ECLI:NL:RBHAA:2006:AY8318

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630364-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. Scholte
  • Mr. Toeter
  • Mr. Burg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door vervoer van cocaïne met verkoopdoel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het vervoer van een handelsvoorraad cocaïne, met de intentie deze te verkopen aan een derde, die op zijn beurt de cocaïne in gebruikershoeveelheden zou verkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat cocaïne een schadelijke stof is voor de gezondheid en dat de handel hierin vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder strafbare feiten gepleegd door gebruikers die hun verslaving willen financieren. De verdachte heeft, met het oog op winstbejag, de gezondheidsrisico's voor de gebruikers genegeerd.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigd. De verdachte is strafbaar bevonden, en de rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van acht maanden had geëist, overgenomen. De rechtbank heeft de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is het resultaat van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2006.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630364-06
Uitspraakdatum: 22 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 02 mei 2006 te Amsterdam, in elke geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) vijfentwintig gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 2 mei 2006 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer vijfentwintig gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie
6.1 Eis van de officier van justitie
Door de officier van justitie is – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoer van een handelsvoorraad cocaïne met het doel deze te verkopen aan iemand die het op zijn beurt zou verkopen in gebruikershoeveelheden. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft met voorbijzien aan de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers kennelijk puur uit winstbejag gehandeld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2, 10 (oud) Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Scholte, voorzitter,
mrs. Toeter en Burg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Vledder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2006.
Mr. Scholte is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.