zaaknummer / rolnummer: 121914 / HA ZA 06-255
Vonnis van 16 augustus 2006
D.P.,
wonend te [woonplaats],
eiser in het verzet,
procureur mr. K.A. Martijnse,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OOSTZAAN,
zetelend en kantoorhoudend te Oostzaan,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. F.R. Duijn,
advocaat mr. M.R. van Buiten te Zaandam.
Partijen zullen hierna P. en de gemeente genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 april 2006 en de daarin genoemde processtukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2006 en de daarin genoemde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op 1 december 1998 heeft P. een bouwvergunning verkregen voor de bouw van een bedrijfsgebouw aan de Haal 94 te Oostzaan. P. heeft dit gebouw vervolgens laten bouwen.
2.2. Bij brief van 12 maart 2003 heeft de gemeente aan P. onder meer bericht:
“Tijdens de controle van de heer P. G. van de Regionale brandweer Zaanstreek, afdeling Preventie, op 10 maart 2000 is geconstateerd dat er sprake is van bouwen in afwijking van de bouwvergunningtekening. (...)
Op 29 november 2002 is bij u door de sector Preventie van de brandweer een winkelcontrole uitgevoerd. (...) Er is nogmaals geconstateerd dat het bouwwerk niet overeenkomt met de aan u verleende bouwvergunning. In de brief van 4 december 2002 bent u verzocht om de herziene tekeningen binnen vier weken in te dienen bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Oostzaan. Op 11 februari 2003 heeft u telefonisch contact opgenomen met dhr. Felic van Bouw- en Woningtoezicht en in dat gesprek toegezegd om de tekeningen van de werkelijke situatie van het bouwwerk binnen twee weken te overleggen. Inmiddels zijn vier weken verstreken en wij hebben geen tekeningen van u mogen ontvangen.
U krijgt éénmalig de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van deze brief (...) een nieuwe aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen bij de cluster Bouwen, Wonen en Milieu van de sector Grondgebiedzaken. Het gaat hierbij om een volledige nieuwe bouwaanvraag om de huidige situatie te legaliseren. Daarbij worden niet alleen de constateringen ten aanzien van de brandveiligheid beoordeeld, maar ook onder meer de bouwkundige aspecten en de welstand. (...)
Indien u kiest om niet binnen de gestelde termijn een bouwaanvraag in te dienen, gaan wij er vanuit dat u van deze gelegenheid geen gebruik wilt maken. In dat geval zullen wij een aanschrijving middels een last onder dwangsom opstarten, waarbij de last bestaat uit het binnen 8 weken na verzending van de aanschrijving (begunstigingstermijn) voldoen aan de verleende bouwvergunning van 1 december 1998 (...). Als u niet of niet geheel aan de last tot verwijdering c.q. aanpassing van het bouwwerk heeft voldaan, verbeurt u een dwangsom van € 40.000,-”.
2.3. Bij brief van 21 juli 2003, verzonden 30 juli 2003, heeft de gemeente aan P. een last onder dwangsom opgelegd. Deze brief houdt onder meer in:
“In onze brief van 12 maart 2003 (...) hebben wij u verzocht om binnen 6 weken na verzending van die brief een nieuwe aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen bij de cluster Bouwen, Wonen en Milieu van de sector Grondgebiedzaken. Het gaat hierbij om een volledige nieuwe bouwaanvraag om eventueel de huidige situatie te legaliseren.
Op 27 maart 2003 zijn door de Regionale Brandweer Zaanstreek de tekeningen (...) van Noordelijk Tekenburo in drievoud ontvangen. (...) Gegevens en bescheiden behorende bij een aanvraag om de bouwvergunning (...) hebben wij van u niet ontvangen. Hiermee heeft u niet voldaan aan de eis om een nieuwe bouwaanvraag in te dienen.
Op 22 mei 2003 hebben onze medewerkers (...) bij u een controle uitgevoerd. Er is geconstateerd dat de werkelijke situatie van het gebouw niet overeen komt met de verleende bouwvergunning en dat er sprake is van het in grote mate bouwen in afwijking van de bouwvergunning (...).
Op grond van het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht gelasten wij u om een einde te maken aan de (...) overtreding. U dient binnen vijf maanden (begunstigingstermijn) na de dagtekening van deze brief (...) alle in afwijking van de verleende bouwvergunning (...) uitgevoerde werkzaamheden ongedaan te maken dan wel in overeenstemming met de bouwvergunning te brengen.
