stelling dat hij het huis heeft verkocht objectief en verifieerbaar aantoonbaar dient te maken en stelt dat ook naar Turks recht eigendomsoverdracht wordt geregistreerd. Verweerder verzoekt hem nogmaals om bewijzen over te leggen over de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning en tevens van de ontvangst van de koopsom.
2.4 Bij het bestreden besluit van 26 april 2006 heeft verweerder vervolgens besloten de aanvraag om verlening van een uitkering niet meer in behandeling te nemen op grond van het eerste lid van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).Verweerder stelt in het besluit dat niet of niet volledig is voldaan aan het verzoek van 12 april 2006 alle gegevens te verstrekken en dat niet helemaal duidelijk is om welk perceel of welke percelen in Turkije het nu gaat.
2.5 Verzoeker verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat aan hem een uitkering dan wel voorschotten worden verstrekt. Verzoeker stelt dat hij voldoende informatie heeft gegeven om zijn aanvraag voldoende te kunnen beoordelen. Ten aanzien van de verkoop van het huis wijst hij op het uittreksel uit het kadaster met een officiële vertaling. Verzoeker geeft aan dat in de vertaling weliswaar een typefout staat, maar de gegevens verifieerbaar en juist zijn. Voorts geeft verzoeker aan een verklaring te hebben overgelegd over de aflossing van een oude vordering van € 6000,-. Van de overige € 2000,-- heeft hij aangegeven zijn vakantie in Turkije te hebben betaald. Verzoeker stelt niet in staat te zijn meer bewijzen te leveren. Verzoeker stelt dat, nu hij geen uitkering meer krijgt en ook geen voorschotten in het kader van een nieuwe aanvraag, de situatie spoedeisend is geworden.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.6 Artikel 4:5, eerste lid, Awb bepaalt dat, indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Bij een onvolledige of ongenoegzame aanvraag gaat het om het niet hebben voldaan aan de procedurele of formele vereisten voor het indienen van een aanvraag c.q. om het onvoldoende verstrekken van gegevens of bescheiden om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, Awb betreft het hier gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
2.7 Verweerders gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat het hier alleen nog gaat om enig schriftelijk bewijs van ontvangst van de koopsom betreffende de woning in Emirdag in Turkije. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting verder verklaard dat op grond van hetgeen uit de stukken blijkt het ervoor moet worden gehouden dat de verkoop betrekking heeft op één en hetzelfde perceel met woning. Ook heeft de gemachtigde verklaard dat het door verzoeker overgelegde afschrift van het kadaster, gedateerd 15 september 2005 (in het dossier genummerd als gedingstuk 50), als een betrouwbaar document valt te bestempelen en dat ook wordt aangenomen dat de koopsom 15.000 YTL heeft bedragen, zoals op genoemd afschrift vermeld.
2.8 Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet staande worden gehouden dat het enkel ontbreken van een schriftelijk bewijsstuk betreffende de ontvangst van de koopsom ertoe leidt dat de aanvraag niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. Een degelijk stuk is niet cruciaal ter vaststelling van het recht. De hoogte van de koopsom staat immers voor verweerder wel genoegzaam vast, zoals de gemachtigde ter zitting heeft bevestigd.
2.9 Het vorenstaande betekent dat het primaire besluit van 26 april 2006 naar verwachting in de bodemzaak geen stand zal kunnen houden. Gelet op de betrokken belangen vereist in dit geval onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
2.10 De voorzieningenrechter zal overgaan tot schorsing van het besluit van 26 april 2006, hangende bezwaar en verweerder bij wijze van voorlopige voorziening opdragen de aanvraag van 8 maart 2006 verder te behandelen.
2.11 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding verweerder op te dragen hangende bezwaar bijstand te verlenen. Of en in hoeverre er recht bestaat op een uitkering is in dit stadium immers nog te onzeker en er wordt onvoldoende reden gezien om daar op vooruit te lopen.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het primaire besluit van 26 april 2006 wordt geschorst hangende bezwaar;
3.2 draagt verweerder op de aanvraag van 8 maart 2006 verder te behandelen.
3.3 veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,- te betalen door de gemeente Haarlem aan verzoeker;
3.4 gelast dat de gemeente Haarlem het door verzoeker betaalde griffierecht van € 38,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, voorzieningenrechter, en op 3 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.