ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/500918-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dam
  • A. Terwiel-Kuneman
  • J. Heidinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne vanuit de Dominicaanse Republiek met voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 16 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de invoer van cocaïne. De verdachte, die vanuit de Dominicaanse Republiek naar Nederland reisde, had verklaard dat zij op weg was naar Frankrijk en dat zij enkele levensmiddelen voor familieleden van medepassagiers naar Schiphol moest meenemen. Tijdens de reis naar het vliegveld heeft een van de medepassagiers met toestemming van de verdachte boodschappen in haar koffer gedaan, waarvan de verdachte de inhoud niet heeft gecontroleerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als ervaren reiziger, een onaanvaardbaar risico had genomen door de inhoud van haar bagage niet te controleren, vooral gezien het feit dat het algemeen bekend is dat vanuit de Dominicaanse Republiek vaak verdovende middelen worden gesmokkeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de kans dat haar bagage cocaïne bevatte, en dat zij derhalve voorwaardelijk opzet had op de invoer van deze stof in Nederland.

De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van opzet, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals haar nieuwe baan en de komst van haar dochter. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen bewijsstukken waren overgelegd ter ondersteuning van deze omstandigheden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werden de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een vliegticket en instapkaart, verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en benadrukte de schadelijkheid van de ingevoerde hoeveelheid cocaïne, die bestemd was voor verdere verspreiding.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/500918-06
Uitspraakdatum: 16 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost – HvB Ter Peel, Evertsoord.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is in dier voege dat
zij op of omstreeks 23 juni 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het feit;
- oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.
4. Bewijs
4.1 Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat zij cocaïne in haar koffer meevoerde. De raadsvrouw van verdachte heeft op grond daarvan ter terechtzitting betoogd dat geen sprake is van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne in Nederland en heeft derhalve vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en subsidiair bewezenverklaring van de opzetloze variant.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat zij vanuit de Dominicaanse Republiek, waar zij al enige tijd verbleef, naar Frankrijk wilde reizen. Dominicaanse mensen, die zij slechts enkele keren had ontmoet, zijn met haar meegegaan naar een reisbureau en aldaar bleek dat de goedkoopste route was om naar Schiphol te vliegen en vervolgens per trein naar Parijs te reizen. Desgevraagd heeft zij deze mensen toegezegd enige levensmiddelen naar Schiphol mee te nemen bestemd voor familie van hen in Nederland. Zij moest de levensmiddelen afleveren aan iemand, [betrokkene 1] genaamd, die haar op Schiphol zou opwachten met een bordje met haar naam erop. Toen verdachte met deze mensen in een taxi op weg was naar het vliegveld, hebben zij, terwijl verdachte in de taxi bleef wachten, boodschappen gedaan bij een supermarkt en heeft één van hen, met toestemming van verdachte, de boodschappen in haar koffer gedaan. De inhoud van de koffer heeft verdachte niet meer gecontroleerd alvorens deze mee te nemen naar Nederland. Gelet op deze verklaring en de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat vanuit de Dominicaanse Republiek verdovende middelen worden gesmokkeld door deze te verstoppen in allerhande voorwerpen, heeft verdachte, die verantwoordelijk is voor de inhoud van haar eigen bagage, een onaanvaardbaar risico genomen door na te laten de inhoud ervan te controleren. Dit klemt temeer nu vaststaat dat verdachte een ervaren reiziger is. Verdachte heeft zich op deze wijze willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die bagage verdovende middelen zou bevatten, zoals ook inderdaad het geval was. Aldus heeft de verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een stof bevattende cocaïne.
Van de kant van de verdediging is aangevoerd dat van “willens en wetens” geen sprake kan zijn, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals een nieuwe baan in de Dominicaanse Republiek, het feit dat zij zich aldaar blijvend wilde vestigen en de omstandigheid dat haar jongste dochter een jaar bij haar zou komen wonen. Van deze omstandigheden zijn geen bewijsstukken overgelegd, zodat de rechtbank aan dit verweer voorbijgaat, daarbij in het midden latende of, indien wel bewijsstukken aanwezig zouden zijn geweest, zulks aan het aannemen van het voorwaardelijk opzet in de weg had gestaan.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan
in dier voege dat
zij op 23 juni 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 2688,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een instapkaart en een label, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 33, 33a;
Opiumwet: 2, 10.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
3. 1.00 stk vliegticket
Martinair;
4. 1.00 stk instapkaart
Martinair;
9. 1.00 stk label
Martinair.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dam, voorzitter,
mrs. Terwiel-Kuneman en Heidinga, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2006.
Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.