Als u niet of niet geheel aan deze last heeft voldaan, verbeurt u een dwangsom van € 40.000,-. Wij vinden dat dit bedrag in redelijke verhouding tot de zwaarte van de overtreding staat. U verbeurt de dwangsom vanaf de eerste dag na afloop van de gestelde begunstigingstermijn”.
2.4. P. heeft op 2 september 2003 tegen dit besluit bezwaar ingediend. Dit bezwaar houdt onder meer in:
“Tegen de door u opgelegde waanzinnige dwangsom maak ik bezwaar, door onderstaande uitleg. (...) Nu, vijf jaar later, vraagt U mij om de aanvraag voor een nieuwe bouwvergunning, terwijl U nalatig bent geweest in een beoordeling tijdens de bouw. (...) U hebt mij met Uw brief de indruk gegeven dat ik zomaar wat heb gedaan en dat ik alles in de oude staat moet terugbrengen zonder daarbij Uw hand in eigen boezem te steken. (...)
De verontwaardiging is zo groot omdat er nooit gesproken is over een compleet nieuwe bouwaanvraag maar aanvullende tekeningen, ter beoordeling door de brandweer. Deze zijn ook inderdaad verzonden. Nogmaals, een nieuwe bouwaanvraag was volgens bouw- en woningtoezicht niet nodig. (...) Ik vraag u dan ook om te kunnen volstaan met aanvullende geveltekeningen en verzoek tevens om de resterende dakkapellen af te kunnen maken”.
2.5. Op 15 december 2003 heeft naar aanleiding van het bezwaar van P. een hoorzitting plaatsgevonden bij de Commissie bezwaar- en beroepschriften Oostzaan. Naar aanleiding van deze hoorzitting heeft de gemeente bij besluit van 23 december 2003 beslist dat P. een nieuwe begunstigingstermijn werd gegund, waarbinnen hij alsnog een nieuwe bouwaanvraag kon indienen om de feitelijke situatie te legaliseren.
2.6. Op 10 februari 2004 heeft P. aan de Welstandscommissie een ‘schetsplan voor gewijzigd uitvoeren’ ter beoordeling voorgelegd. De Welstandscommissie heeft hierover bij brief van 26 februari 2004 negatief geadviseerd.
2.7. De Commissie bezwaar- en beroepschriften Oostzaan heeft in een advies van 30 juni 2004 het bezwaar van P. ongegrond verklaard.
2.8. Naar aanleiding van dit advies heeft de gemeente bij beslissing op bezwaar van 28 september 2004, verzonden 6 oktober 2004, het bezwaar ongegrond verklaard, het bestreden besluit van 21 juli 2003 herzien in die zin dat de begunstigingstermijn van twee maanden aan zou vangen op de dag van verzending van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten.
2.9. Op 10 januari 2005 heeft de architect van P., S.P. Bruin van het Noordelijk Tekenburo te Worvershoof, namens P. een viertal tekeningen voor een nieuw welstandsadvies aan de gemeente gezonden.
2.10. De gemeente heeft op 13 januari 2005 de dwangsom verbeurd verklaard. Op 8 april 2005 heeft de gemeente P. een nota voor de dwangsom gezonden en op 12 juli 2005 en 9 augustus 2005 heeft de gemeente betalingsherinneringen gestuurd.
2.11. De gemeente heeft in juli 2005 een aantal tekeningen en op 30 augustus 2005 een gewijzigde bouwaanvraag van P. ontvangen.
2.12. Op 21 december 2005 heeft de gemeente een dwangbevel aan P. doen betekenen.
3.1. P. vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hem als goed oppossant zal verklaren tegen het dwangbevel van 21 december 2005 en het dwangbevel buiten effect zal stellen, alsmede de gemeente zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. P. heeft daartoe aangevoerd dat de dwangsom niet is verbeurd omdat hij met het indienen van de tekeningen aan de last heeft voldaan, dat de gemeente bij hem het vertrouwen heeft gewekt dat de benodigde vergunning zou worden verleend, dat de gemeente handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat de opgelegde dwangsom disproportioneel is.
