ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6692

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/500635-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Terwiel-Kuneman
  • A. van Dam
  • J. Heidinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne met verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 514,8 gram cocaïne op 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit en een gevangenisstraf van vijf maanden, alsook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit en heeft geoordeeld dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en handel. De rechtbank heeft daarbij de schadelijkheid van cocaïne voor de gezondheid van personen benadrukt en de relatie tussen de handel in cocaïne en andere vormen van criminaliteit besproken. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van verschillende inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder reisschema’s, instapkaarten en telefoontoestellen, bevolen, omdat deze voorwerpen gebruikt zijn bij het begaan of voorbereiden van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/500635-06
Uitspraakdatum: 16 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven in dier voege dat
hij op of omstreeks 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het feit;
- oplegging van een gevangenisstraf van 5 maanden;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.
4. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met degene die hem in Ghana de cocaïne had verschaft en hem nadien op Schiphol heeft opgehaald, schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 514,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee reisschema’s, drie instapkaarten, een telefoontoestel, een SIM-kaart en een SIM-kaarthouder, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 33, 33a, 47;
Opiumwet: 2, 10.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
21. 1.00 stk diverse
reisschema;
22. 1.00 stk diverse
reisschema KLM;
23. 1.00 stk instapkaart
KLM;
24. 1.00 stk instapkaart
KLM;
25. 1.00 stk instapkaart
SWISS AIR;
van de nrs.
26 1.00 stk telefoontoestel kl: grijs
Motorola NTB
en
28. 1.00 stk telefoontoestel
Motorola NTB :
het toestel V3 met imei nr 3563391004600444;
29. 1.00 stk kaart
SIM-kaart;
30. 1.00 stk diverse
SIM-kaarthouder.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
het van de nrs. 26 en 28 niet hiervoor verbeurdverklaarde Motorolatoestel NTB, dus het andere toestel dan dat met imei nr 3563391004600444.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Terwiel-Kuneman, voorzitter,
mrs. Van Dam en Heidinga, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2006.
Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.