3.3. De gemeente voert als verweer dat het dwangsombesluit formele rechtskracht heeft en niet meer ter beoordeling staat, dat de dwangsom terecht is opgelegd en dat de invordering rechtmatig is. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. In de eerste plaats heeft te gelden dat, nu tegen het dwangsombesluit een met voldoende waarborgen omklede administratieve rechtsgang openstond en P., door geen beroep in te stellen, daarvan geen gebruik heeft gemaakt, in de onderhavige procedure dient te worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het dwangsombesluit. Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt van formele rechtskracht rechtvaardigen, is niet gebleken. In de onderhavige procedure is derhalve uitsluitend de vraag aan de orde of de dwangsom is verbeurd en of de gemeente in redelijkheid kon besluiten tot invordering daarvan.
Dwangsom verbeurd
4.2. P. heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de dwangsom niet is verbeurd, omdat hij aan de last heeft voldaan. Dienaangaande heeft het volgende te gelden. Tussen partijen is, zoals ter comparitie is gebleken, niet in geschil dat de last, onverminderd de formulering daarvan in het besluit van 21 juli 2003, inhoudt dat P. ofwel alle in afwijking van de verleende bouwvergunning uitgevoerde werkzaamheden ongedaan moest maken dan wel in overeenstemming met de bouwvergunning moest brengen, ofwel een nieuwe bouwaanvraag in moest dienen.
4.3. P. heeft ter comparitie desgevraagd verklaard dat het bedrijfsgebouw na de bouw ongewijzigd is gebleven. Daarmee staat vast dat P. niet aan de eerst genoemde mogelijkheid om aan de last te voldoen, heeft voldaan.
4.4. Met betrekking tot de tweede mogelijkheid, heeft P. gesteld dat hij met het indienen van tekeningen aan de last heeft voldaan. Met de gemeente is de rechtbank echter van oordeel dat het toezenden van tekeningen aan de Welstandscommissie niet als het indienen van een bouwaanvraag kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat P., zoals hij ter comparitie heeft verklaard, geen nieuwe tekeningen bij de gemeente heeft ingediend omdat volgens zijn architect eerst de Welstandscommissie haar goedkeuring had moeten geven, komt voor rekening van P. en kan niet aan de gemeente worden tegengeworpen. Voorts geldt dat de overige tekeningen die door of namens P. zijn ingediend, wat daar overigens ook van moge zijn, eerst na ommekomst van de begunstigingstermijn op 7 december 2004 door de gemeente zijn ontvangen. Ook de mogelijkheid om een nieuwe bouwaanvraag in te dienen, heeft P. derhalve niet benut.
4.5. Gelet op het voorgaande, heeft P. niet aan de last voldaan en stelt de gemeente zich terecht op het standpunt dat de dwangsom is verbeurd.
Toetsing invorderingsbesluit
4.6. P. heeft aangevoerd dat de gemeente jegens hem in strijd met het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Nu echter het dwangsombesluit formele rechtskracht heeft, is voor een beoordeling van deze stellingen in de onderhavige procedure geen plaats.
4.7. Voorts zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of anderszins gebleken die met zich zouden brengen dat de gemeente in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht handelt door met behulp van het dwangbevel tot invordering van de verbeurde dwangsom over te gaan.
Dwangsom proportioneel
4.8. P. heeft tot slot nog betoogd dat de verbeurde dwangsom disproportioneel is, omdat deze in geen verhouding staat tot het beoogde doel van naleving van het bouwbesluit en omdat hij steeds zijn best heeft gedaan om aan de wensen van de gemeente tegemoet te komen.
4.9. Als uitgangspunt heeft te gelden, dat de hoogte van de dwangsom in een verzetsprocedure in beginsel niet meer ter discussie staat aangezien zulks in de procedure ten aanzien van de rechtmatigheid van het dwangsombesluit aan de orde dient te komen. Hoewel de rechtbank in afwijking van dit uitgangspunt in uitzonderlijke gevallen bevoegd is de dwangsom te matigen, ziet zij daar in het onderhavige geval geen aanleiding toe. De gemeente heeft ter adstructie van zijn stelling dat de opgelegde dwangsom redelijk is, aangevoerd dat de dwangsom een prikkel moet inhouden om aan de last te voldoen en dat met het oog daarop met de kosten van de verbouwing rekening is gehouden. De stelling van P. dat de verbeurde dwangsom disproportioneel is, kan in het licht van dit gemotiveerde betoog van de gemeente en gelet op hetgeen hiervoor in 4.3 en 4.4 is overwogen, niet slagen.
Slotsom
4.10. De slotsom is dat het verzet ongegrond is en dat de vordering moet worden afgewezen.
4.12. P. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht 248,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
5.1. verklaart het verzet ongegrond,
5.2. veroordeelt P. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2006.?